Roepingenpastoraat: de tekenen van de tijd

Roepingenpastoraat: de tekenen van de tijd

door David Braithwaite S.J.

door David Braithwaite S.J.

 De roepingenpromotor van  de Australische jezuïeten over kandidaten en mogelijke obstakels, en over het bevorderen van nieuwe aanwas.  Hij hield deze toespraak in 2013   op een provinciedag.  Zijn observaties gelden evenzeer voor West-Europa als voor Australië. Bedoeling is niet het laatste woord over roepingenpromotie te zeggen, maar een gesprek over dit onderwerp op gang te brengen.

Onze provincie heeft de laatste twee jaar geen novicen gehad. Ons noviciaat is leeg. En om deze situatie nog verwarrender en onaangenamer te maken: bij ons is niet dezelfde opleving in het aantal roepingen te constateren die er wel is in sommige andere ordes en congregaties en in een aantal bisdommen in Australië en andere westerse geseculariseerde culturen. Als roepingen-promotor zou ik willen weten waarom.

Als een poging om op die vraag een antwoord te geven, kan ik alleen mijn eigen observaties met u delen met betrekking tot wat er gaande is in de huidige context voor roepingen. Wat hier volgt is een schets van een onderzoek dat ieder van ons op zijn eigen manier zou moeten doen. Het is niet bedoeld als een definitief oordeel; het is het begin van een traject voor verdere analyse.

Twee categorieën

Ik zou een paar karakteristieken aan willen geven die ik zie in de jonge mensen die belangstelling hebben om jezuïet te worden. Deze mannen kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld. Grofweg: deze categorieën doen geen recht aan de overlappingen die er zeker zijn, maar ze kunnen ons wel helpen om helderheid te krijgen. Er zijn ook nog andere categorieën mogelijk, maar ik zal me beperken tot twee.

Voor de eerste categorie betekent katholiek-zijn en het gevoel hebben geroepen te zijn dat zij duidelijk uitkomen voor een identiteit die haaks staat op de heersende cultuur. Het betekent de herontdekking van een intellectueel en spiritueel katholiek wereldbeeld, het herstel van het begrip traditie en de verbreding van de definitie van “verstand”, zó dat dit wezenlijk openstaat voor het geloof.

Deze jonge mensen willen openlijk katholiek zijn en leggen zich niet neer bij de heersende cultuur van een vijandig secularisme of van onverschilligheid ten aanzien van religie rondom hen. Het zijn vaak mensen die serieus nadenken over een consistent wereldbeeld en die  niet tevreden zijn met de oppervlakkigheid waarmee ze zich overspoeld voelen. Ze komen krachtig op voor een persoonlijke identiteit, die actief ingaat tegen geboden alternatieven. Er zit een zekere gespierdheid in hun houding, en daardoor ook iets van agressie, wat de duistere kant is van hun spiritualiteit. Het Dawkins-Hitchensfiasco zet hen alleen maar tot meer vastberadenheid aan. Ze zijn op zoek naar een antropologie en een sociologie die natuur en genade integreren. Het zijn vertegenwoordigers van de meer complexe houding tegenover het secularisme in de kerk vandaag in tegenstelling tot een vorige generatie. Dientengevolge staan ze wantrouwend tegenover de oudere generatie in de kerk, die naar hun mening leiding heeft gegeven aan een onmiskenbaar verval, maar niets wil weten van de realiteit van dat verval. Kortom: ze zijn geneigd wanneer ze zich in een gezelschap van oudere priesters en religieuzen bevinden, zich in een omgeving te wanen waar de tijd stil is blijven staan en niets is wat het schijnt te zijn.

Dit maakt hen kwetsbaar voor valse profeten, die gedijen waar somberheid de overhand heeft. Ze zijn het doelwit van zekere krachten die hen actief misleiden door hen te waarschuwen dat speciaal de Sociëteit van Jezus op weg is naar de ondergang. Ondanks deze serieuze obstakels zullen we toch hoogst waarschijnlijk uit deze categorie van zoekers roepingen krijgen, als we nog roepingen krijgen. Hun gegalvaniseerde wereldbeeld biedt een zeker idealisme, dat een vruchtbare bodem is om aan het religieuze leven zin te geven als deel van een breder en voor hen begrijpelijk verhaal, dat sterk genoeg is voor een duurzame roeping. Kortom: ze zijn duidelijk katholiek en kunnen als zodanig een roeping hebben om jezuïet te worden.

Nu Franciscus onze paus is, zijn we beter dan ooit in staat om deze groep te bereiken en hen te overtuigen van onze echte liefde voor de kerk. Deze groep moet zorgvuldig en met sympathie begeleid worden naar een echte en waarachtig katholieke identiteit die de reële risico’s van rigiditeit, formalisme en politisering van het geloof vermijdt. Jezuïeten zijn heel wel in staat om kritisch en toch gelovig en orthodox het zo noodzakelijke tegenwicht te bieden. We moeten hen niet in de steek laten of eenvoudig afdoen als “restauratief” of iets dergelijks.

De tweede categorie van mogelijke kandidaten betreft degenen voor wie onze manier van leven heel aantrekkelijk is. Zij voelen zich duidelijk meer getrokken tot de dienst aan de armen en zijn echt bezig met de vraag wat gerechtigheid, sociaal en economisch, betekent. Ze zijn op zoek naar een diepere en meer spirituele fundering van hun groeiend activisme. Ze zijn niet van mening dat wij zijn “afgedwaald”. Maar ze missen vaak iets wat cruciaal is: het geloof in Jezus Christus en zijn kerk.

Dit is het soort van jonge mensen waarvan we hopen dat ze zouden intreden. Sommigen van hen hebben mij verteld dat ze “morgen zouden intreden”, zelfs ondanks het celibaat, als zij konden geloven wat wij geloven en zoals wij geloven. Ze staan betrekkelijk onkritisch tegenover de hen omringende cultuur, behalve van tijd tot tijd de consumptiemaatschappij en het materialisme. Ze zijn het niet eens met de kerk met betrekking tot abortus en andere gevoelige punten van de morele leer van de kerk op het gebied van seksualiteit. Wat betreft de religie hebben ze moeite met de publieke eredienst en eigenlijk met ieder openlijk uitkomen voor je geloof, ofschoon  ze zich merkwaardig genoeg gewoonlijk goed voelen bij de religiositeit van oosterse culturen. Hun geloof, als daar sprake van is, is een privézaak. In mijn ervaring worden ze aangetrokken door het voorbeeld van specifieke jezuïeten die ze kennen, maar niet door het idee de kerk te dienen. Ze zijn niet in aanraking gekomen met een katholieke cultuur die voor hen begrijpelijk was. Jammer genoeg zullen ze hoogst waarschijnlijk, ondanks de vele gaven die ze hebben en hun idealisme, nooit de stap zetten in te treden in ons noviciaat.

Ideeën die niet helpen

Er zijn een aantal ideeën die niet bevorderlijk zijn voor roepingen voor de Sociëteit in Australië. Het lijkt mij een taak van de roepingenpromotor om die ideeën ter sprake te brengen, en het is ook mijn taak, denk ik, weerwerk te leveren.

Een eerste idee dat volgens mij in onze provincie bestaat, kan als volgt worden omschreven: “De achteruitgang van het aantal roepingen betekent de opkomst van het tijdperk van de leek en is het werk van de Heilige Geest. De massieve achteruitgang van de roepingen in sommige – niet alle – religieuze ordes en in de bisdommen en ook in de Sociëteit in Australië mag men verheugd toeschrijven aan de werking van de Heilige Geest, die verlangt zowel het religieuze leven als het gewijde priesterschap te doen verdwijnen ten gunste van een kerk die exclusief door leken geleid wordt.”

Zo’n idee van kerk ontkent het gewijde priesterschap en het religieuze leven. Te beweren dat dit op de een of andere manier Gods bedoeling is, gaat lijnrecht in tegen de geschiedenis van de kerk en de roeping van iedere jezuïet – of misschien niet van iedere, en is juist dat waar het om gaat – vooral van de jongere jezuïeten.

Als je een jongere jezuïet bent en je krijgt te horen dat het priesterschap en het religieuze leven niet alleen in belang afnemen, maar ook dat dit een goede zaak is die zo bedoeld is door God, kan dat die jezuïet het gevoel geven dat hij is als de betreurenswaardige figuur die het bericht van het hoofdkantoor niet doorkreeg dat zijn positie niet meer bestaat. Misschien is dit een idee uit de jaren zeventig, tachtig en begin negentig, toen er een algemene verwarring heerste omtrent de zin en het bestaan van het priesterschap en het religieuze leven. Dit idee is niet te vinden in de documenten van Vaticanum II en in geen van de documenten van onze Algemene Congregaties. Het is een rationalisatie en duidelijk een sterk vergif, maar gepresenteerd als een kalmeringsmiddel om op een aangename manier te sterven.

Een tweede slecht idee: “Als ik een roeping tot jezuïet bevorder, ben ik impliciet de roeping van de leek aan het ondermijnen.” Dit idee beschouwt de relatie tussen de roeping van leken en die van priesters als een fundamentele strijd tussen beide, zodat het bevorderen van de ene roeping de ondermijning van de andere ten gevolge heeft en omgekeerd. Het is duidelijk dat dit idee vernietigend is voor roepingen. De ene roeping bevorderen is niet hetzelfde als de andere als waardeloos beschouwen. Er is geen zinnige samenwerking tussen leken, priesters en religieuzen mogelijk, zoals voorzien door Vaticanum II en de daaropvolgende Algemene Congregaties, zonder een duidelijk respecteren van zowel de verschillen als de overlappingen, als gevolg van het doopsel, van de verschillende roepingen. Ze kunnen logisch en ontologisch alleen bestaan in relatie met elkaar. Ik zou met kracht naar voren willen brengen dat deze valse rivaliteit iedere roeping ondermijnt, en niet alleen die tot het priesterschap of het religieuze leven.

Een derde slecht idee: “Jonge mensen zijn vandaag de dag meer op zichzelf gericht en hebben angst zich te engageren.” Vooral voor allerlei oudere katholieken is dit op het eerste gezicht een aantrekkelijke gedachte. Daardoor wordt de verantwoordelijkheid voor het gebrek aan roepingen gelegd op de schouders van de jongeren en niet op die van ons. Maar in mijn ervaring is het allerminst waar. De jongeren zijn edelmoedig en idealistisch. Ze verlangen de armen te dienen en zijn goede vrienden voor elkaar. Ze zijn huiverig zich te engageren, maar eerlijk gezegd is dat iets wat ze gemeen hebben met de twee laatste generaties, inclusief mijn eigen generatie. Ze zijn nog rusteloos op zoek naar God en verwachten van ons dat wij hen begeleiden op die spirituele tocht. Hen eenvoudig afdoen als op zichzelf gericht is niets minder dan een uitvlucht.

Een vierde bewering die niet helpt: “We willen geen behoudende roepingen. Dat zijn niet de goede roepingen voor de Sociëteit.” Wat zo verontrustend is in deze houding is het geheugenverlies bij degenen die deze mening spuien. Het ligt in de natuur van de rustige, of niet zo rustige, groei en ontwikkeling van het geloof dat die in fasen verloopt. Feitelijk zal een geloof dat in zijn jeugd geen vroomheid gekend heeft de fundering, of als je wilt de steigers, missen van devoties en een katholieke cultuur die leiden tot een meer intens innerlijk geloofsleven tijdens de volwassenheid. Leven met devoties biedt een wereld van symbolen, die de katholieke cultuur zichtbaar maken en met geloof vervullen.

Wel zal het voor de vorming belangrijk zijn deze jonge mensen te brengen tot een liefde voor Christus die meer onderscheidend en ook vrij is. We moeten vorming de kans geven ook werkelijk te vormen en niet al te veel proberen op de ideologische toer te gaan. Meevoelen en broederlijkheid zullen meer bereiken dan eindeloze tirades over de Nieuwe Vertaling of over alles wat er mis is in de Romeinse curie. Alsjeblieft, ontmoedig het vrome leven in de jonge mens niet en herinner je tenminste dat je ook zelf misschien ooit tot die vrome jongeren behoorde. Als je wilt dat er roepingen komen, moedig dan met klem de oprechte vroomheid in de jonge mensen aan.

Een vijfde slecht idee: “Als je bekommerd bent om de gerechtigheid voor de armen, dan kun je niet tegelijk je ook iets gelegen laten liggen aan kwesties van orthodoxie.” Dit valse idee dat doctrinaire orthodoxie en een geloof dat om gerechtigheid vraagt elkaar wederzijds uitsluiten, moet worden afgeschoten. Het is een zichzelf vervullende profetie die berust op het indelen van katholieken in de categorieën van “liberaal” en “conservatief” die niets te maken hebben met het evangelie en alles met een seculiere en politieke manier van spreken. Het is interessant op te merken dat de nieuwe hoofdredacteur van het tijdschrift America van nu af aan het gebruik van deze twee termen in dit blad verboden heeft. Deze manier van in-vakjes-stoppen maakt krachteloos. Het biedt niets waardevols aan het leven van de kerk om minstens twee redenen: ten eerste is het onnauwkeurig en misleidend (er zijn bv. veel katholieken die reële moeilijkheden hebben met algemeen aanvaarde abortus en toch de emancipatie van vrouwen beschouwen als een van de belangrijke uitdagingen voor de mensheid; of die ziek zijn van het klerikalisme en toch positief staan tegenover het priesterschap en zich realiseren dat er geen kerk kan bestaan zonder gewijde priesters). En ten tweede is het een manier van spreken die pleit tegen de liefde, doordat ze de kerk terugbrengt tot iets als een politieke partij, waarin het gaat om “vijanden” en “ware gelovigen”. Het is een cynische en niet-theologische manier van spreken, die vreemd is aan het Volk van God.

Een zesde slecht idee: “Jezuïet-zijn en katholiek-zijn kun je scheiden.” Dit is een vreemd idee dat een geweldige belemmering is voor roepingen. Het is in ieder opzicht een idee dat onmogelijk is vol te houden zonder de ignatiaanse  traditie met wortel en tak af te wijzen. Wij bestaan omdat we een deel zijn van de ene kerk die ons door Jezus Christus gegeven is. Wij zijn niet en kunnen nooit zijn een kerk binnen een kerk. Dit speciale idee is geboren uit het gezonde verlangen om binnen de kerk ruimte te bieden aan hen die van haar vervreemd zijn. Ik heb geen twijfel over de pastorale noodzaak om soms een veilige haven te bieden. Maar deze pastorale benadering verharden tot een soort contra-ecclesiologie is een dwaalweg en zal ons vervreemden van die jonge mensen voor wie de vereenzelviging met de universele kerk een belangrijk element is in hun roepingsgeschiedenis.

Wat staat ons te doen?

Ervan uitgaande dat deze ideeën de wereld uit moeten, kunnen we ons afvragen wat wij kunnen doen om roepingen voor de Sociëteit in Australië te bevorderen. Dat zal ook inhouden: het zoeken naar wegen om de roeping tot jezuïet weer op de kaart te zetten voor jonge mensen speciaal in onze scholen.

Breng het ter sprake bij jonge mensen. Zeg een jongeman dat je kwaliteiten in hem ziet die een goed jezuïet van hem zouden maken, als je die kwaliteiten ziet. Zelfs als hij geen belangstelling heeft om jezuïet te worden, zal hij zich gevleid voelen door je suggestie en het resultaat kan zijn dat je een dieper geestelijk gesprek met hem hebt.

Schep in je apostolaat een sfeer die iedereen aanmoedigt om zich af te vragen wat zijn roeping is en niet alleen zijn carrière. Wijs in het bijzonder op de mogelijkheid dat jonge mensen zich totaal en radicaal zouden geven aan Jezus Christus door een leven als jezuïet.

Kom duidelijk uit voor jouw dienst in de kerk. Laat je liefde voor de kerk zien en wat ze aan goeds doet, terwijl ze ook open blijft voor allen die een ander geloof of geen geloof hebben. Laat aan de wereld en aan anderen in de kerk zien wat “kritisch én gelovig” betekent. Verdoezel het goede niet dat de kerk dagelijks doet in scholen, universiteiten, parochies, ziekenhuizen, verzorgingshuizen en hospices, hier en overal in de wereld.

Maak ruimte voor het gebruik van religieuze symbolen en moedig dit aan. Wijs op de rijke geschiedenis van de heiligen en martelaren van de Sociëteit. Bevorder de devotie tot de heiligen, tot Maria en het Heilig Hart in jullie huizen, scholen, parochies en bureaus. Belemmer nooit het openlijk uitdragen van de katholieke cultuur, die het mogelijk maakt dat er een duidelijk katholiek verhaal ontstaat. Ik zal het hele werk van het roepingenpastoraat toewijden aan het  Heilig Hart – dat wil zeggen aan het oneindige mededogen en de barmhartigheid van God.

Als je een zoon hebt, moedig hem dan aan zich af te vragen of hij een roeping als jezuïet heeft. En laat hij zijn vrienden, waarvan hij denkt dat ze misschien een roeping hebben, aanmoedigen om hetzelfde te doen. In ieder geval zal je zo voorkomen dat hij de indruk krijgt dat je het zou afkeuren als er sprake zou zijn van zo’n roeping. Je zou dan wel eens een dieper gesprek met hem kunnen hebben over de zin van het leven.

Bid voor roepingen tot het jezuïetenleven. Organiseer het maandelijks bidden van de rozenkrans of aanbidding van het Allerheiligste en vier de eucharistie om roepingen te verkrijgen. Bid in je eigen dagelijks gebed dat we roepingen zouden krijgen en ze ook waardig zouden zijn.

Het volgende zullen sommigen misschien vreemd vinden: als je werkzaam bent in een parochie of school, organiseer dan een vereniging van misdienaars. Bijna alle seminaristen en priesters waren ooit misdienaar. Dit zal de liefde voor de eucharistie actief bevorderen als een weg naar een diepere en meer affectieve relatie met Jezus Christus. En liefde voor de eucharistie bevordert weer de liefde voor de kerk.

En tenslotte, het belangrijkste wat wij als jezuïeten kunnen doen om roepingen voor onze manier van leven te bevorderen, is het delen en openlijk tonen van de diepe vreugde die wijzelf ervaren in het mogen beleven van een roeping tot deze geringe Sociëteit. Het vervullen van onze zending en onze intellectuele bezigheden zullen nergens toe leiden, als deze vreugde die onze liefde voor Jezus Christus laat zien eraan ontbreekt. We zouden er beter in moeten slagen dit te delen zowel met jongeren als met ouderen.

Toespraak door roepingenpromotor van  de Australische jezuïeten provincie van de Sociëteit van Jezus op een provinciedag, augustus 2013. Pater Braithwaite beschrijft eerst twee categorieën van jongemannen die een jezuïetenroeping zouden kunnen hebben. Vervolgens analyseert hij zes gangbare overtuigingen die een obstakel voor roepingenpromotie vormen. Tot slot doet hij enkele suggesties om actief roepingen te bevorderen. Zijn observaties gelden evenzeer voor West-Europa als voor Australië. Bedoeling is niet het laatste woord over roepingenpromotie te zeggen, maar een gesprek over dit onderwerp op gang te brengen.

uit: Province Express, A newsletter of the Australian Jesuits, september 2013

vertaling: Hans van Leeuwen S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel