Het priesterlijke karakter van de Sociëteit van Jezus

Het priesterlijke karakter van de Sociëteit van Jezus

door Jacques Haers S.J.  

door Jacques Haers S.J.

 

19 juni 2009 tot 11 juni 2010 werd door paus Benedictus uitgeroepen tot een “jaar van de priester”. Het thema van de Vlaamse provinciedag op 11 november 2009 was dan ook: het priesterlijke karakter van de Sociëteit. Op die dag hield Jacques Haers, theologieprofessor te Leuven, daarover de volgende reflecties.

De vraag naar het priesterlijke karakter van de Sociëteit van Jezus wordt niet afgedaan met enkele gedachten over jezuïet-priesters. Er zijn immers ook niet tot priester gewijde jezuïet-broeders. In de huidige context van wat men nog aarzelend de “ignatiaanse familie” noemt, wordt bovendien duidelijk dat zelfs niet-jezuïeten mee de verantwoordelijkheid voor het priesterlijke karakter van de Sociëteit dragen. Een reflectie over het priesterlijke karakter van de Sociëteit van Jezus als geheel en als universeel apostolisch lichaam kan daarenboven een beter inzicht bieden in de rol van de jezuïet-priesters.

De wijze waarop we verstaan wat het betekent priester te zijn is contextueel en geografisch bepaald. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de verschillende opvattingen over de mogelijkheid of onmogelijkheid om vrouwen priester te wijden of om priesters toe te laten te huwen. Toch merk ik dat overal in de christelijke gemeenschappen waar over het priesterschap nagedacht wordt, de referentie naar Jezus van Nazaret, dé Christus, een aandachtspunt is. De herinnering aan, verwijzing naar en navolging van Jezus – in het bijzonder als dienst aan een op de wereld betrokken gemeenschapsopbouw vanuit een op menslievendheid en solidaire gemeenschap gerichte God – behoort duidelijk tot de kern van wat het betekent als priester aan de gemeenschap geschonken te worden.

 Drie niveaus

Voor een theologische reflectie over het priesterschap vind ik de verwijzingen van de Roemeens-orthodoxe theoloog Dimitru Staniloe naar het werk van Maximus Confessor zeer behulpzaam. Hier wordt over het priesterschap gedacht vanuit wat ik een soort “fuik” zou willen noemen. Deze benadering staat toe om op verschillende niveaus over het priesterschap na te denken. Drie niveaus worden onderscheiden. Op de eerste plaats komt het priesterschap van elk schepsel, dat op de heel eigen bestaanswijze de aanwezigheid van God in de schepping belichaamt en de wereld in scheppende vreugde tot God brengt. De herontdekking van deze dimensie is vandaag, in het licht van de wereldwijde klimaatcrisis, trouwens van groot belang. Ze doet denken aan het behoeden en belichamen van wat G.M. Hopkins “the dearest freshness deep down things” noemt: een schepsel is priesterlijk wanneer het door zijn eigen bestaan uit te oefenen dit bestaan en dat van de hele wereld bij God brengt. Het zichzelf-zijn als schepsel is een lofzang op de Schepper. Belangrijk in dit perspectief op het priesterschap is dat het zich niet tot mensen beperkt.

Sinds het Tweede Vaticaans Concilie zijn we beter vertrouwd met het tweede niveau: het priesterlijke karakter van elke gedoopte, van alle christenen. Dit behelst de bereidheid om, in navolging van Jezus, de wereld zo binnen te trekken (incarnatie) dat je Gods heilsbrengende en gemeenschapsopbouwende handelen aan de wereld mee voltrekt op een zeer concrete, mededogende en liefhebbende wijze. Hier worden christenen vanuit hun Godsverbondenheid opgeroepen tot politiek-maatschappelijke onderscheidingsprocessen. Die kunnen soms radicale consequenties hebben: je volgt Jezus ook in de derde Week van de Geestelijke Oefeningen, ook op Goede Vrijdag. Deze incarnatorische beweging leidt tot de ontdekking van een God die (trinitair) gemeenschapsopbouwend werkt in de wereld – zoals Egied Van Broeckhoven het in zijn geestelijk dagboek uitgeschreven heeft. Vanuit de incarnatie laat God zich als heilseconomische triniteit kennen, die ons de immanente triniteit openbaart, om de terminologie van Karl Rahner te gebruiken. Ikzelf noem deze combinatie van incarnatie en triniteit: “trincarnatie”.

Het derde niveau is een verscherping van de voorgaande niveaus op het institutionele vlak: waar de kerkgemeenschap onderscheidend Gods roep in de intimiteit van persoonlijke Godsrelaties erkent, vertrouwt ze aan bepaalde mensen, na een degelijke vorming, bepaalde gevoelige taken en verantwoordelijkheden toe in dienst van de ontvouwing van de gemeenschap. Dit gebeuren is zeer functioneel en tegelijkertijd zeer intiem: voor hun intieme engagement met mensen stellen kerkelijke gemeenschappen gemandateerde en gevormde personen ter beschikking. Ook al kan het priesterschap historisch zeer verschillende vormen aannemen, toch lijkt me deze intieme dienst, belichaamd in vrijgestelde priesters, wezenlijk voor de kerk. Zonder de individuele intieme Godsrelatie van de priester te verwaarlozen, wordt hier toch een individualistisch-intimistische visie op de priester doorbroken en het kerkelijke, gemeenschapsopbouwende karakter van het priesterschap alsook het priesterlijke karakter van de hele kerkgemeenschap benadrukt. Het is immers de gemeenschap die in Gods naam priesters aanspreekt. Priesters zijn binnen de concrete ecclesiogenese (kerkopbouw) een geschenk vanwege God. Zij drukken Gods zorg uit voor de kerkelijke gemeenschap, die tegelijkertijd de zorgende verantwoordelijkheid opneemt.

 De priester

Hoe kunnen we vanuit deze drieledige “fuik” kijken naar de priester? Op de eerste plaats is de rijke persoonlijke ervaring van de individuele priesters een geschenk voor de gemeenschap. Het zijn mensen met een krachtige Godservaring. Ze hebben een sterke vorming gekregen. Van deze mensen wordt ook veel gevraagd, niet in het minst gespreksvaardigheid en menselijke openheid – in het bijzonder om aandacht te kunnen schenken aan Gods werkzaamheid in mens en schepping. Priesters stimuleren hun medemensen om God te dienen en te volgen, en hebben bijzondere aandacht voor de Godsverbondenheid van mensen, die het hart uitmaakt van spiritualiteit. Het zijn ook mensen die op een bescheiden en nederige wijze leren omgaan met wat roeping en uitverkiezing betekenen. Door andere leden van de gemeenschap worden ze er soms aan herinnerd dat uitverkiezing geen vrijbrief is voor privileges, maar een verantwoordelijkheid tot dienst aan Gods gemeenschap, in het bijzonder aan de minsten en armsten in die gemeenschap. Zo belichamen zij ook een evangelische visie op het leiderschap.

Priesters spelen ook een belangrijke rol in de structuren die aan kerkelijke gemeenschappen een robuust geraamte geven, maar waarachter zijzelf en medechristenen zich soms ook graag verschuilen om hun directe menselijke verantwoordelijkheid te ontvluchten. In die gemeenschap belichaamt de priester een herinnering die verschil sticht en altijd weer de priester en zijn medegelovigen wakker schudt: de waarderende en profetische verwijzing naar de God die ons tot gemeenschap oproept. Priesters zijn structuurondersteuners en structuurondermijners tegelijkertijd, telkens omwille van de zorg om God als hart van de gemeenschapsopbouw.

Een derde rol van priesters in de kerkgemeenschappen die hen tot dienst vrijstellen betreft de plaats en dienst van deze gemeenschappen in de bredere wereld of schepping: christen-zijn betekent immers zoals God de wereld binnentrekken, er zich door laten raken en hem omvormen. Priesters herinneren christenen eraan dat zij zich de wereld niet kunnen besparen (in al zijn schoonheid en donkerte) als ze naar God willen zoeken (wil je God leren kennen, keer je dan zoals God naar de wereld toe). De levensspreuk van François Varillon was: “Une main sur la beauté du monde, l’autre main sur la souffrance des hommes, les deux pieds dans le devoir du moment présent.” Soms vergeten priesters, misschien omdat ze zichzelf en hun spirituele opdracht bedreigd voelen, deze wereldgerichte opdracht en nestelen ze zich in een levensvreemde spiritualiteit. Maar het feit dat ze priesters zijn en dat hun priesterschap hen overstijgt, speelt hen dan als het ware parten. Immers, de aanwezigheid van priesters in hun midden, ook al zijn ze zwak en vervullen ze niet altijd hun opdracht, herinnert er dan de christenen aan hun priesters wakker te houden. In zulke situaties blijkt duidelijk dat het priesterlijke karakter behoort tot de kerk als geheel en zich niet beperkt tot de individuen die als priesters worden vrijgesteld en die, zelfs in hun zwakheid, dat priesterlijke karakter van de kerk duidelijk belichamen.

 Het priesterlijke karakter van de Sociëteit

Alles wat hierboven gezegd werd, geldt natuurlijk ook voor het priesterlijke karakter van de Sociëteit van Jezus en van de ignatiaanse familie. Deze worden ook opgeroepen tot aandacht voor de spirituele dimensies van de werkelijkheid, voor de kerkelijke structuuropbouw en voor de dienst aan de wereld door deze wereld concreet en materieel binnen te trekken. Het priesterlijke karakter van deze gemeenschappen betekent op deze manier veel meer dan het aanleveren van individuele priesters. De jezuïet-priesters, ook al zijn zij zwakke mensen die soms aan hun roeping herinnerd dienen te worden, verwijzen naar Gods oproep tot concrete, feitelijke gemeenschapsopbouw in concrete communiteiten en gemeenschappen en tot de dienst die deze gemeenschappen aan de wereld kunnen leveren. Zij drukken ook de christelijke drang uit om zich ten dienste te stellen van de wereld, om in de concrete materiële omstandigheden het leven van medemensen te delen. De jezuïet-priesters delen dit profetische gebaar met jezuïet-broeders en met niet-jezuïeten, die samen met hen gemeenschappen opbouwen. Dat er jezuïet-priesters zijn die specifieke priesterlijke taken vervullen en ook door hun priester-zijn de herinnering wakker houden aan gemeenschapsopbouw in de kracht van God die in Jezus van Nazaret, dé Christus, het visioen van het Rijk Gods open houdt, is belangrijk voor het priesterlijke karakter van de Sociëteit van Jezus en van de ignatiaanse familie, en door hen voor de hele kerkgemeenschap en de wereld. De jezuïet-broeders en de ignatiaanse medewerk(st)ers herinneren er allen aan dat het priesterschap geen doel op zich is waardoor mensen zich zouden kunnen afzonderen of verbijzonderen ten aanzien van de gemeenschappen die zij dienen.

Priesters in de Sociëteit van Jezus zijn natuurlijk ook getekend door de kenmerken van gemeenschapsopbouw zoals die in het religieuze leven, waar deze priesters als medebroeders samenleven ook met niet-priesters, naar voren treden. De religieuze geloften van armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid kunnen begrepen worden als spelregels voor het samenleven als profetische dienst aan de wereld, als een voorbeeld en uitnodiging tot duurzaam samenleven op deze planeet.

Wanneer de Sociëteit van Jezus en de ignatiaanse familie een kerkelijke structuur bieden die voor sommigen een alternatief lijkt voor de traditionele kerkelijke hiërarchie en voor het traditionele priesterbeeld, dan is dat niet omdat zij niet in eenklank zouden werken met bisschoppen en parochiepriesters. In de Sociëteit en de ignatiaanse familie brengt de rooms-katholieke kerk een mogelijkheid tot stand om “grenswerk” te verrichten, om gemeenschap vanuit God te denken en op te bouwen daar waar deze God afwezig lijkt of te midden van menselijke onmacht, wreedheid of weigering wordt verdrongen. Dit werk aan de grenzen is typisch voor de jezuïeten en staat ingeschreven in hun constituties als onderdeel van de kern van hun apostolische inzet. De aandacht voor de gemeenschapsopbouw beperkt zich niet tot de dienst aan de spirituele dimensies van het leven, maar uit zich ook in de concrete materiële gemeenschapsopbouw, vooral waar deze moeilijk is of onmogelijk lijkt.

 Universaliteit

Het is niet verwonderlijk dat in de ignatiaanse spiritualiteit de bijzondere gehoorzaamheid aan de paus wat betreft zendingen en de gedachte van universaliteit een belangrijke plaats innemen. De Heilige Stoel was, zeker in het wereldbeeld van Ignatius, de instantie met de meest wereldwijde uitblik, met het meest universele perspectief, ook al werd dat perspectief soms vernauwd of misbruikt door wie op de Stoel zat. Ignatius verlangde voor de Sociëteit van Jezus die wijde en universele blik, die aandacht voor de grenzen, waar nieuwe ontmoetingen kunnen plaatsvinden en waar de God van de schepping zich vernieuwend openbaart in dienst van een wereldwijde gemeenschapsopbouw.

Kan men zeggen dat Ignatius van Loyola de priesterlijke dienst radicaal vorm wou geven in de Sociëteit van Jezus als een gemeenschap die op de grenzen van de gemeenschapsopbouw werkt? Als dat zo is, dan houdt dit m.i. voor vandaag, in een wereld die voor grote planetaire bedreigingen en uitdagingen staat, een bijzondere verantwoordelijkheid in. Met hun wereldwijde blik en universele structuren verwijzen de Sociëteit van Jezus en de ignatiaanse familie naar de kerkelijke dienst aan de hele wereld, aan de planeet aarde. De wijze waarop zij hun priesterlijke gemeenschap opbouwen is een profetisch draagvlak als gave aan een duurzame planetaire gemeenschapsopbouw. Het behoort met andere woorden tot het priesterlijke karakter van de jezuïetenorde en van de ignatiaanse familie, dat zij dynamische structuren ontwerpen die deze universele solidariteit dienen. In die zin hebben de Sociëteit van Jezus en de ignatiaanse familie, als instituten binnen de kerk en binnen de wereld, een priesterlijk karakter en een priesterlijke zending. Hier wordt het priesterlijke karakter van de Sociëteit en van de ignatiaanse familie ten volle apostolisch; op een door wereldwijde bedreigingen uitgedaagde planeet is dit een troef die God ons ten dienste van allen gegeven heeft.

 Verzoening

Een ander woord tenslotte dat de visie- en zendingsteksten van de Sociëteit doordringt om haar priesterlijk karakter te verhelderen is “verzoening”. Jezuïeten worden opgeroepen tot de dienst van “de verzoening van mensen met God en met elkaar, zodat ze door zijn liefde en genade vrede stichten die gebaseerd is op rechtvaardigheid”, zoals de laatste Generale Congregatie het uitdrukt. Verzoening is de meest verregaande dienst aan duurzame en scheppingswaardige gemeenschapsopbouw op alle mogelijke niveaus, van de kleine basisgemeenschappen tot de ruime planeet. Deze rechtvaardige vredesopbouw, vanuit de aandacht voor de minsten aan de grenzen van een mens- en scheppingswaardig leven, bepaalt eveneens het priesterlijke en apostolische karakter van de Sociëteit van Jezus en van de ignatiaanse familie.

We denken aan Paulus’ woorden in de tweede brief aan de  Korintiërs: “Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God zelf u oproept door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!”(5,20). Het Griekse woord voor “gezant” (presbus; Paulus gebruikt het werkwoord presbeuô, “gezant zijn”) is verwant met het woord “presbyter”. Het priesterlijke karakter ligt in de zending tot verzoening, het hart van de gemeenschapsopbouw rond en vanuit God (wat kerk betekent). Het is de uitnodiging om in de wereld binnen te trekken precies daar waar verzoening nodig is, waar de gemeenschapsopbouw tekortschiet, waar nood is aan gemeenschapsopbouw over de grenzen van de pijn en de exclusies heen. Het zal een troost zijn voor vele Vlaamse jezuïeten dat het woord “presbyter” ook ouderling betekent en bewonderend verwijst naar diegenen die door levenservaring geleerd hebben wat het betekent gemeenschap op te bouwen door de wereld binnen te trekken, dicht bij de mensen en hun gemeenschappen te staan en daar de drie-ene gemeenschapsopbouwende God te ontdekken.

 Besluit

Waarheen hebben deze overwegingen ons geleid? Ze hebben zeker gewezen op het belang van het priesterlijke karakter van zowel de Sociëteit van Jezus als de ignatiaanse familie. Dit priesterlijke karakter ligt in het verlengde van de priesterlijke dienst die sommige leden van de kerkgemeenschap op uitnodiging van de Heer en vanuit de dienstvaardigheid van de kerk aan onze wereld bewijzen. De aanwezigheid van niet-priesters in de Sociëteit en in de ignatiaanse familie relativeert elke bijzondere aanspraak die jezuïet-priesters op hun staat zouden kunnen maken en accentueert met alle mogelijke kracht dat in dit priesterschap de gemeenschapsopbouwende dienst in de richting van het Rijk Gods centraal staat. De ignatiaanse spiritualiteit en de eigen kleur van het religieuze leven binnen de ruimere kerkgemeenschap situeren het priesterlijke karakter van de Sociëteit en van de ignatiaanse familie als een eigen waardevolle invalshoek binnen de ruime kerkgemeenschap. Hier worden werk aan de grenzen, universaliteit en verzoening heel bijzonder benadrukt.

Bekijk alle cardoner articles

Deel