Jezuïeten als bruggenbouwers Een wereldwijde opdracht.

Jezuïeten als bruggenbouwers  Een wereldwijde opdracht.

door Jerry Martinson S.J.  Het is eigen aan jezuïeten om bruggen te bouwen  op spiritueel en cultureel gebied, aldus Jerry Martinson, Amerikaans jezuïet in Taiwan, bij de viering van honderdste verjaardag van de Californische provincie van de jezuïeten. Hij hield er deze – licht ingekorte – toespraak. 

door Jerry Martinson S.J.

 Het is eigen aan jezuïeten om bruggen te bouwen  op spiritueel en cultureel gebied, aldus Jerry Martinson, Amerikaans jezuïet in Taiwan, bij de viering van honderdste verjaardag van de Californische provincie van de jezuïeten. Hij hield er deze – licht ingekorte – toespraak. 

Inleiding

Wellicht is het u bekend dat ik tot het slag mensen behoor dat vroeger aangeduid werd als “buitenlandse missionarissen”. De afgelopen 42 jaar heb ik in Azië gewoond. Ik heb voornamelijk gewerkt op het gebied van communicatie en media. In de moderne wereld zijn er geen duidelijke grenzen meer tussen “buitenlandse” en “inheemse” missionarissen.

Ik zou mijn ervaringen en overpeinzingen willen samenvatten met het algemene symbool van de brug en het bouwen van bruggen. Er bestaan allerlei soorten bruggen: enorme bruggen als de Golden Gate Bridge, sierlijke stenen bruggen over rivieren en kanalen in China, en de handige bruggen van hout en bamboe waarmee volkeren en gemeenschappen overal in ontwikkelingslanden met elkaar in contact komen. De bedoeling van een brug is dat ze praktisch is en ergens toe dient, maar ze kan evengoed vindingrijk en mooi zijn.

Sinds lang bouwen jezuïeten bruggen op geestelijk en cultureel gebied en veel daarvan is creatief en baanbrekend werk. Neem nu China: aanvankelijk was er niemand die aan de jezuïeten kon vertellen hoe ze tewerk moesten gaan in China en hadden ze geen voorbeeld dat ze konden volgen. Laat mij jullie vertellen over een voorbeeld van buitengewone bruggenbouw ontleend aan een recente documentaire, een coproductie van onze eigen Kuangchi Program Service in Tapei en een productiemaatschappij uit Nanjing. Het programma vertelt de geschiedenis van de Duitse jezuïetenmissionaris Adam Schall von Bell, die het werk voortzette van Matteo Ricci in China.

 Adam Schall was naar China gezonden omdat hij een vermaard wiskundige, een man van  wetenschap en een sterrenkundige was. Door zijn talenten, vastbeslotenheid en vernuft was hij van grote betekenis tijdens de late Ming- en de vroege Qing-dynastieën, waaronder hij vriend en raadsman werd van niet slechts één maar van drie keizers van China. Schall had toegang tot het keizerlijk paleis en woonde zelfs de kroning van de Shunzhi-keizer bij, omdat diens oom, de prins-regent Dorgon, gehoord had dat Schall een nieuwe en nauwkeurige kalender had voltooid, waaraan Matteo Ricci en Paul Xu Guangqi onder de voorafgaande Ming-dynastie waren begonnen. Voor Chinese keizers was niets zo belangrijk als een nauwkeurige kalender. Wanneer de keizer in staat was om foutloos de tijd te berekenen en verschijnselen in het heelal te voorspellen, maakte dit de dynastie bijzonder geloofwaardig, omdat daarmee bewezen werd dat ze afgestemd was op de Heer van de Hemel en haar mandaat ontvangen had van de Hemel. Schall werd bevriend met de jonge keizer en was zijn leraar en leidsman. De keizer noemde Schall “Mafa” of “Opa”, en bij vele gelegenheden kon Schall de keizer hulp bieden en zelfs de loop van historische gebeurtenissen in China veranderen.

Toen Dorgon, om zijn macht over het Rijk te bevestigen, plannen maakte om de jonge keizer en zijn moeder naar een andere verblijfplaats buiten de Verboden Stad over te brengen, kwam Schall tussenbeide. Schall beweerde dat bepaalde tekens en bewegingen die hij kort tevoren aan de hemel had waargenomen, erop wezen dat het wellicht geen geschikte tijd was om te verhuizen. Dit verontrustte de bijgelovige Dorgon en hij gaf zijn voornemen op, tot grote opluchting van heel het keizerlijk hof. Vanaf toen beschouwden de keizerin-moeder en haar zoon Schall als een heilig man, iemand die niet alleen verstand had van de sterren maar ook van gewone zaken. Schall werd een intiem lid van de keizerlijke familie. Toen hij al wat ouder was legde de keizer het eens aan met een concubine, verliet het paleis en gaf zijn keizerlijke verplichtingen op. De keizerin-moeder wendde zich tot Schall en smeekte hem met haar zoon te praten. Schall overtuigde de keizer dat hij terug moest naar het paleis en zijn verantwoordelijkheden weer op zich moest nemen. Nooit in de geschiedenis van China heeft een buitenlander een dergelijke invloed op een Chinese keizer gehad. Het was ongehoord.

Schall was een meesterlijk bruggenbouwer geworden en bewees dat het mogelijk was in China belemmeringen te overwinnen van geografische, taalkundige, culturele en godsdienstige aard. Toen de jonge keizer tenslotte de pokken kreeg en op zijn sterfbed lag, vroeg hij Schall hem raad te geven bij de benoeming van zijn opvolger. Normaal gesproken zou dat de oudste zoon zijn, maar Schall suggereerde een andere zoon, die reeds de pokken had overleefd. In de wetenschap dat hij voor de gevaarlijke ziekte immuun was, was het te verwachten dat deze langer zou leven. De keizer volgde deze raad op en koos de man die de Kangxi-keizer werd, de langst regerende en meest gewaardeerde keizer uit de Chinese geschiedenis. Deze keizer vaardigde uiteindelijk het edict uit waardoor de katholieke kerk in China gelegaliseerd werd. Schall heeft geen enkele keizer tot het  katholicisme bekeerd, maar door de creatieve manier waarop hij bruggen wist te slaan, droeg hij bij aan de vestiging van de kerk in China en veranderde feitelijk de loop van de Chinese geschiedenis.

Van de eerste jezuïeten in China – Valignano, Ricci, Schall, Verbiest, Castiglione – wordt vaak gezegd dat ze reuzen waren, gezien hun wijze en creatieve initiatieven tot inculturatie. Betekent dit dat wij, die niet over zulke genialiteit en heldenmoed beschikken, een soort minder bekwame jezuïeten zijn? Ik ben ervan overtuigd dat dit niet het geval is. Maar het is ook waar dat de meesten onder ons in het merendeel van de gevallen – en voelt u zich hierdoor alstublieft niet beledigd – meer weg hebben van een generatie van hobbits – klein, onhandig en beperkt, maar gewapend met de beste bedoelingen en hard aan het werk om een zending te vervullen die naar onze overtuiging uiterst belangrijk is. Het kan wel zijn dat we niet veel jezuïeten zien die even geniaal zijn als een Ricci, een Schall of een Castiglione, maar we zien wel vaak jezuïeten die dapper gebruik maken van de talenten waarover ze beschikken – ook al zijn ze slechts van “hobbitformaat” – en die met grote energie zich aan hun zending wijden. Naar mijn mening is dat wat God van ons vraagt. Misschien vraagt God wel een reeks andere dingen, zoals samenwerking, onderlinge verdraagzaamheid en solidariteit; en ook aanmoediging, om de talenten die we hebben verder te ontwikkelen en te gebruiken.

Laten we nog eens nader kijken naar die heldhaftige figuren waarover wij spraken. Tegenwoordig worden ze geprezen als voorbeelden van inculturatie, als reuzen en heiligen, maar het is ook waar dat ze fouten konden maken en onvolmaakte mensen waren. Soms waren ze onruststokers. Zij waren ook degenen die de oversten en kerkelijke gezagsdragers de grootste kopzorgen gaven. Eerlijk gezegd werden ze soms beschouwd als de “zwarte schapen”, die te snel vooruit wilden, te veel vroegen en de regels en tradities oprekten tot ze knapten.

Matteo Ricci viel zijn oversten in Europa voortdurend lastig met verzoeken om meer kostbare geschenken, meer boeken, meer wetenschappelijke instrumenten en meer talentvolle jezuïeten voor China. Het is niet moeilijk zich de gevoelens in te denken van de oversten, telkens als zij een brief kregen van Ricci! Hij stelde voor de Chinese katholieken toe te staan deel te nemen aan plechtigheden ter ere van hun voorouders. Velen buiten en ook binnen de Sociëteit kwamen daartegen in het geweer. Eeuwenlang verdachten kerkelijke gezagsdragers Ricci ervan dat hij riten bevorderde die gevaarlijk veel op afgoderij leken.

Adam Schall werd door de Chinese keizers gedwongen om kanonnen te maken, een zoon te adopteren en het leven te leiden van een machtig mandarijn in het keizerlijk paleis – dat was een levensstijl die in het geheel niet strookte met die van een eenvoudige jezuïetenmissionaris. Op een bepaald moment werd hij bijna uit de Sociëteit ontslagen vanwege de wijze waarop hij leefde. En toch zou de nog onervaren kerk in China niet stand hebben gehouden zonder de betrekkingen van Schall met de keizers.

Broeder Giuseppe Castiglione is beroemd omdat hij in de Chinese schilderkunst kleur en perspectief introduceerde, en jarenlang bestond zijn apostolische opdracht in het schilderen van dieren. Maar dat niet alleen: hij schilderde ook de vrouwen en bijvrouwen van de keizers. Dat was wel het laatste wat je mocht verwachten van een vrome jezuïetenbroeder. Het is te begrijpen dat hij onder verdenking kwam te staan. Maar ook hij maakte gebruik van zijn persoonlijke verstandhouding met de keizers om de kerk op kritieke momenten te beschermen. Deze jezuïeten kregen te maken met kritiek en onbegrip en werden soms veroordeeld door hun collega’s in de kerk en soms zelfs in de Sociëteit. En nu behoren ze tot het  handjevol katholieke personen die in heel China vermaard zijn en die bewonderd worden vanwege hun bijdrage aan de Chinese cultuur en de eerbied die zij betoonden bij hun dienst aan het Chinese volk. Bijna geen enkele Chinees kent de naam van de paus, maar de namen van deze jezuïetenmissionarissen kennen ze wel.

Het waren creatieve bruggenbouwers. Ze maakten zich de nodige vaardigheden eigen, namen risico’s en waren grensverleggend bezig; en ze bleven trouw aan hun zending. Volgens mij waren zij voorbeelden van wat pater Kolvenbach “creatieve trouw” heeft genoemd.

1.  Het overbruggen van de tijd

Terwijl wij bezig waren met onze filmopnames over Adam Schall, Paul Xu en Matteo Ricci, lieten wij ons sterk leiden door het boek van George Dunne, De generatie van de reuzen. We meenden dat dit de beste en meest betrouwbare bron was die we konden vinden.

Het eerste punt waarover ik nu wil spreken is dat de jezuïetenzending een brug slaat over de tijd. Die zending begint noch eindigt met één van ons. In hun zending staan de jezuïeten op elkaars schouders. We bouwen verder aan hetgeen anderen zijn begonnen. Ieders “vuur” ontsteekt weer andere “vuren”, en wordt doorgegeven van generatie op generatie. Vandaar dat we ons geen zorgen hoeven te maken over onze persoonlijke beperktheden en talenten van “hobbitformaat”. Evenzo is er geen enkele reden om jaloers te zijn op anderen die meer getalenteerd lijken, want ieder van ons heeft een heel eigen en onmisbare rol te spelen in het hele jezuïetendrama. Als we terugdenken aan de jezuïetenhelden uit het verleden, dienen we wel te bedenken dat ieder van hen deels eenreus was en deels eenhobbit. Ieder van hen had zijn eigen specifieke charisma of talent, maar ook zijn fouten, zwakheden en tekortkomingen. Ieders bijdrage is belangrijk en uniek. In de loop van de tijd vormen al deze bijdragen samen een harmonieus geheel, samen vormen ze de volledige legpuzzel, het weefsel van de jezuïetenzending.

Van de oversten wordt gevraagd scherpzinnig te onderscheiden wanneer zij de vrije hand geven aan stoutmoedige, creatieve initiatieven en nieuwe wegen verkennen. Evenzeer moeten ze onvoorbereide of slecht toegeruste bruggenbouwers ervan weerhouden plannen te maken die geen zin hebben, slecht voorbereid of onuitvoerbaar zijn. Het kan gebeuren dat een jezuïet denkt een brug naar de hemel te bouwen, terwijl hij in feite een brug bouwt die nergens heen leidt; of nog kwalijker, onbewust een muur bouwt die de gemeenschap verdeelt, in plaats van een brug die mensen verbindt. We weten maar al te goed dat de oversten geen gemakkelijke baan hebben.

2.  Het overbruggen van afstanden

Onze documentaire over Adam Schall en diverse andere projecten kwamen tot stand met de hulp van de jezuïetenprovincies van Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, China, en natuurlijk van Californië. Zonder de gezamenlijke steun van jezuïeten uit verschillende delen van de wereld zou het ons niet gelukt zijn. Ik ben ervan overtuigd dat een wezenlijke kant van onze zending is dat jezuïeten de afstanden weten te overbruggen. Solidariteit en onderlinge samenwerking in de hele wereld geven kracht en inspiratie aan onze apostolische gemeenschap. Zo vullen wij elkaar aan.

De assistent van de Chinese provinciaal voor het vasteland van China maakte onlangs een plan bekend dat het gemakkelijker maakt voor jezuïeten om mee te doen met de Chinamissie. Men hoeft zich niet meer voor heel zijn leven te engageren. Wanneer een jezuïet zich ertoe geroepen voelt, kan hij voor vijf of zes jaar vrijwilliger worden. De eerste twee jaren worden besteed aan het leren van de taal en het bestuderen van de cultuur; vervolgens kan men tijdelijk een Chinees vervangen die werkzaam is op Taiwan, in Macau of Hong Kong. Zo wordt een Chinese jezuïet vrij gemaakt voor werk op het vasteland. Wat is de bedoeling van dit systeem? Als een buitenlander in de Chinese Volksrepubliek een bezoek brengt aan het platteland, drommen de kinderen ter plaatse onmiddellijk om hem samen; een paar minuten later staat de plaatselijke politie om hem heen en ondervraagt hem. Het is eenvoudiger dat een geboren Chinese jezuïet werkzaam is in de Chinese Volksrepubliek, terwijl buitenlandse jezuïeten hun werk elders – bijvoorbeeld in Taiwan – overnemen. Na zekere tijd kan die buitenlandse jezuïet terugkeren naar zijn provincie, verrijkt met de ervaring van iemand die gewoond en gewerkt heeft onder de Chinezen en hun taal heeft leren spreken. Daarmee openen zich voor jezuïeten nieuwe mogelijkheden omafstanden te overbruggen en onze zending  op wereldschaal voort te zetten.

3.  Een brug slaan tussen godsdiensten

 Een ander soort van bruggen gaat over de grenzen van de Sociëteit van Jezus heen naar andere gemeenschappen, culturen en godsdiensten. De boeddhistische monnik meester Shengyan was een zenmeester en een buitengewoon gerespecteerde en erudiete boeddhistische leraar. Uit zijn geschriften bleek een zeer kritische houding ten aanzien van de katholieke kerk, totdat hij bevriend werd met pater Albert Poulet-Mathis, een Franse jezuïet. Dankzij vele contacten en gesprekken met Poulet-Mathis en andere jezuïeten werden geleidelijk de misverstanden opgehelderd die meester Shengyan had over ons katholieke geloof. Toen hij verleden jaar stierf, was hij een intieme vriend, medewerker en bewonderaar van de kerk geworden. Vanzelfsprekend werden tienduizenden van zijn volgelingen en studenten door zijn inzichten beïnvloed.

Een van de meest prominente religieuze personen in Taiwan en China is de boeddhistische zuster meester Zhengyan. Ze leidt een organisatie met acht miljoen donoren die armen en slachtoffers van natuurrampen helpt – ze wordt de Moeder Teresa van Taiwan genoemd. Toen ik haar ontmoette feliciteerde ik haar ermee dat zij er in geslaagd was de Chinezen aan het geven te krijgen. Ze antwoordde me dat ze dat van de katholieke zusters in haar geboortestreek geleerd had. Voor mij is het duidelijk: de Heilige Geest werkt door haar en haar organisatie. Dat katholieken daarin een rol hebben gespeeld maakt ons alleen maar dankbaar.

Dit soort van bruggen is wat onze verdeelde wereld nodig heeft. De laatste Algemene Congregatie herbevestigt dat interreligieuze dialoog en het gesprek met niet-gelovigen kenmerkend moeten zijn voor werk dat jezuïeten wereldwijd doen. Iemand wees mij erop dat intra-religieuze dialoog even hard nodig is vandaag de dag: een gesprek tussen verschillende groeperingen binnen de kerk. Ik denk dat jezuïeten daarvoor op de goede plekken zitten.

4. Bruggen tussen culturen

Ik heb op verschillende plaatsen gezien dat het jezuïetenonderwijs bruggen slaat naar andere culturen. Studenten van Santa Clara University zijn vrijwilliger in een ziekenhuis op de Filippijnen. Studenten van Taiwans Katholieke Fu Jen Universiteit doen vrijwilligerswerk in Cambodja en arme streken van China. Heel veel jezuïetenscholen – ik hoop eigenlijk alle – hebben een lesprogramma waarin de leerlingen in contact zijn met vluchtelingen, gevangenen en daklozen. Dat zijn ervaringen die de jonge mensen tekenen voor het leven.

Ik denk dat het brengen van het evangelie in een bepaalde cultuur begint met de erkenning dat veel waarden van Gods Koninkrijk daar al lang aanwezig zijn. De 35e Algemene Vergadering zegt dat jezuïeten “Gods voetstappen overal moeten zien in het besef dat de geest van Christus werkt op alle plaatsen en in alle situaties”. De Jesuit Refugee Service doet in Azië geweldig werk in gebieden getroffen door landmijnen en clusterbommen, waar een sfeer heerst van angst en wantrouwen. De jezuïeten en JRS creëren een cultuur van hoop door het slaan van bruggen tussen mensen.

Ik heb altijd bewonderd hoe de jezuïeten in Californië bruggen slaan naar de Hispanics en de Aziaten hier, naar de armen, de jeugdbendes en de verslaafden. Jullie weten beter dan ik wat er nog voor bruggen geslagen kunnen worden: naar de cultuur van de popmuziek, van de sport en van het zakenleven. Al die groepen zouden verbonden kunnen worden met de grotere gemeenschap en met de juist waarden.

5. Bruggen tussen mensen

In april 2009 schreef pater Generaal Adolfo Nicolás een brief over de universele roeping van de jezuïet. Daarin beveelt hij aan “dat we onze mensen aanmoedigen om uit te blinken ‘in iets’”, zodat de wereld ons en onze deskundigheid kan gebruiken. In veel delen van de wereld kunnen buitenstaanders door allerlei beperkende maatregelen minder en minder aan de slag, “maar als iemand specialist is in iets, kan hij terecht op plekken waar anderen niet kunnen komen”. Zo zocht het stadsbestuur van Beijing laatst naar iemand om hun verkeerslichten helemaal opnieuw af te stellen, en bij wie kwamen ze uit? Bij een Canadese jezuïet. Terwijl religieuzen het land maar nauwelijks in mochten, was deze jezuïet welkom vanwege zijn bijzondere kennis en kunde.

Toen we op een provinciedag aan het brainstormen waren over de provincieplanning, hield een medebroeder het volgende pleidooi. Hij zei dat we het meest effectief zijn als iedere jezuïet verlof krijgt en zelfs aangemoedigd wordt om datgene te doen waarin hij het beste is. Dus niet jezuïeten inpassen in een apostolaat dat mensen nodig heeft, maar mensen hun eigen specialiteit laten ontwikkelen. Hijzelf is daar een goed voorbeeld van: als scholastiek in Taiwan kreeg hij polio. Later keerde hij terug naar dat land en werkte dertig jaar met vrucht op de revalidatieafdeling in een van de beste ziekenhuizen van Azië. Een andere Amerikaanse jezuïet merkte dat Taiwan mensen nodig heeft die communicatie begrijpen en counseling kunnen doen in groep. Hij volgde de opleidingen en werd er specialist in.

De Australische provincie had een campagne voor roepingen. De slogan was het simpele en duidelijke “We do that” – “Dit doen we”. Ze verspreidden posters en flyers met daarop de activiteiten van Australische jezuïeten – bijen houden, pastoor zijn, wijn maken, scholen, media, lobbyen, opvanghuizen. Je kreeg de indruk dat er weinig was dat ze niet deden: jezuïeten geven ruimte aan allerlei soorten mensen om allerlei soorten van bruggen te bouwen.

Conclusie: onze zending onderscheiden

Ik denk dat iedere jezuïet een bruggenbouwer zou moeten kunnen zijn op een plek waar hij nodig is en effectief en creatief kan werken. Daarom eindig met een lijst met vragen om over na te denken.

1.    We praten graag over creatieve trouw in ons werk als jezuïeten. Maar wordt de creativiteit wel evenveel gewaardeerd als de trouw? Of wordt creativiteit gezien als iets engs en verdachts? Kunnen we dat corrigeren en de twee weer in balans brengen?

2.    Als we medebroeders een zending geven, kijken we dan wel voldoende naar de talenten die ze hebben? Of kijken we meer naar de noden van een bestaand apostolisch werk dat overeind gehouden moet worden? Zouden we niet meer leken moeten aantrekken om te werken op plaatsen waarvoor we geen geschikte jezuïeten kunnen vinden? Zo kunnen leken hun deskundigheid en creativiteit ontplooien en tegelijkertijd de jezuïeten vrij maken om te doen waar ze echt goed in zijn?

3.    Laten we in onze provincieplanning nog wel ruimte voor onverwachte mogelijkheden en gebeurtenissen? Kunnen we reageren op de kairos die plaatsgrijpt in de wereld om ons heen? Zijn we opgesloten in onze plannen of is er ruimte voor serendipiteit, voor het vinden van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders?

4.    Tenslotte, hoe kunnen we bij het plannen en uitvoeren van onze zending meer gebruik maken van:

           *  verbeeldingskracht om verborgen kansen en mogelijkheden te zien?

           *  het verlangen, de motivatie en het initiatief van onze eigen mensen?

 *  de onverwoestbare hoop die glimlacht, volhoudt en rustig onderscheidt, ook als we dreigen vast te lopen in moeilijkheden, teleurstellingen of schijnbare mislukkingen bij onze opdracht te beantwoorden aan wat Christus van ons vraagt?

 uit: China Province Newsletter, aug.-sept. 2009

vertaling en bewerking: +Felix van Voorst tot Voorst S.J. en Jan Stuyt S.J.

 

Bekijk alle cardoner articles

Deel