Beschouwingen bij de 35ste Algemene Congregatie.

door Mark Rotsaert S.J.  

door Mark Rotsaert S.J.

 

Begin 2008 hielden de jezuïeten een Algemene Congregatie. Een deelnemer blikt terug en peilt een jaar later naar de blijvende betekenis van deze vergadering. De gedrukte uitgave van de decreten waarnaar hier verwezen wordt, is niet in de handel. Ze kunnen wel geconsulteerd worden op www.jezuieten.org.

 Een jaar geleden vond in Rome de 35ste Algemene Congregatie plaats. De beschouwingen die hier volgen, zijn een terugblik op dit gebeuren en op de decretendie werden goedgekeurd. Wat was het belang van deze Algemene Congregatie? Wat hebben wij in Rome meegemaakt dat ons vandaag nog blijft bepalen?

Een nieuwe generaal overste

De 35ste Algemene Congregatie werd door pater Peter-Hans Kolvenbach samengeroepen om, nadat zijn ontslag zou zijn aanvaard, een nieuwe generaal overste te kiezen. Dat is dan ook het eerste wat de Algemene Congregatie heeft gedaan: het ontslag van pater Kolvenbach aanvaarden. Vervolgens startte de procedure voor de verkiezing van een nieuwe generaal. Ondertussen was een werkgroep gekozen, die in vier dagen tijd een geschreven verslag over de toestand van de Sociëteit moest brengen. Dit verslag was bedoeld als achtergrondinformatie om een goede keuze te maken: als dít de situatie is van de Sociëteit in de wereld van vandaag, welk type van algemeen overste is dan nodig ?

Gedurende vier dagen murmuratio wordt dan de keuze voorbereid. Alleen individuele gesprekken, van man tot man. 217 jezuïeten namen aan dit keuzeproces deel. Er werd dus veel overleg gepleegd. De spelregels zijn eenvoudig, maar efficiënt: je geeft geen informatie aan wie er niet om vraagt. Geen propaganda vóór noch tegen. Naast die vele gesprekken, die soms heel persoonlijk en diep waren, werd ook veel gebeden – in stilte. De sfeer was ontspannen, maar wel ernstig: iedereen had het besef voor een belangrijke opgave te staan. Wat de keuze ongetwijfeld heeft vergemakkelijkt is het feit dat er onder die 217 jezuïeten niemand was die de taak van generaal overste ambieerde, iets wat Ignatius tot elke prijs wilde vermijden. Op het einde van de derde dag was het voor de meesten duidelijk – zo vermoed ik – welke de namen waren die voor de keuze in aanmerking kwamen. En de vierde dag ’s middags waren er nauwelijks nog groepjes van twee te bespeuren. Er werd des te meer gebeden.

De vijfde dag, na een plechtige eucharistieviering en een uur stil gebed in de aula, begon de verkiezing: één naam op een officieel stembriefje schrijven. Reeds in de tweede ronde werd pater Adolfo Nicolás tot nieuwe generaal overste van de jezuïeten gekozen. Een criterium dat ongetwijfeld heeft meegespeeld bij deze keuze, is dat de nieuwe generaal een jezuïet zou zijn die voldoende lang in een andere cultuur dan de zijne zou hebben geleefd. Pater Nicolás is een Spanjaard, maar heeft 47 jaren in het Verre Oosten gewoond en gewerkt. Bovendien straalt de man iets uit van de eerste en belangrijkste eigenschap van een algemeen overste, zoals Ignatius dat in de Constitutiesvan de jezuïeten heeft vastgelegd: “dat hij in zijn bidden en in al zijn doen en laten zo innig mogelijk met God en Onze Heer verbonden en vertrouwd is” (723).

Het was een wonderbaarlijk proces, waarin wij, achteraf, de werkzame aanwezigheid van Gods Geest herkenden.

Pauselijke bemoediging

Reeds bij het begin van de Algemene Congregatie had paus Benedictus een brief gericht tot de ontslagnemende generaal, pater Kolvenbach, en tot de in de Algemene Congregatie vergaderde Sociëteit. De woorden van dank en lof voor pater Kolvenbach waren sterk en innemend. Ook wat de paus zei tot de leden van de Algemene Congregatie was positief en bemoedigend. Hij sprak zijn vertrouwen uit in de Sociëteit van Jezus en vroeg haar het kerkelijk leergezag te verdedigen, vooral daar waar het werd aangevallen. Hij gaf daarbij enkele voorbeelden: de uniciteit van Jezus Christus, enkele elementen uit de bevrijdingstheologie en sommige aspecten van de huwelijksmoraal.

Ondanks de positieve toon van de brief was er bij meerdere deelnemers een zekere wrevel. Waarom spreekt de paus hier alleen over het leergezag? Jezuïeten hebben ook wat anders te doen dan het leergezag te verdedigen… Er werd een dag gewijd aan gesprekken, in kleine taalgroepen, over de brief. Deze uitwisseling gebeurde in een open, kritische, maar volwassen sfeer. Een echte opsteker! Konden we zulke uitwisselingen ook maar in onze communiteit hebben, zeiden velen achteraf.

Maar het grote evenement was de audiëntie in de Sala Clementina van het Vaticaan op 21 februari. De toespraak van paus Benedictus kwam als een grote verrassing. Gewoonlijk is er in een dergelijke toespraak tot de leden van een Algemene Congregatie eerst een positief gedeelte, waarin de orde wordt geprezen om haar apostolische inzet, vaak op moeilijke plaatsen of in ingewikkelde onderzoeksdomeinen. Daarna volgt meestal een tweede deel met nogal wat kritische opmerkingen over een aantal aspecten van ons leven en werken. Er kwam deze keer helemaal geen tweede deel! En niet allen dat, maar ook was het eerste deel ons helemaal op het lijf geschreven. Het trof ons hoe trefzeker de paus onze roeping en zending in de kerk en in de wereld beschreef. Hij gebruikte hierbij ook volop de ignatiaanse terminologie die ons nauw aan het hart ligt. Bij het verlaten van de zaal zeiden sommigen: “Waarom zouden we nog verder werken aan een decreet over onze zending? We kunnen het niet beter zeggen dan de paus net heeft gedaan!”

De vaticanologen onder ons maakten ons de volgende dag duidelijk dat de paus in zijn toespraak had uitgedrukt wat hij persoonlijk over de orde denkt en wat hij van haar verwacht. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat in het Vaticaan iedereen zo denkt.

Eén universeel corps met een universele zending

Na de keuze van de nieuwe generaal overste begon het tweede deel van de Algemene Congregatie. Welke waren de vragen en problemen die moesten worden aangepakt? Verschillende vragen waren vanuit Provinciale Congregaties overal ter wereld naar Rome gekomen. Een voorstel van de voorbereidende commissie om vijf onderwerpen als hoofdthema’s te behandelen werd door de Algemene Congregatie aanvaard: onze identiteit, onze zending vandaag, onze gelofte van gehoorzaamheid, de samenwerking met anderen en het bestuur van de orde. Deze themata verdienden een nieuw decreet. Andere thema’s, zoals onze aanwezigheid bij jongeren, het intellectueel apostolaat, ons communiteitsleven, de broeders in de orde, de vorming van jonge jezuïeten, de situatie van migranten en vluchtelingen, fundamentalisme, communicatie, ecologie, de internationale huizen in Rome en de problematiek van Afrika en van China, zouden in de Algemene Congregatie worden besproken, maar verder aan het dagelijks bestuur van de orde worden toevertrouwd.

Opvallend is dat de diepte en eenheid die tijdens het proces van de verkiezing van de nieuwe generaal tussen de deelnemers gegroeid was, het verdere verloop van de Congregatie is blijven bepalen. Wat zij ervaren hadden tijdens dat keuzeproces heeft, dankzij het soms moeizame werk van het redigeren van de decreten, een duidelijker inhoud gekregen. De ervaring één universeel corps te zijn met een universele zending heeft allen sterk beroerd. Uiteraard gebeurt dit altijd, op een of andere manier, tijdens een Algemene Congregatie. Twee maanden samen wonen en intensief werken met 225 jezuïeten – er waren acht gecoöpteerde leden – maakt dat zo’n Congregatie een gebeuren wordt van een groep vrienden in de Heer. Hoe groot de verscheidenheid in taal, cultuur en geschiedenis ook mag zijn, de onderlinge verbondenheid wordt dag in dag uit ervaren als een gave. Wat ons bijeenhoudt zijn de Geestelijke Oefeningen, die wij allen hebben gedaan, zij het niet altijd op dezelfde manier.

De ervaring één universeel corps te zijn met een universele zending is tijdens de 35ste Algemene Congregatie sterker geweest dan tijdens de 34ste Algemene Congregatie in 1995. Wat in 2008 duidelijk heeft meegespeeld is de steeds toenemende globalisatie van onze wereld. Alles heeft invloed op alles. Die globalisatie dwingt ons als het ware onze krachten te bundelen. Vele problemen die zich aan de maatschappij hier en elders stellen, zijn grensoverschrijdend. We moeten ze dus samen aanpakken. Daarbij komt nog het besef dat wij, jezuïeten, onze mogelijkheden aan mensen, instellingen en geld niet optimaal gebruiken. Natuurlijk zullen de jezuïeten het probleem van de opwarming van de aarde niet “oplossen”, maar indien alle jezuïetenuniversiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs samenwerkten – uiteraard in gesprek met instellingen van niet-jezuïeten – zouden we wellicht betere antwoorden kunnen geven op dit probleem, dat allereerst de armen treft en miljoenen ecologische vluchtelingen tot gevolg zal hebben. Willen de jezuïeten een antwoord geven op vragen over armoede, aids, oorlogen in Afrika, moeten ze dan niet meer als één universeel corps met een universele zending de handen uit de mouwen steken? De overtuiging dat de jezuïeten een universeel corps zijn met een universele zending is in alle decreten terug te vinden.

 Het taaie werk van het opstellen van decreten

De vijf vooropgestelde thema’s zijn inderdaad in goedgekeurde decreten terug te vinden. Het meest inspirerende document van de 35ste Algemene Congregatie is ongetwijfeld het Decreet 2: Een vuur dat aanstekelijk werkt. Het is ook als een inspirerende tekst geschreven, waardoor het woord “decreet” hier minder van toepassing lijkt. De tekst wil de roeping en de zending van de jezuïet vandaag beschrijven in woorden die voor hem herkenbaar zijn. Het is een tekst die met beelden werkt en teruggaat naar het verhaal van het ontstaan van de Sociëteit van Jezus. De tekst put uit de oude bronnen, zoals het Verhaal van de pelgrim, de Geestelijke Oefeningen, de Beraadslaging van de eerste paters, het Visioen van La Storta. En zoals de spiritualiteit van Ignatius is ook deze tekst uitgesproken christocentrisch. Jezuïeten zijn “dienaars van Christus’ zending”, zoals de 34ste Algemene Congregatie het formuleerde. Het is een bezinnende tekst, die vraagt om overwogen te worden, beschouwd, telkens opnieuw. Het is een tekst die de lezer wil raken tot in het diepste van zijn gemoed, zodat ook bij hem het vuur gaat branden !

Maar ook zo’n inspirerende tekst schrijven is een taai werk. Dezelfde procedure werd gevolgd voor alle decreten. Een kleine commissie schreef een eerste versie. Die werd eerst in assistentiegroepen besproken. Een woordvoerder van elke groep bracht verslag uit aan de voltallige groep in de aula, waarna ook individuele leden van de Algemene Congregatie hun zeg konden hebben – in een beperkte tijdspanne uiteraard. Na een week of twee kwam de commissie dan met een tweede versie, waarin zoveel mogelijk rekening was gehouden met de opmerkingen die gemaakt waren, voor zover deze niet tegenstrijdig waren. Enkele dagen later volgde een nieuwe discussie in de aula. Wie zijn interpellatie schriftelijk had voorbereid en om een interventie gevraagd had, kreeg vier minuten spreektijd, wie dit niet had gedaan slechts twee… Na nog enkele weken tijd kwam dan de derde versie van het decreet, de laatste die door de commissie werd gebracht. Nu konden alleen nog, enkele dagen later, schriftelijke amendementen worden ingediend. Het einde van de procedure bestond erin eerst de amendementen goed te keuren of te verwerpen – meerderheid tegen minderheid – en vervolgens het hele document mét de goedgekeurde amendementen goed te keuren. Telkens weer was het een langzaam onderscheidingsproces.

Het Decreet 5: Bestuur in dienst van de universele zending, is waarschijnlijk het belangrijkste decreet. Het is het decreet waarin de universele zending het best tot haar recht komt. Deze tekst geeft concrete richtlijnen om het bestuur van de orde, op alle niveaus, aan te passen aan de huidige geglobaliseerde wereldsituatie. De Algemene Congregatie moet beter worden voorbereid, en door meer afgevaardigden. Ze moet ook efficiënter worden geleid. Telkens worden voorbeelden gegeven hoe dat zou kunnen. Het functioneren van het hoofdbestuur in Rome moet aan de huidige normen worden aangepast. De nadruk wordt gelegd op het werken in team. Een van de zwakke punten in het bestuur sinds het Vaticaans Concilie is geweest dat de Algemene Congregaties goede teksten hebben geproduceerd, maar dat men ze niet voldoende in de praktijk heeft gebracht. Aan de generaal overste worden nu richtlijnen gegeven om daarop toe te zien: volgend jaar zal hij met de voorzitters van de Conferenties van Provinciaals moeten nagaan wat er op dat vlak gebeurt, en tijdens de volgende samenkomst van alle provinciaals – over ongeveer vijf jaar – zal daarover een grondig rapport moeten klaarliggen. De zes Conferenties van Provinciaals – die van de Verenigde Staten van Amerika, Zuid-Amerika, Europa, Afrika, India en het Verre Oosten – krijgen een duidelijker plaats in het geheel van het bestuur van de orde. Het is ondertussen duidelijk geworden dat pater Adolfo Nicolás dat laatste zeer ter harte neemt.

Het Decreet 3: Uitdagingen voor onze zending in deze tijd, bouwt verder op wat de voorbije Algemene Congregaties over de zending van de jezuïeten hebben gezegd in de decreten over Geloof en gerechtigheid (1975) en Geloof en gerechtigheid, cultuur en interreligieuze dialoog (1995). Maar deze zending wordt geplaatst in de huidige maatschappelijke context, zoals globalisatie en ecologische problematiek. Wel wordt een nieuw begrip in deze context binnengevoerd, namelijk dat van verzoening: verzoening met God, verzoening met elkaar, verzoening met de schepping. De vijf apostolische voorkeuren van de universele Sociëteit, door pater Kolvenbach in 2003 vastgelegd – Afrika, China, migranten en vluchtelingen, intellectueel apostolaat, de internationale huizen in Rome – worden in het decreet opgenomen, met de vraag aan de nieuwe generaal om die, zo nodig, aan te vullen of te veranderen.

Decreet 6: Samenwerking in het hart van de zending, is het resultaat van een zeer taai en moeizaam werk. Na wat de 34ste Algemene Congregatie over samenwerking met niet-jezuïeten had gezegd, was het niet meteen duidelijk of er iets nieuws te melden viel. Veel tijd en energie is gestopt in de problematiek van de geassocieerden, een vorm van samenwerking die door de 34ste Algemene Congregatie was goedgekeurd voor een periode van ongeveer tien jaar. Tenslotte heeft de 35ste Algemene Congregatie beslist dit “experiment” niet verder te zetten. De motivering hiervan had iets ernstiger en dieper mogen zijn, zeker ten aanzien van diegenen die zich ondertussen geassocieerd hebben, ook al zijn dat er niet zoveel. De Congregatie verkoos samen te werken met ignatiaans geïnspireerde leken die deel uitmaken van een of ander ignatiaans netwerk eerder dan met individueel geassocieerden. Verder wordt in dit decreet vooral gesproken over leken die samenwerken in jezuïeteninstellingen, en over de vorming die daarvoor nodig is zowel bij leken en vrouwelijke religieuzen als bij jezuïeten.

Decreet 4: Gehoorzaamheid in het leven van de Sociëteit van Jezus, is eveneens een tekst  waarover veel is gediscussieerd. De vraag naar een decreet over gehoorzaamheid kwam niet uit de Provinciale Congregaties, maar van pater Kolvenbach. Ook had paus Benedictus in enkele recente toespraken tot jezuïeten hieraangaande enkele hints gegeven. De tekst gaat eerst over de gehoorzaamheid van de jezuïet, vervolgens wordt de vierde gelofte van gehoorzaamheid aan de paus behandeld. De discussies in de aula hebben de tekst andere accenten meegegeven dan in de eerste versie. Van een meer ascetische benadering – zoals deze van Ignatius wanneer hij het over de vorming van jezuïeten heeft – ging het naar een beschrijving van wat eigen is aan ignatiaanse gehoorzaamheid: een gehoorzaamheid in functie van de zending én als band van eenheid in de groep. Bij het geven van een zending verwachtte Ignatius dat de jezuïet voldoende innerlijk vrij was, en gaf hem dan ook carte blanche. Dat is ook de teneur van het decreet. Een andere verschuiving is die van een hiërarchische gehoorzaamheid, die zich afspeelt tussen de jezuïet en zijn overste, naar een gehoorzaamheid waarbij ook de gemeenschap een rol heeft. Maar ook de context van onze tijd wordt duidelijk beschreven, tegelijk als uitdaging en als mogelijkheid.

De gehoorzaamheid aan de paus betreft, zoals de Constituties zeggen, de zendingen die de paus aan jezuïeten wil geven. Ignatius en de eerste jezuïeten wilden zich niet in een of ander bisdom inzetten, maar daar waar de nood van de kerk het grootst was. De vierde gelofte geeft aan de Sociëteit een structurele plaats in het leven van de kerk. Door die bijzondere band met de paus wordt haar charisma van apostolische religieuze orde verbonden met de hiërarchische structuur van de kerk in de persoon van de paus. “Het is door deze gelofte dat de Sociëteit deelt in de universele zending van de kerk en dat de universaliteit van haar zending, die wordt uitgeoefend in een grote verscheidenheid van apostolische werken in dienst van de plaatselijke kerken, gewaarborgd is”, aldus een sleuteltekst uit het decreet (31).

In een andere paragraaf stelt het decreet dat de beschikbaarheid die met de vierde gelofte beloofd wordt, verschilt van wat Ignatius schrijft in de Regels voor de waarachtige gezindheid die wij in de strijdende kerk moeten hebben in de Geestelijke Oefeningen. Maar beide zijn geworteld in de liefde die wij Christus onze Heer toedragen.

De aandachtige lezer zal ondertussen opgemerkt hebben dat er geen vijf, maar zes decreten zijn, dus één meer dan de voorbereidende commissie had gesuggereerd. Decreet 1: Met nieuwe kracht en toeleg, is een antwoord op de brief van paus Benedictus bij het begin van de Algemene Congregatie, geschreven na de audiëntie van 21 februari. Beide elementen had de voorbereidende commissie niet kunnen voorspellen!

 Eenheid in verscheidenheid

Het mag een wonder heten dat een zo grote en gevarieerde groep jezuïeten uit alle mogelijke delen van de wereld een diepe eenheid heeft beleefd. De keuze van de nieuwe algemeen overste heeft de toon gezet, maar ook in de weken daarna heeft de onderlinge verbondenheid nog aan diepte gewonnen. Niettemin kwamen ook de soms grote verschillen in standpunten en opvattingen aan het woord – in de aula, maar ook in het internetnetwerk van de Congregatie. Zo namen vooral de Indiase jezuïeten en die uit het Verre Oosten het woord als het ging over interreligieuze dialoog; vragen rond geloof en rechtvaardigheid werden vooral – maar niet uitsluitend – door Latijns-Amerikaanse afgevaardigden ter sprake gebracht; problemen in verband met armoede en aids werden dan weer vooral door Afrikaanse jezuïeten verwoord; het intellectueel apostolaat werd door Europeanen op de agenda geplaatst; de situatie van inheemse volken was vooral een bekommernis van de Indiase en Zuid-Amerikaanse afgevaardigden; de nood aan expliciete verkondiging werd sterk benadrukt door Europeanen, zowel die uit Oost- als uit West-Europa, enz. Maar nooit was er een of andere groep die zich opstelde tegen een andere groep, geen enkele groep trachtte zijn visie door te drukken, niemand wilde iemand de les lezen! Dit is in vorige Algemene Congregaties wel eens anders geweest.

Tijdens de 34ste Algemene Congregatie in 1995 was de stem van Europa tijdens de plenaire zittingen – elke dag de hele voormiddag gedurende drie maanden – zeer zwak. Wellicht was dit anders in de verschillende werkgroepen, maar in de aula waren de Europeanen wel erg bescheiden. Was hun tijd voorbij? Tijdens de 35ste Algemene Congregatie was Europa prominent aanwezig. Een van de redenen was zonder twijfel dat de meeste Provinciale Congregaties in Europa voortreffelijke “jonge” medebroeders naar Rome hadden gezonden. Zonder complexen namen zij het woord en al vlug werd er naar hen geluisterd: ze hadden iets te zeggen. Uit hun tussenkomsten bleek dat zij een goede vorming hadden genoten, in theologie en in andere disciplines, met name in de ignatiaanse spiritualiteit. Maar ook verschillende Europese provinciaals gaven soms de toon aan. Hun tussenkomsten waren vaak kort én pertinent, iets wat door de meeste afgevaardigden sterk werd geapprecieerd.

 Communicatie

Een terugblik op de 35ste Algemene Congregatie is onvolledig zonder al was het maar een woord over de communicatie. Naar binnen – tussen de afgevaardigden – werd uiteraard veel gecommuniceerd, maar het was ook de eerste keer dat, dankzij het internet, veel naar buiten werd gecommuniceerd. Pater Kolvenbach had twee specialisten naar Rome ontboden om de communicatie naar de Sociëteit toe en naar al wie interesse had, te verzorgen. Dat is hun ook gelukt.

Bekijk alle cardoner articles

Deel