De stijl van de jezuïeten: Medegevoel en mobiliteit

De stijl van de jezuïeten: Medegevoel en mobiliteit

door Pierre Emonet SJ.

door Pierre Emonet SJ.

Jezuïeten hebben geen eigen theologie,  maar wel hun eigen “manier van doen”. Ignatius heeft de orde een karakteristieke wijze van handelen nagelaten, maar geen theologische of filosofische erfenis. Waarover gaat het precies?
De auteur is oud-provinciaal van de jezuïeten in Zwitserland en hoofdredacteur van het door Zwitserse jezuïeten uitgegeven cultureel tijdschrift Choisir.

De manier van doen van de Sociëteit vindt haar grondslag in de ervaring van haar stichter. In de loop van zijn bekering had Ignatius bij het plaatsje Manresa een ervaring die hem sterk vormde. In zijn autobiografie, geschreven in de derde persoon, zegt hij: “In die tijd deed God met hem wat een schoolmeester met een kind doet: Hij onderwees hem” (Het verhaal van de pelgrim, 27). Dit onderwijs kwam echter niet uit de lucht vallen; Ignatius leerde door zich bewust te worden van wat hij beleefde. Uit deze ervaring zal hij een aantal methodologische en pedagogische principes afleiden die zijn manier van doen karakteriseren wanneer hij mannen en vrouwen zal helpen om hun weg te vinden, met andere woorden om vrije en verantwoordelijke mensen te worden.

God in alles

Eén gebeurtenis heeft de pas bekeerde Ignatius speciaal geraakt: een soort verlichting die hem gegrepen en ondersteboven gekeerd heeft tijdens een wandeling op de oever van de Cardoner, een rivier in de omgeving van Manresa.

 

De ogen van zijn verstand begonnen open te gaan. Niet dat hij een visioen zag, maar hij kreeg inzicht in veel dingen en verwierf veel kennis, zowel op het terrein van het geestelijke, als inzake geloof en wetenschap. Dat ging met zo’n sterke verlichting gepaard, dat hem alle dingen nieuw schenen. (Ibid., 30)

In een soort “synthetische visie” (de uitdrukking komt van Pedro Leturia) begreep Ignatius de samenhang tussen de mysteries van het geloof, de realiteit van deze wereld en de geschiedenis. Zijn vertrouweling Jerónimo Nadal schreef:

De ogen van zijn verstand werden geopend en hij werd zo sterk en overvloedig verlicht dat hij inzicht kreeg en kennis van de mysteries van het geloof en van spirituele zaken en zelfs met betrekking tot de wetenschappen; in die mate dat het leek alsof hij de waarheid van alle dingen op een nieuwe manier zag en hier ook een zeer duidelijk begrip van kreeg… net alsof hij de oorzaak en oorsprong van alle dingen gezien had. (MHSI, Fontes Narrativi, II, 239-240)

Volgens een andere goede vriend, Diego Laínez, zag Ignatius van toen af “alle dingen in een ander licht” (brief van 16 juni 1547). Maar wat betekende dat precies? Omdat Ignatius begrijpt dat God de schepper is van zowel de natuur als de genade, kan hij deze voortaan niet meer van elkaar scheiden. Doordat hij spirituele en profane dingen in één blik vat, heft hij de scheiding op tussen de wereld van beneden, die van de mensen, en de wereld van boven, die van God; tussen het gewijde en het profane; tussen de orde van de genade en die van de natuur. Bovendien neemt hij als Uitgangspunt en Fundament van zijn project dat elke realiteit, elke situatie, elke omstandigheid een plaats kan zijn om God te ontmoeten, een gelegenheid om Hem lief te hebben en te dienen. Vandaar dat hij altijd een grote waarde toekent niet alleen aan spirituele deugden, maar ook aan natuurlijke deugden en aan menselijke kwaliteiten.

In een tijd waarin de samenleving van paradigma veranderde, waarin zij overging van een middeleeuwse opvatting, geïllustreerd door de scholastiek, naar een model geïnspireerd door de renaissance, stelt Ignatius – niet in theorie, maar door zijn manier van leven – een nieuwe antropologische en theologische synthese voor die de eenheid tussen de menselijke en de christelijke dimensie van de persoon bevestigt. Hierdoor bereikt de mens de status van iemand die verantwoordelijk, autonoom en vrij is; iemand die beslissingen neemt en in staat is de wil van God te zien in hemzelf en niet ergens boven hem.

Ignatius is geen leraar, maar een pedagoog. Hij ontwikkelt geen theorie of theologie. Voor hem volstaat het mensen te begeleiden in hun spirituele en menselijke groei. Hij wil hen bevrijden van erfelijke, sociale, religieuze en morele superstructuren die hen conditioneren en reduceren tot goed geprogrammeerde robots (M. Zundel), zodat ze de bewerkers worden van hun eigen vrijheid. Nadal vat het pedagogisch project van Ignatius goed samen: hij wil mensen helpen om “God te vinden in alles”. Deze manier van handelen vraagt om twee houdingen die hij graag zag bij al zijn metgezellen: een positieve kijk op de aardse realiteit en een grote spirituele en intellectuele mobiliteit.

Meevoelen met de wereld en mobiliteit

Omdat God werkt in de geschiedenis, staat Ignatius positief en welwillend tegenover elke aardse realiteit. In tegenstelling tot de woestijnvaders of de monniken, die de wereld ontvluchten, kijkt hij contemplatief en optimistisch naar de wereld van zijn tijd, die hij ziet als de plaats van dienst en aanbidding. Karl Rahner spreekt van een “mystiek van medegevoel met de wereld” (Mystik der Weltfreudigkeit). In de Geestelijke Oefeningen, wanneer Ignatius het mysterie van de menswording beschouwt, nodigt hij de retraitant uit om te zien hoe God zich met liefde en mededogen buigt over de wereld van zijn tijd, namelijk de gouden eeuw van Spanje (101 e.v.). De retraitant wordt uitgenodigd om zijn eigen wereld te bekijken met de ogen van God. Teilhard de Chardin is een goed voorbeeld van de ignatiaanse manier van kijken naar de wereld.

Wie beweert God te vinden in alles en anderen wil helpen om daartoe te komen, moet beschikbaar zijn en de intellectuele en spirituele mobiliteit hebben om de ander te kunnen ontmoeten in zijn of haar leefwereld. Hij dient een vrij man te zijn, niet gehinderd door vooronderstellingen en leerstellingen van welke soort dan ook, klaar om zich te engageren daar waar hij begrijpt dat God hem roept. Ignatius verduidelijkt zich door het voorbeeld te nemen van de wijzer van een weegschaal in evenwicht, die bij de geringste aanraking naar de ene of de andere kant kan doorslaan. Ignatius hield er trouwens van zich te omschrijven als een pelgrim, een man onderweg, niet alleen in geografisch of fysiek opzicht, maar ook intellectueel, spiritueel en cultureel. Hij was in staat om zich te interesseren voor alles wat speelde in zijn tijd, bereid om zich te begeven daar waar hij hoopte God het meest efficiënt te kunnen dienen.

Deze beschikbaarheid veronderstelt vanaf het begin een houding van medeleven en die vooroordelen uitsluit. Aan het begin van de Geestelijke Oefeningen, wanneer iemand zich klaarmaakt om zijn weg te vinden, brengt Ignatius een principe onder de aandacht dat hem nauw aan het hart ligt omdat hij zelf negen keer het slachtoffer geweest is van slechte procesvoering en verklikkerij bij de inquisitie: “Een goed christen moet eerder bereid zijn de opvattingen van zijn naaste positief te interpreteren dan ze te veroordelen. Wanneer hem dat niet lukt, dan moet hij vragen hoe de ander ze verstaat. Verstaat die ze verkeerd, dan moet hij hem met liefde verbeteren” (22). Alleen wie in staat is zijn eigen kijk op de wereld en op de geschiedenis te bevragen, zal daarin slagen. Hij doet afstand van elk dogmatisme en is ervan overtuigd dat de ander, wie dat ook is, zelfs de tegenstander, hem kan helpen op zijn weg naar de waarheid. Deze raad is brandend actueel in een tijd waarin de samenleving zich organiseert volgens een nieuw paradigma (evolutie, secularisatie) dat de wereldbeschouwing waaruit wij zijn voortgekomen sterk in twijfel trekt.

Het respect voor de autonomie van de persoon tot wie Ignatius zich richt, betekent niet dat hij een absoluut neutrale positie inneemt. Hij is zich ervan bewust dat hij mensen tegenover zich heeft die niet bestemd zijn om simpelweg te verdwijnen, maar die een transcendente bestemming hebben. Uitgerust met een geloof, met een specifieke opvatting over de wereld en de geschiedenis en met een waardenschaal geïnspireerd door het evangelie wil hij “de zielen helpen”. Het werk van de jezuïeten, onze manier om anderen te helpen, om hen te begeleiden op de weg van hun vrijheid, is zeker geïnspireerd door het christelijk geloof. Wij kunnen daar niet in stilte aan voorbijgaan. Uit respect voor de vrijheid van anderen hebben wij niet de bedoeling bekeerlingen te maken, maar onze inzet voor gerechtigheid, vrede, verdraagzaamheid, respect voor de persoon, eenheid, in één woord, voor de boodschap van Christus, geeft zeker een bepaalde kleur aan de manier waarop wij te werk gaan.

Vijf karakteristieken

Vijf elementen karakteriseren “onze manier van doen” zoals we die van Sint-Ignatius geërfd hebben. Ten eerste, de aandacht die we geven aan de geschiedenis. In de Oefeningen, aan het begin van elk gebed, raadt Ignatius de retraitant aan “zich de geschiedenis te herinneren” die hij gaat beschouwen. Deze aandacht voor de geschiedenis kenmerkt zijn realisme. Wie beweert iemand te willen helpen om een stap te zetten in de richting van vrijheid en autonomie, moet beginnen met de realiteit van de ander te kennen, zijn levensomstandigheden, de conditioneringen die wegen op zijn beslissingen, de ervaringen die zijn verbeelding beïnvloeden. Dit vereist een flinke dosis souplesse van de persoon die zich tot de ander richt, en ook een grote innerlijke vrijheid en het vermogen zich in de situatie van een ander te verplaatsen. Degene die beweert van tevoren te weten wat goed is voor zijn gesprekspartner, is een blinde die een andere blinde leidt.

Een tweede karakteristiek: ondervinden, ofwel innerlijk voelen en smaken. In de Geestelijke Oefeningen herinnert Ignatius eraan dat het belangrijk is dat de retraitant zelf de zaken overdenkt en “doorvoelt”. “Want niet het vele weten verzadigt en voldoet de ziel, maar wel het innerlijk voelen en smaken” (2). Het is niet voldoende zich uitsluitend te richten tot het verstand van een persoon door hem lessen voor te schotelen en uitleg te geven. Ook moet men hem uitnodigen om zelf te doorleven wat hij meemaakt door hem alert te maken voor de constructieve of destructieve bewegingen die hij vanbinnen meemaakt. Wat hij zoekt bevindt zich in hemzelf en moet niet aan een parachute neergelaten worden.

Verifiëren door de geest met de letter te confronteren: een derde karakteristiek. Wie niet het slachtoffer wil zijn van subjectivisme van het slechtste soort moet zijn persoonlijke ervaring confronteren met de sociale werkelijkheid, dat wil zeggen met de noden van de mannen en vrouwen naar wie hij gezonden wordt. Ignatius was “in zijn eentje en te voet” vertrokken. Maar al snel voelde hij het verlangen naar metgezellen om de behoeften van de samenleving te onderscheiden, “de tekenen van de tijd” om te spreken in termen van het Tweede Vaticaans Concilie. Zonder te twijfelen aan zijn intuïtie, overtuigd van zijn vermogen om God te ervaren zonder bemiddeling, heeft hij toch altijd de moeite genomen de geest die hem bewoog te toetsen aan de letter van het instituut – zelfs als dit hem kwalijke processen aandeed.

Karakteristiek vier: beslissen. Aan het eind van de Oefeningen, wanneer hij de retraitant inleidt in een mystiek gebed, herinnert hij deze eraan dat “de liefde zich meer moet uiten in daden dan in woorden” en dat “de liefde bestaat in wederzijdse mededeling” (230-231). Helder inzicht volstaat niet, je moet beslissen en doen. Als existentialist avant la lettre meent Ignatius dat de mens zich realiseert door zijn handelen.

De vijfde en laatste karakteristiek is: evalueren, bevragen. Een van de belangrijkste oefeningen van Ignatius is wat hij het examen noemt, ofwel de gewoonte om regelmatig de balans op te maken. Dit om na te gaan of je nog op koers ligt, of je handelen nog in de lijn van de genomen beslissing ligt. Wat heb ik gedaan? Wat doe ik? Wat ga ik doen? Het gaat erom lessen te trekken uit wat je hebt meegemaakt, zodat je door kunt gaan of opnieuw beginnen. Deze continue bevraging stelt je in staat om, indien nodig, een nieuwe richting te geven aan je acties en je open te stellen voor nieuwe ervaringen. Dit is een onmisbare oefening voor hen die niet simpelweg oude patronen willen herhalen en niet gevangen willen blijven in structuren of methodes die niet beantwoorden aan de noden van de hedendaagse wereld.

uit: Choisir, december 2011

vertaling: Wiggert Molenaar S.J. en Pieter-Paul Lembrechts S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel