Brief aan een vriend-martelaar

Brief aan een vriend-martelaar

door Pieter-Paul Lembrechts S.J.

door Pieter-Paul Lembrechts S.J.

Op veel plaatsen betalen mensen die opkomen voor rechtvaardigheid of voor de bescherming van het milieu daar voor met hun leven.  Het is geen flowerpower maar gaat over mensenrechten, en vaak over leven en dood. Onder die vele bloedgetuigen zijn ook enkele jezuïeten zoals Lluis Espinal (foto). Tot die medebroeders is deze brief gericht.

In 2019 vierde het secretariaat voor het sociaal apostolaat van de jezuïeten zijn vijftigste verjaardag. Het ontstond in 1969 onder impuls van pater generaal Pedro Arrupe en kreeg de naam “Secretariaat voor sociaaleconomische ontwikkeling”. Nu heet het “Secretariaat voor sociale rechtvaardigheid en ecologie”. Het is een van de secretariaten van de Generale Curie van de Orde in Rome en sinds zijn ontstaan verantwoordelijk voor de bevordering van het sociaal werk in de Sociëteit.

Deze verjaardag was de aanleiding tot een congres in Rome van 4 tot 8 november 2019. Het slotdocument nam de vorm aan van een brief aan een vriend-martelaar. Er verscheen ook een boekje in twee talen, waarnaar in de brief verwezen wordt: Jesuit “martyrs”: Torches of light and hope/”Mártires” jesuitas: Antorchas de luz y esperanza (Rome, Curia Generalizia della Compagnia di Gesù, 2019, 151 blz.). Het boekje bevat de portretten van 57 jezuïeten die in de loop van die vijftig jaar op een gewelddadige manier zijn omgekomen terwijl ze zich wijdden aan hun zending van gerechtigheid en verzoening. Eerder was al een lijst met namen gepubliceerd in het tijdschrift Promotio Iustitiae. (Die lijst verscheen ook in 2016 in Cardoner ; sindsdien zijn er nog twee namen bijgekomen.)

Het woord “martelaren” wordt in de titel tussen aanhalingstekens geplaatst, omdat de jezuïeten over wie het gaat, niet noodzakelijk als zodanig door de katholieke kerk werden erkend. Van enkele is wel een zaligverklaringsproces aan de gang: Rutilio Grande uit El Salvador, de aartsbisschop van Bukavu Christophe Munzihirwa, en de in Syrië vermoorde Nederlander Frans van der Lugt. In de publicatie werden alleen jezuïeten opgenomen, maar er zijn natuurlijk nog talloze andere mannen en vrouwen die hun leven hebben gegeven voor geloof en rechtvaardigheid. Het boekje wil een bescheiden eerbetoon zijn aan deze jezuïeten die “hun leven hebben gegeven voor hun vrienden” (Joh 15,13). Voor ons zijn ze bakens van licht en hoop. Een van hen, de in 1980 in Bolivia vermoorde journalist en mensenrechten-activist Lluis Espinal (foto), schreef: “Wij zijn toortsen, die alleen maar betekenis hebben als ze branden; alleen dan zullen we licht zijn.”

De brief en het boekje brengen de geest van het congres tot uitdrukking. Ze brengen hulde aan de martelaren als lichtende voorbeelden, als bakens op de weg. Klinkt dat overdreven? Twee kanttekeningen. Bij het woord “martelaar” denken we spontaan aan een eenmalige dramatische gebeurtenis waardoor iemand zijn leven offert voor de goede zaak. Maar overal in de wereld geven jezuïeten en anderen van dag tot dag hun leven voor gerechtigheid en vrede. En voor sommigen, meer dan we denken, leidt dat inderdaad tot een gewelddadige dood. Ten tweede, in Europa genieten wij veiligheid, maar elders is dat helemaal niet vanzelfsprekend. In grote delen van de wereld betalen mensen die opkomen voor rechtvaardigheid, daar soms een hoge prijs voor. Ook de inzet voor het milieu is een zaak van gerechtigheid. Het is geen flowerpower maar gaat over mensenrechten, en vaak over leven en dood.

Hier volgt de brief, vertaald uit het Engels.

Beste vriend,

Ik had over je gehoord. Eerlijk gezegd, niet precies over jou maar over veel anderen als jij. Ik kreeg het boekje met de korte getuigenissen over de levens van 57 jezuïeten-martelaren en dacht aan de dozijnen mannen en vrouwen, religieuzen en leken, die daar niet in vermeld staan maar die allemaal vermoord werden omdat ze het recht verdedigden en van de waarheid getuigenis aflegden. En ik huiverde.

We zijn altijd wat nieuwsgierig naar de martelaren. We willen weten wat ze doorstaan hebben, hoe die dramatische, verschrikkelijke ogenblikken waren, die ogenblikken waarop het geweld alle ruimte in beslag neemt en het onmogelijk maakt de menselijkheid van de ander te herkennen, en hem of haar het meest fundamentele ontzegt dat alle leven toekomt: de mogelijkheid om te bestaan. We zouden willen weten of de martelaren sterk waren, hoe ze hun angst in bedwang hielden, of iets hen verlichting gaf. Maar tenslotte is dat alles van weinig belang. Omdat ze jullie je leven niet afnamen, jullie gaven het – helemaal, zoals Jezus. En omdat jullie elke dag uit vrije wil jullie leven gaven. Daarom hebben ze het jullie ook afgenomen.

Ik zou veel meer willen weten over al die dagen, die jaren waarin jij je leven gaf. Die dagen en gebeurtenissen waarover niet gesproken wordt in de korte getuigenis over je dood. De dagen toen je je diep gelukkig voelde omdat je werk coherent en oprecht was. De dagen van vreugde, toen je ontdekte dat het zaadje dat je geplant had, klein als een mosterdzaadje, uitgroeide tot een boom. Ik zou veel meer willen weten over je gebed, je persoonlijke worsteling met God. Ik zou willen weten wat je overeind hield in je werk en hoe je ontmoediging wist te overwinnen; en ook wat je oplettend en waakzaam maakte als je met bedreigingen of onverschilligheid geconfronteerd werd. Ik geloof niet dat je een held van één dag was. Ik ben er zeker van dat veel dagen van je leven door heldhaftigheid werden gekenmerkt. Die heldhaftigheid waar je geen rekening mee houdt omdat ze zo eerlijk is, zo spontaan en zo alledaags dat je ze gewoon niet meetelt.

Ik geloof dat we geen gebrek hebben aan dat soort heldendom, maar op onze reis door dit leven wordt de weg door de woestijn soms lang en pijnlijk. Pijn, lijden en onrechtvaardigheid blijven voor ons staan, maar de bekende verleidingen zijn daar ook: de afgoden van een comfortabel en zorgeloos leven, de afgoden van het menselijk verstand, die ons het leven gemakkelijk maken maar het in werkelijkheid vervuilen, uitdrogen en uitputten. Zo raken we ontmoedigd en onze harten verharden. Als wij jouw leven gedenken, schudt dat ons dan ook wakker. Het is als het verlangen naar die eerste liefde waardoor iemand zijn leven wil geven voor zijn vrienden. Nu wij jou op dit moment gedenken, op dit kruispunt van onze tijd, herinneren wij ons de woorden van Pedro Arrupe: “Ik ben niet bang van de nieuwe wereld die geboren wordt. Ik vrees veeleer dat de jezuïeten die wereld weinig of niets te bieden hebben, weinig of niets te zeggen of te doen hebben dat ons bestaan als jezuïeten kan rechtvaardigen. Het boezemt mij angst in dat we de antwoorden van gisteren kunnen geven op de vragen van morgen. We willen onze fouten niet goedpraten, maar we willen ook niet de grootste van alle fouten maken: wachten met de armen over mekaar en niets doen uit schrik een fout te maken” (New York Times, 26 november 1966).

Daarom wil ik, ondanks mijn tegenstrijdigheden, je ook vertellen dat ik het opnieuw wil proberen, dat ik wil leven zoals jij geleefd hebt. Ik wil me niet laten meeslepen door pessimisme. Integendeel, ik wil dat alleen hoop mijn gids is, zoals dat voor jou was. Jouw leven verlicht het mijne en helpt me te dromen, te blijven zoeken, te blijven proberen, te delen met anderen. En te dansen, ja, op de tonen van de dichters en van het engagement.

 Pieter-Paul Lembrechts SJ werkt voor de Jesuit Refugee Service Belgium
en was deelnemer aan het genoemde congres.
Hij vertaalde brief en schreef er een inleiding bij  voor Cardoner.

Bekijk alle cardoner articles

Deel