Wat is de betekenis van de armoede bij de jezuïeten vandaag?

Wat is de betekenis van de armoede bij de jezuïeten vandaag?

door  James Hanvey S.J.

door  James Hanvey S.J.

Onder jezuïeten is wereldwijd een onderscheidingsproces gaande over de beleving van de armoede in de orde. In dit kader schreef pater James Hanvey, lid van de Britse provincie en werkzaam in Rome, drie artikelen voor een bezinningsconsult van de Algemene Overste in januari 2021. Deze zijn voor Cardoner bewerkt en samengevoegd.

1          Armoede om Christus na te volgen

Sint-Ignatius en de eerste gezellen hechtten veel waarde aan armoede en ik zie daarvoor drie redenen: persoonlijke navolging van Christus, apostolische vrijheid voor missie, en als onderdeel van een evangelische vernieuwing van de Kerk.

1.1.    Navolging van Christus

Wij kiezen voor armoede omdat wij Christus willen navolgen: wij willen vertrouwen op Gods voorzienigheid en vrij zijn om het evangelie te dienen. De kern van deze armoede omwille van het Koninkrijk is een afhankelijkheid van God en een geloof dat God in onze behoeften zal voorzien.

1.2.    Vrijheid voor missie

Ignatius en zijn metgezellen namen het evangelie en vooral Christus’ opdracht om zonder beurs of tweede paar schoenen op weg te gaan op een directe en bijna letterlijke manier aan. In de Oefeningen ziet Ignatius dat armoede twee aspecten omvat: een geestelijk en een feitelijk. Ik denk dat het gemakkelijk is om het eerste te vergeten, en dat dat nochtans het fundament is om de tweede armoede vruchtbaar te maken. Die “geestelijke” armoede is een groeiende nederigheid tegenover God en anderen. Ze beweegt van een “ik-gerichte” wereld naar een “God-gerichte” wereld; een wereld waarin het dienen van anderen op de eerste plaats komt. In die zin is “geestelijke armoede” het vermogen om lief te hebben met een radicale en subversieve vrijheid.

1.3.   Armoede als vernieuwing en hervorming

Als armoede zowel een navolging van Christus is als een vrijheid voor de dienst van het Koninkrijk, dan is ze ook een getuigenis die kan inspireren tot vernieuwing en hervorming. Het is voor ons vandaag moeilijk te bevatten hoe machtig op economisch en sociaal gebied de kerk was in de tijd van Ignatius. De eerste jezuïeten wilden zo vrij mogelijk blijven van die opstapeling van rijkdom en bezit. Op die manier wilden zij niet alleen de vrijheid van de Sociëteit veilig stellen voor haar apostolische zending, maar ook geloofwaardig zijn in de missie van evangelisatie en kerkhervorming. Die armoede kan ook vandaag een geschenk zijn voor de Kerk.

2.    Heeft de armoede van de jezuïeten vandaag een waarde?

2.1   Materialisme en reductie van de menselijke persoon niet aanvaarden

Een van de diepste en subtielste vormen van armoede in onze cultuur is de reductie van de menselijke persoon tot een puur materiële entiteit. Zodra we die weg opgaan, heeft de persoon al snel geen transcendente waarde meer, maar alleen nog waarde in termen van nut en genereren van rijkdom. De mens wordt een wegwerpproduct en is uiteraard machteloos. Daarom is aandacht hebben voor de spirituele, intellectuele, psychologische en materiële dimensies van een leven, ongeacht iemands status of levenswijze, een van de meest radicale en transformerende dingen die we kunnen doen. Wij kunnen zo makkelijk blind worden voor de spirituele behoeften van armen en gemarginaliseerden. Als we dit vergeten, doen we onbewust mee aan de subtiele kleineringen van de samenleving. Onze armoede getuigt van de rijkdom van de menselijke persoon en van ons verlangen om de hele persoon te dienen.

Amartya Sen deelt een belangrijk inzicht wanneer hij zegt dat armoede niet alleen iets economisch is, maar een toestand die mensen berooft van de verwezenlijking van hun mogelijkheden. Dit uit zich in het niet kunnen deelnemen aan onder meer politiek, maar ook in het niet kunnen uitgroeien als persoon en relationeel. Het gemis aan onderwijs – vooral de vorming van de hele mens – is een van de pijnlijkste wonden die armoede toebrengt. Het reduceert niet alleen de uitgroei als mens, het maakt mensen ook kleiner in termen van sociale aanwezigheid. Op die manier lijdt de hele maatschappij eronder. Ik vraag me wel eens af of die bezorgdheid impliciet een rol speelde bij het besluit van de Sociëteit om, zo kort na haar stichting, zoveel te investeren in onderwijs?

2.2.   Geen grenzen aan Gods liefde

Onze armoede laat ook zien dat er geen grenzen of barrières zijn voor Gods liefde. Gods liefde weet niets af van paspoorten, visa of speciale toestemming. Ze geeft voorrang aan mensen die lijden en mensen in nood. Paulus herinnert ons eraan dat Christus arm is geworden, opdat wij rijk zouden worden. Dat is de logica en de dynamiek van de armoede van de jezuïeten én van alle religieuze armoede: de vrijheid om al onze menselijke en geestelijke middelen in te zetten om anderen rijk te maken, vooral diegenen die de maatschappij niet alleen als arm beschouwt, maar door politieke en economische keuzes ook arm houdt. Deze armoede, die het kenmerk is van de navolging van Christus, stelt ons dus ten dienste van de hele mensheid, in het bijzonder van de armen, op welke manier die armoede zich ook manifesteert.

2.3.  Contact met hen die materieel arm zijn

Onze dienstbaarheid en armoede impliceren een echte dienst aan en contact met armen op elk niveau. Het is maar al te makkelijk om “de armen” een abstract begrip of een statistiek te laten worden. Hoewel die noodzakelijk zijn om ons te helpen de kwestie op het niveau van beleid en de gevolgen ervan te begrijpen, mogen we nooit het gezicht, de persoon, uit het oog verliezen. Persoonlijke betrokkenheid en contact, hoe klein ook, helpen ons om met beide voeten op de grond te blijven. Wanneer Christus de Bergrede uitspreekt en “de gezegenden” noemt, denk ik dat hij ze concreet voor zich zag. Hij keek naar hen. Op die manier denk ik dat onze gelofte van armoede ons een “hart met ogen” kan geven om te zien wat onze samenleving maar al te vaak wil verbergen of onzichtbaar maken.

2.4.  De ideologie van de markt bevragen

Onze gelofte van armoede kan ons helpen om de illusie dat een of ander bezit of product ons geluk en status oftewel macht kan brengen, te doorzien. Door eerst de genade van geestelijke armoede te zoeken, komen we vrij van de tirannie van succes en erkenning; van het gerespecteerd willen worden. Het enige dat er echt toe doet is Christus en het verliezen van onze angst om voor dwaas te worden gehouden; om een outcast te zijn met de outcasts.

De praktijk van materiële armoede verschaft je ook de vrijheid om weg te geven en te delen. We hoeven ons niet vast te klampen aan dingen omwille van onze veiligheid, maar we kunnen ze uit handen geven ten bate van anderen. En aangezien de Sociëteit zich, dank zij Gods voorzienigheid, door alle lagen van de maatschappij kan bewegen, kunnen wij een betere spreiding van de goederen van de schepping – materieel, cultureel, intellectueel en spiritueel – vergemakkelijken.

2.5. Gemeenschap opbouwen

Onze armoede bouwt gemeenschap op, want we bezitten niet alleen dingen gemeenschappelijk, maar we hebben elkaar ook nodig, vooral de gaven en vaardigheden die anderen ons in onze armoede brengen. Je ziet dit voortdurend in gemeenschappen, zowel van religieuzen als leken, waar deze vrijgevigheid van hart aanwezig is. Dit is de vrucht van een doorleefde armoede en we worden er allemaal rijker van, materieel en geestelijk.

In een dergelijke “economie van armoede” ervaren we ook wat ik “de wet van de onevenredigheid” zou willen noemen. Het is eigenlijk een wet van genade: we ervaren dat behoeften en vragen altijd groter zullen zijn dan onze verlangens en middelen. Met andere woorden, levend vanuit “de wet van de onevenredigheid” – nooit genoeg om te doen wat we zouden willen doen – zullen we de pijn en frustratie ervaren die de keuze voor armoede met Christus met zich mee kan brengen. Maar ook dit is belangrijk, want het voorkomt dat we ons erop zouden beroemen, dat we onszelf zouden zien als het antwoord. Het ontzegt ons de macht om “de gever” te zijn, de baas, en het laat zien dat we afhankelijk blijven van God – we zullen altijd bedelaars van Christus zijn.

Door de ecologische crisis is er natuurlijk een andere dimensie van vrijwillige armoede scherper in beeld gekomen. Stel je een nieuwe economie en een nieuwe ecologie voor, als we de vrijheid zouden hebben om te breken met de eindeloze keten van verlangens, die hectische tredmolen van consumptie, en we dan zouden zoeken naar wat genoeg en duurzaam is. Dat zou niet alleen onze economische en ecologische verhoudingen veranderen, maar ook onze sociale verbanden hertekenen en terug in evenwicht brengen.

2.6.   Armoede en solidariteit

Armoede, gekozen omwille van Christus en in zijn dienst, erkent niet alleen onze afhankelijkheid van God, maar ook onze onderlinge afhankelijkheid. Ook dat hoort erbij. Veel van ons leven is gebaseerd op de behoefte om te verwerven en te accumuleren om “vrij” of “autonoom” te zijn. Onafhankelijkheid wordt tot een teken van kracht gemaakt en afhankelijkheid tot een teken van zwakte. Maar de gave van armoede omwille van Christus gaat hier tegenin, en legt de verborgen afgoderij en illusie ervan bloot. Ik ben eindig, ik ben geschapen, en hoezeer ik het ook probeer, ik kan niet ontsnappen aan deze fundamentele waarheid. Mijn vrijheid ligt in het aanvaarden; het aanvaarden van het geschenk van het leven dat ik heb ontvangen en de erkenning van Gods liefdevolle soevereiniteit die mij het geschenk van de hele schepping aanbiedt. Het houdt me gegrond in dankbaarheid, want het voorkomt dat ik vergeet dat ik niets heb dat ik niet heb ontvangen uit de vrijgevigheid van God en anderen. Uit deze “solidariteit” met alle geschapen dingen komt ook de verantwoordelijkheid voort om goed te gebruiken en niet te misbruiken, om te koesteren en te voeden, niet uit te buiten en te verwoesten; om te erkennen dat mijn realiteit geen zwakte is maar mijn plaats in een levensgemeenschap waar ik verantwoordelijkheden draag. Dit houdt in dat wij delen in het lijden en in de hoop die deze solidariteit met zich meebrengt.

De ultieme armoede en solidariteit liggen natuurlijk in de dood. Die ontdoet ons van alles wat we hebben, behalve van het goede dat we hebben gedaan en de liefde die we hebben gegeven en ontvangen. Alleen in deze ultieme armoede kan ik waarderen hoezeer mijn hele leven afhankelijk is geweest van anderen die hun rijkdommen met mij hebben gedeeld.

2.7.   Nooit voltooid

Het zou naïef zijn om te denken dat deze vruchten van de evangelische armoede gemakkelijk te plukken zijn en dat wij moeiteloos uit die genade kunnen leven. Het is een strijd, want we weten hoe gemakkelijk het is om verstrikt te raken in de illusies en de genoegens van de consumptie. Ook instellingen en religieuze gemeenschappen zijn hier niet immuun voor. Er is altijd de legitieme behoefte om verstandig te zijn, om materiële en sociale zekerheden te scheppen. De gelofte zelf kan trouwens een manier worden om controle over anderen uit te oefenen. Er kunnen in gemeenschappen verborgen hiërarchieën en onrechtvaardigheden bestaan die bepaald worden door degenen die toegang hebben tot middelen en degenen die dat niet hebben. We moeten erover waken dat niets in ons van wat onverlost en ziek is, zich vermomt als een vrome deugd: vooral wanneer armoede wordt tot vijand van vrijgevigheid, instrument voor controle, aanspraak op morele superioriteit of excuus voor slecht beheer van wat ons is toevertrouwd. De gelofte van armoede vergt dus permanente inzet en noeste arbeid; werk dat zowel innerlijk verwezenlijkt wordt als betrekking heeft op individuele en gezamenlijke activiteiten. Ik denk dat het helpt als we bedenken dat alle middelen die we hebben aan de armen van Christus toebehoren en ons zijn toevertrouwd ten bate van hen. Onze gelofte van armoede maakt ons vrij om genereuzer te zijn in het geven aan elkaar, en vooral aan hen die op welke manier dan ook in nood verkeren.    

  1. Voortdurende onderscheiding

Het lijdt geen twijfel dat Ignatius en de eerste gezellen, al voordat zij besloten een religieuze orde te stichten, gekozen hadden voor persoonlijke evangelische armoede in dienst van Christus. Toen zij zich aan Christus toevertrouwden en op Montmartre de gelofte aflegden Hem in zijn zending te volgen, hadden zij alles al opgegeven behalve de primaire levensbehoeften voor hun reis. Zij zijn die keuze altijd trouw gebleven, evenals de overtuiging dat evangelische armoede een noodzakelijke voorwaarde is om het evangelie te verkondigen. Ze is het kenmerk van authentiek getuigenis en vrijheid voor zending.

Het is interessant om te zien hoe dit alles wordt geïnterpreteerd en toegepast wanneer zij geconfronteerd worden met de eisen voor het stichten van nieuwe apostolische werken en colleges. Ze moesten niet alleen bedelen – wat ze graag aanvaardden – maar ze moesten ook nadenken over de noodzaak om dat vol te houden. Ze waren niet van plan compromissen te sluiten, maar ze beseften dat armoede gezien moest worden in het perspectief van de zending. Ook hier zit een risico. Er zijn altijd uitstekende en geldige redenen om materiële zekerheid na te streven, niet zozeer voor onszelf als wel voor ons dienstwerk. Daarom moet armoede worden beleefd met een waakzaam onderscheidingsvermogen.

In het Geestelijk Dagboek van Ignatius kunnen we lezen hoe diep deze kwestie gaat. Ze is de kern van de nieuw ontstane orde: hoe de gelofte van armoede als bron van evangelisch leven en zending – zowel persoonlijk als gemeenschappelijk – te beschermen en te behouden in dienst van de zending. Ignatius en de jonge Sociëteit leggen een praktijk vast met enkele centrale principes voor het proces van onderscheiding om zo het risico op compromissen uit te sluiten.

3.1       Drie kernbeginselen

    • In §553-54 van de Constituties is een eerste beginsel neergelegd: dat niemand iets mag veranderen aan wat in de Constituties over armoede staat, behalve dan dat het strenger wordt gemaakt. In zekere zin berust dit op het Fundament van de Oefeningen, want het is het teken van onze volledige afhankelijkheid van God: armoede is niet onderhandelbaar. Vervolgens wordt het concreet: apostolische jezuïeten en apostolische communauteiten mogen geen inkomsten uit vermogen verwerven. Dit wordt later verduidelijkt in de Generale Congregatie 31 en verwoord in de Aanvullende Normen (CN137).
    • Het tweede beginsel is neergelegd in §555-56 van de Constituties en houdt in dat, hoewel de werken van de Sociëteit of die waarvoor zij zorg of verantwoordelijkheid draagt, enige vaste inkomsten mogen ontvangen, de Orde daarover geen zeggenschap mag hebben. Met andere woorden, de Orde mag de schenking of de inkomsten niet bezitten.
      Ten eerste moet dit ervoor zorgen dat de Sociëteit nooit het vertrouwen op God los laat, “dat Hij alles zal voorzien wat nuttig kan zijn tot Zijn grotere lof en heerlijkheid”.
      Ten tweede zorgt dit ervoor dat de Sociëteit vrij blijft van financiële verplichtingen voor de zending. Het is de bedoeling dat weldoeners en giften de zending ondersteunen zonder die te bepalen.
    • Het derde beginsel, te vinden in §557, zegt dat de “geprofesten” en allen die de laatste geloften hebben afgelegd (§560) van aalmoezen moeten leven. Zij mogen geen gebruik maken van vaste inkomsten van het huis of van de werken waarvan zij deel uitmaken.

We zien dat deze drie beginselen fundamenteel maar minimaal zijn. Ze zijn bedoeld om de accumulatie van rijkdom en de daarmee gepaard gaande verplichtingen te voorkomen, en om de onafhankelijkheid en vrijheid van de Sociëteit te bewaren voor haar zending.

3.2      Interpretatie

Door de eeuwen heen moesten deze drie “beginselen” worden toegepast en geïnterpreteerd naar gelang van de verschillende culturen en veranderende situaties – in de 16e eeuw was er geen sprake van online bankieren, beleggen of creditcards! Maar ik denk dat ze bijzonder duidelijk zijn; ze behouden de fundamentele oriëntatie van onze gelofte als een van zowel innerlijke als materiële vrijheid voor de zending.

Deze “principes” helpen ons te zien hoe de gelofte van armoede van de Sociëteit niet in de eerste plaats een opgelegde ascese inhoudt, hoewel dit er ongetwijfeld deel van uitmaakt, maar bedoeld is om vrij te zijn met de Verrezen Christus in zijn zending – Christus die zelf alles ontvangt van de Vader. Deze armoede maakt ons volledig afhankelijk van God; geestelijk en materieel grondvest zij ons in ons geschapen zijn. Zij brengt ons terug in de grote gemeenschap van alle geschapen dingen, en herschikt onze onderlinge afhankelijkheidsrelatie met hen. Op die manier biedt zij een verlossende of herstellende genade en stelt zij ons in staat dienaren van die genade te worden voor anderen, ja, voor heel de schepping. Bijgevolg moet de armoede van de Sociëteit gekenmerkt worden door grote vrijgevigheid en dankbaarheid. Het gaat om de vrijheid, zonder voorwaarden gezonden te worden, uitsluitend in dienst van Jezus Christus; om de wereld te omhelzen met Zijn kostbare en tegelijk mateloze liefde.

bron: drie artikelen op https://www.jesuits.global/
 vertaling en bewerking: Jan Stuyt S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel