Onderscheiden en hervormen

Onderscheiden en hervormen

De “Keuze van Franciscus” voor het evangeliseren van een veranderende wereld

De “Keuze van Franciscus” voor het evangeliseren van een veranderende wereld

 door  Austen Ivereigh

Gerijpt door jarenlange ervaring in de pastoraal in Argentinië en gesterkt door de onderscheiding van de tekenen van de tijd door de Latijns-Amerikaanse kerk tijdens de belangrijke bijeenkomst van Aparecida in 2007, is de visie van paus Franciscus over hoe de huidige wereld geëvangeliseerd moet worden, nu – door zijn apostolische exhortatie Evangelii Gaudium (2013) en meer in het algemeen door de prioriteiten van het huidige pontificaat – de definitieve inspiratie voor heel de kerk. Deze visie betekent een boeiende herleving van de radicaal pastorale richting die het Tweede Vaticaans Concilie insloeg, en wel zoals dat Concilie door een Argentijn verstaan werd na de bisschoppenbijeenkomst van Medellín (1968). Natuurlijk maken de keuze voor de armen en een nadruk op Jezus’ verkondiging van het Rijk Gods daarvan deel uit, maar met een opvallend en sterk antiklerikaal geloof in de vroomheid en de cultuur van de doorsnee gelovige.

De Keuze van  Franciscus

Omdat hier sprake is van een grootschalige beïnvloeding van de universele rooms-katholieke kerk door de zending van het Latijns-Amerikaanse continent (waar bijna de helft van alle katholieken woont), is het redelijk te veronderstellen dat dit voor deze generatie het sjabloon zal blijven voor de evangelisatie; tenzij een radicale koerswijziging tijdens het volgende conclaaf dit verhindert. Franciscus zelf heeft gezegd dat Evangelii Gaudium het Evangelii Nuntiandi (Paulus VI, 1975) voor onze rijd is. We zullen dit kortweg de ”Keuze van Franciscus” noemen. Niet omdat de paus een soort visionair is met een heel eigen visie – Franciscus let er altijd zorgvuldig op om het universele leergezag niet te verwarren met een particuliere theologische school – maar omdat hij degene is die deze visie het meest verwoordt en uitdraagt.

Maar ook al is deze keuze kenmerkend voor een gedurfde nieuwe richting in de evangelisatie van de hedendaagse wereld, een richting die direct haar oorsprong heeft in het Tweede Vaticaans Concilie, het zou naïef zijn om te beweren dat de “Keuze van Franciscus” de enige keuze is. Er zijn tenminste twee neoconservatieve alternatieven die hun aantrekkingskracht uitoefenen op jonge en niet zo jonge katholieken die zich bedreigd voelen door de moderniteit.

Een daarvan, die we verwijzend naar de Russische president de “Keuze van Poetin” noemen, probeert de katholieke kerk in haar geheel en Rome in het bijzonder onder het juk te brengen van een autoritair nationalistisch project om de moraliteit te herstellen. Men maakt daarbij gebruik van de dwingende macht van de staat om opnieuw het collectief boven het individu te stellen en de “westerse christelijke beschaving” te beschermen, door onder andere de grenzen te sluiten voor moslimimmigranten. Kardinaal Raymond Burke en zijn volgelingen hebben hun bewondering geuit voor de ideeën van Steve Bannon, de stichter van de rechtse website van Breitbart News. Bannon is bezig een vormingsprogramma op te zetten voor toekomstige katholieke leiders, dat georganiseerd wordt door het Dignitatis Humanae Institute in Rome waarvan Burke de president is.

Veel verleidelijker dan de overduidelijk ideologische en politieke “Keuze van Poetin” is de neodonatistische en neojansenistische visie van Rod Dreher, een veelgelezen Amerikaanse schrijver en blogger. De “Benedictus” in de titel van zijn veelbesproken boek De Keuze van Benedictus (2017) verwijst naar de Heilige Benedictus van Nurcia, de stichter van het Westers monnikendom, wiens Regel volgens Dreher “een belangrijke rol speelde in het bewaren van de christelijke cultuur doorheen de zogeheten Donkere Eeuwen”. Hij kreeg kritiek op zijn visie op de Regel die hij beschreef als een reactie op de val van het Romeinse Rijk en niet als een aanpassing van de kloosterlijke traditie aan nieuwe historische omstandigheden. Maar wat ons hier vooral interesseert is zijn visie op de hedendaagse moderniteit, die opmerkelijk veel lijkt op die van paus Franciscus.

Zowel Dreher als Franciscus komen hierin overeen dat de tijd van het christendom als culturele en maatschappelijke macht onherroepelijk voorbij is en dat het nutteloos is en contraproductief om energie en hulpbronnen te investeren in een politieke strijd die toch niet te winnen is en die alleen maar de idee versterkt van een christendom van ethische normen die de kerk met hulp van de staat probeert op te leggen. Franciscus ziet hoe de door technologie aangedreven krachten van een wereldomvattende postmoderniteit een einde maken aan de onderlinge verbanden, doordat ze de instituties wegvagen en ons maken tot consumptieve individuen, die geobsedeerd zijn door bevrediging en steeds verder verwijderd raken van onze culturele en religieuze wortels. In zo’n maatschappij – zo zegt hij in Santiago de Chile in 2018 – “zijn de referentiepunten die mensen gebruiken om zichzelf individueel en sociaal op te bouwen aan het verdwijnen, zodat de nieuwe ontmoetingsplaats tegenwoordig de cloud is die gekenmerkt wordt door instabiliteit omdat alles verdampt en steeds minder samenhang heeft.”

Maar waar Dreher een strategie voorstaat van weerstand bieden en je terugtrekken in wat hij noemt “duurzame geloofsgemeenschappen”, kleine eilanden “van heiligheid en stabiliteit in een opkomende vloed van moderniteit”, laat Franciscus zich leiden door de visie van Vaticanum II en de Latijns-Amerikaanse pastorale ervaring van het volk van God. Hij doet een veel radicalere oproep: de wedergeboorte van een nieuwe christelijke cultuur van onder af door een gemeenschappelijke ervaring van een ontmoeting met de God van barmhartigheid. Waar Dreher zich terugtrekt om krachten op te doen door afstand te nemen, probeert Franciscus nieuw leven te vinden door een hernieuwde ontmoeting met Christus in zijn volk. Voor Franciscus is die opkomende vloed daarbuiten geen reden om de ophaalbrug op te trekken, maar bruggen te bouwen, reddingsvlotten te water te laten en de herbouw te beginnen daar waar het meest verloren ging.

Zowel de “Keuze van Benedictus” als de “Keuze van Franciscus” zijn eigentijdse antwoorden op een tijd van verandering en beproeving, niet alleen in de wereld maar ook in de kerk: “vloeibaarheid” en relativisme in de wereld, het falen van het instituut en de corruptie in de kerk. Maar de geest achter de reacties is heel verschillend. Het antwoord van Dreher houdt een strikte scheiding en zelfs vijandigheid in ten opzichte van de wereld en een aanscherpen van de discipline in de kerk. Het is dan ook niet verrassend dat hij de kant koos van aartsbisschop Viganò van wie hij de oproep aan de paus om af te treden, steunde.

Daarentegen ziet Franciscus in de beproeving en onrust in de kerk een kans voor een bekering door een hernieuwde nederige en blijde afhankelijkheid van Gods barmhartigheid. Dat houdt niet een radicale zuivering van zondaars in, maar een krachtige veroordeling van een wereldse spiritualiteit en andere vormen van corruptie. Zijn vertrouwdheid met de Geestelijke Oefeningen en een levenslange ervaring met apostolische gemeenschappen die met zulke beproevingen te maken hadden, leerden hem wat schandalen vaak met zich meebrengen: polarisatie en onderlinge veroordeling, verwijten en het zoeken van zondebokken, zuiveringskruistochten en het verlangen om mensen te verdelen in goeden en slechten. In zulke omstandigheden komen we in de verleiding om te klagen en te veroordelen, eerder dan te onderscheiden en te hervormen. In tijden van beproeving bestaat de verleiding – als gevolg van de snelle culturele ontworteling van het christendom of van het schandaal – om ons te concentreren op de bedreigingen en niet op Christus. We beschuldigen anderen eerder dan onszelf en in plaats van dat wij zien hoe geestelijke krachten aan het werk zijn, concentreren we ons eerder op ethiek en ideeën dan op de waarheid die een persoon is.

Deze inzichten zijn te vinden in een reeks geschriften van Bergoglio van het einde van de jaren 1980, toen hij zulke moeilijke omstandigheden van dichtbij meemaakte. Hij baseerde zich op deze inzichten, zelfs verwijzend naar teksten uit die jaren, toen hij dit jaar antwoord gaf op de toestand die ontstaan was door de crisis van het misbruik in Chili en de Verenigde Staten. Maar in bredere zin grijpt hij er al veel jaren op terug door de kerk op te roepen tot een “pastorale en missionaire bekering” om onze huidige tijd, die getekend is door “vloeibaarheid”, te evangeliseren.

Argentinië en Aparecida

De visie van Franciscus op evangelisatie kreeg vooral op drie plaatsen vorm. De eerste was het Collegio Máximo in de provincie Buenos Aires, waar Jorge Mario Bergoglio de meeste jaren van zijn jezuïetenleven doorbracht: als student, als novicemeester, provinciaal en tenslotte als rector van het college. Het was in deze laatste fase, tussen 1980 en 1985, dat hij de eerste pastoor was van de parochie die hij stichtte in het gebied rondom het college. Dit gebied had zich ontwikkeld tot een stedelijk gebied met vooral arbeiders waar Bergoglio elk weekeind grote aantallen jezuïeten-studenten naartoe stuurde om de jonge, meest arme, gemeenschap te evangeliseren. Ze bezochten de mensen huis aan huis, zegenden hun woningen, baden met hen die er woonden en gaven catechese aan de kinderen. Waar ze noden ontdekten, brachten ze mensen die tijd en middelen hadden om daar iets aan te doen, daarmee in contact.

Hun werk is overgenomen door jonge mensen die deel uitmaken van de ignatiaanse jeugdbeweging van de parochie. Maar de methode en de ervaring zijn hetzelfde: ze gaan van huis naar huis, kloppen op de deur, zitten tussen de mensen en bidden met hen en leren zo hun leven kennen en na afloop is er een reflectie op wat ze meemaakten. Een van de jonge mensen vertelde me vol emotie: ”We trokken erop uit om te missioneren, maar we werden zelf gemissioneerd.” Ze hadden ingezien wat kardinaal Bergoglio zo uitdrukte: “God is bemoedigend tegenwoordig en een actieve speler in het leven van zijn volk.”

De tweede plaats die belangrijk was voor Franciscus’ visie was Buenos Aires, waar hij in de jaren 90, als hulpbisschop, regionaal vicaris was voor een deel van de stad waar de lagere middenklasse woonde. In dit gebied, met een aantal heiligdommen en gedenkplaatsen, maakte hij veel gebruik van de lessen van San Miguel. Van 1998 tot wat hij noemde zijn “verhuizing van diocees” in 2013, was hij aartsbisschop van het bisdom met bijna drie miljoen inwoners. Onder leiding van Bergoglio werkten de bisdommen in de regio nauw samen in een gemeenschappelijke pastorale zending, die als doel had de visie van Aparecida te realiseren.

Aparecida in Brazilië, waar de conferentie van Latijns-Amerikaanse bisschoppen (CELAM) bijeenkwam in mei 2007 om haar gezamenlijke zending voor dit continent te omschrijven, is de derde plaats van dit verhaal. Bergoglio had een belangrijke bijdrage in het onderscheidingsproces voor en tijdens de vergadering, maar hij was ook als hoofdredacteur, samen met een team van Argentijnse theologen, de architect van het slotdocument. Zodoende was het moeilijk om in de praktijk nog een scheiding aan te brengen tussen Bergoglio en het document van Aparecida, vooral de sectie 10.6 (509-518) over de stedelijke pastoraal.

De eerste paragrafen van deze sectie laten zien welke diepgaande veranderingen er hebben plaatsgevonden in de maatschappij, waardoor het christendom niet meer de belangrijkste bron van de cultuur is. Maar er wordt niet geklaagd over die verandering. Integendeel, er wordt opgemerkt dat de kerk ontstaan is in precies zo’n context van stedelijk pluralisme, waarvan zij gebruik maakte om te groeien. Wat de kerk verhindert om ook nu te groeien is, zo merkt Aparecida op, een houding van angst en verdediging, die ons opsluit in een gevoel van machteloosheid. De kerk moet juist de “blik van het geloof” weer terugkrijgen, om te zien dat “God in de stad leeft” (514), en zij moet een andere geesteshouding krijgen die nu nodig is om erop uit te gaan om God te ontmoeten en te zien in het leven van de mensen, door de verkondiging van het Woord, de viering van de liturgie en de broederlijke dienst aan de armen en zo verder.

De sectie eindigt met een reeks concrete voorstellen voor wat genoemd wordt een nieuwe stedelijke dienst en voor de geesteshouding die hiervoor nodig is (517-518). Deze voorstellen houden in een spiritualiteit van barmhartigheid en vrijwilligheid, een focus op de randgebieden van uitsluiting en marginaliteit, en een nieuwe missionaire benadering die gebruik maakt van huisbezoek, sociale media en een “constante betrokkenheid” bij mensen in hun dagelijkse concrete realiteit. Naast een aantal praktische en logistieke overwegingen – zoals de noodzaak van interdiocesane samenwerking die het mogelijk maakt om de stad als één gemeenschap te zien – benadrukt de “stedelijke pastoraal” van Aparecida in het bijzonder de noodzaak om de “volle schoonheid van God” (518) in de verkondiging van de kerk te laten zien.

Genadevolle ervaringen waren ook te horen in de korte toespraak van Bergoglio tot de kardinalen vóór de aanvang van het conclaaf. Hij stelde zich Jezus voor, niet aan de buitenkant op de deur kloppend om binnengelaten te worden, maar aan de binnenkant, vragend om eruit te mogen. Zo schilderde hij een kerk die verlamd is door introversie, meer haar eigen licht verspreidend dan dat van Christus, een kerk die ziek geworden is en vooral bezig met zichzelf. Daarop gaf hij een beeld van een evangeliserende kerk die Christus in het centrum plaatst en die buiten zichzelf treedt naar de periferie, naar plaatsen waar nood is en geleden wordt. De volgende paus, zo zei Bergoglio tot de kardinalen, zou de kerk moeten helpen om een vruchtbare moeder te zijn die leeft van de vreugde van het evangeliseren.

De overgang van een kreupele verlamde die bezig is met zichzelf, naar een vruchtbare moeder die vol vreugde evangeliseert, is samengevat in wat Aparecida noemt “een pastorale en missionaire bekering”. Het is ook het hart van Evangelii Gaudium. Op de vraag die gesteld en pover beantwoord werd door de synode van 2012 over de Nieuwe Evangelisatie – hoe moeten wij evangeliseren in onze moderne tijd? – antwoordde Franciscus niet alleen met de visie van Aparecida maar ook met de ervaring van Buenos Aires, geherformuleerd in de universele categorieën van de wereldkerk. Franciscus nam Aparecida, het nieuwe Evangelii Nuntiandi voor Latijns-Amerika als voorbeeld en schiep in Evangelii Gaudium een nieuw Evangelii Nuntiandi voor de universele kerk van onze tijd.

Zending die een antwoord is op veranderingen

CELAM 2007 constateerde een sterker wordende ongelijkheid, het verval van staten, massale migratie, ecologische rampen, een neodarwinistische verering van macht, technocratie en andere kenmerken van onze tijd. Zij concludeerde dat de keuze voor de armen van de Latijns-Amerikaanse kerk vereiste dat zij die slachtoffer zijn van de nieuwe globale economie zouden worden bijgestaan, met aandacht niet alleen voor wie materiële armoede lijdt maar ook voor de slachtoffers van uitsluiting en eenzaamheid in haar vele nieuwe gedaantes, zoals: migranten, ouderen, gevangenen, slachtoffers van mensenhandel. Het document zag de nieuwe context van cultureel en religieus pluralisme niet als een moment om te proberen wettelijke en staatsprivileges voor de kerk te herstellen, maar om eenheid op te bouwen door verschillen met elkaar te verzoenen door middel van dialoog en het delen van getuigenis.

Maar Aparecida onderscheidde vooral de implicaties van deze verandering van tijdperk voor de evangelisatie. Haar conclusie was dat de lijnen van overdracht verbroken waren en dat de kerk er nu “op uit” moest trekken om te evangeliseren. Het verbreken van de verbanden waardoor we ergens bij horen – verplaatsing, ontworteling, het verlies van sociale relaties enzovoort – maakte een einde aan de traditionele mechanismes van geloofsoverdracht, terwijl tegelijkertijd de culturele ondersteuning voor het christendom aan het verdwijnen was (37). Aparecida zegt het zo:

Een katholiek geloof dat gereduceerd is tot louter bagage, tot een verzameling regels en verboden, tot onsamenhangende devotionele praktijken, tot een selectieve en gedeeltelijke aanname van de waarheden van het geloof, tot een deelname af en toe aan sommige sacramenten, tot het herhalen van doctrinaire principes, tot een zoutloos of angstig moraliseren, dat zal het leven van een gedoopte niet veranderen en niet kunnen weerstaan aan de beproevingen van de tijd. (12)

In tegenstelling tot de reactie van zoveel kerkelijke leiders en commentatoren in Europa en Noord Amerika, was het antwoord van Aparecida op de nieuwe vloeibaarheid niet klagen en veroordelen, maar onderscheiden en hervormen. Het katholieke geloof van de toekomst, zo stelde het document, hangt af van een persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus en een ervaring van Gods transformerende barmhartigheid, juist zoals dat in de eerste eeuw van het christendom het geval was. De uitdaging voor de kerk was, hoe deze fundamentele geloofservaring van een “persoonlijke en gemeenschappelijke ontmoeting met Jezus Christus die leerlingen en missionarissen kweekt, mogelijk gemaakt kon worden” (11).

Welke veranderingen zijn er nodig? De centrale gedachte van Aparecida was dat de zending niet zozeer een activiteit of een programma moest zijn, als wel een manier van zijn die tegelijk “blijvend” en “een model” was. Ook moest de zending niet alleen ad extra zijn, maar tegelijk ad intra: door eropuit te trekken zou de kerk ook zelf tot bekering komen en geëvangeliseerd worden. Concreet zei kardinaal Bergoglio tot zijn priesters dat het mogelijk maken van de fundamentele geloofservaring van de ontmoeting met Jezus Christus van hen zou vragen, dat ze spiritueel, pastoraal en ook institutioneel anders zouden worden, om de kerk weer zichtbaar present te stellen als “een moeder die met open armen een verwelkomend thuis is, een niet aflatend voorbeeld van een missionaire gemeenschap”.

Het wegvallen van het traditionele onderscheid tussen christelijke landen en missiegebieden is een centraal inzicht van Evangelii Gaudium. Zoals Christoph Théobald opmerkt in zijn Urgences pastorales, is Ad Gentes, geschreven met Afrika en Azië in het achterhoofd, het document van Vaticanum II dat het meest slaat op de actuele situatie van de kerk in het Westen. Daarin wordt beschreven hoe “de omstandigheden soms zodanig zijn dat er voorlopig geen mogelijkheid bestaat om het evangelie direct en openlijk te verkondigen…” (6). Als de kerk in zulke omstandigheden niet missionair is, kan zij niet evangeliseren en als zij niet evangeliseert, houdt zij op te bestaan. Dat is de betekenis van de beroemde woorden van Franciscus in Evangelii Gaudium:

Ik droom van een “missionaire keuze” die in staat is alles te veranderen, opdat de gewoonten, de stijlen, de tijdschema’s, de taal en iedere kerkelijke structuur kanalen worden die meer dan voor de bescherming van zichzelf, geschikt zijn voor de evangelisatie van de huidige wereld. (27)

Je zou gemakkelijk de angel aan het eind kunnen missen. Evangeliseren betekent leerlingen opvoeden tot missionarissen en niet hen verleiden volgelingen te worden. Proberen lege plekken weer te vullen en een marktaandeel te heroveren op andere kerken is geen evangeliseren maar zieltjes winnen. Je zet dan het instituut in het centrum en niet Christus en tegelijk laat je het instituut ongemoeid en verandert het niet. Dat is een spiritualiteit die van de wereld is, een vorm van heiligschennis, die alleen maar tot gevolg heeft dat de kerk verlamd blijft. Ook is evangelisatie iets anders dan het vergroten van onze macht en capaciteit, alsof die van onze eigen inspanning afhangen. In Asunción, Paraguay, zei Franciscus in juli 2015:

Hoe vaak zien wij evangelisatie als het toepassen van een aantal strategieën, tactieken, manoeuvres, technieken, alsof wij mensen zouden kunnen bekeren met behulp van onze eigen argumenten. Vandaag zegt de Heer heel duidelijk tot ons: in de mentaliteit van het evangelie overtuig je mensen niet met argumenten, strategieën of tactieken. Je overtuigt hen door te leren hoe je hen kunt verwelkomen.

Als pelagianisme een van de verleidingen is die ons ervan weerhoudt om te evangeliseren, door ons te veranderen in mensen die op een wereldse manier bekeerlingen maken, dan is een andere verleiding die misschien wel groter is, een vorm van gnosticisme: het katholicisme presenteren als een soort ethisch systeem of een morele code. Deze verleiding had vooral de kerk in Europa en Noord-Amerika in haar macht, toen deze te maken kreeg met de stromingen van secularisatie en relativisme in de jaren na 1968. Opnieuw is nu de verleiding om niet te onderscheiden en te hervormen, maar in plaats daarvan de situatie te beantwoorden met een verdedigend beroep op ethiek en waarheid. Dat resulteert in wat Massimo Borghesi in het laatste hoofdstuk van The Mind of Pope Francis noemt: “de neiging om te gaan moraliseren die het katholicisme karakteriseert in een tijd van globalisering.”

Een belangrijk obstakel voor de evangelisatie bestaat hierin dat de kerk veel te vaak de rangorde in haar verkondiging omdraait: ze vergeet dat we goed zijn omdat we bemind worden en dat we niet bemind worden omdat we goed zijn. In een toespraak (2004) bij de verjaardag van de encycliek Veritatis Splendor van Johannes Paulus II benadrukt Bergoglio een deel van die grote encycliek dat vaak veronachtzaamd wordt, namelijk dat Jezus ons niet eenvoudigweg een morele code voorhoudt of een serie voorschriften en rituelen waar we naar moeten leven. De liefde waartoe Christus ons oproept, is mogelijk niet door onze eigen pogingen, maar alleen, zoals Johannes Paulus II het zegt, “dankzij een ontvangen gift”– dat wil zeggen: Gods genade. Bergoglio haalt de Poolse paus aan die op zijn beurt Augustinus citeert, als hij opmerkt dat we Gods liefde niet verdienen doordat we ons aan zijn geboden houden, maar dat het juist andersom is: Gods liefde en barmhartigheid maken het ons mogelijk om deugdzaam en heilig, evenals barmhartig en liefdevol te zijn.

In een homilie in 2004 vroeg Bergoglio of het feit dat in westerse landen het christendom zo dikwijls werd gereduceerd tot een verheven verzameling voorschriften niet de oorzaak was dat mensen in onze tijd een prooi waren van het relativisme. Want als deugdzaamheid een soort juridische code is, die van buitenaf opgelegd wordt, eerder dan een vrij antwoord vanuit het hart op de ervaring van Gods barmhartigheid, dan wordt het een ideologie die gemakkelijk gemanipuleerd kan worden ten dienste van politieke of andere belangen, zoals dat al te vaak gebeurde in de culturele oorlogen in de Verenigde Staten. In die context wordt relativisme een uiting van vrijheid, een bevestiging van autonomie tegenover een opgelegde ideologie. Kortom, secularisme wordt geboren uit ons ethicisme en opent – ironisch genoeg – de weg om opnieuw gevoelig te worden voor wat het christendom ons biedt. Daarom kan de ontkerstening van cultuur en wet – zo vaak genoemd als de oorzaak voor het kleiner worden van de kerk door de bisschoppen en kardinalen tijdens de synode van 2012 over de nieuwe evangelisatie – niet gebruikt worden als een reden voor het falen van de kerk om te evangeliseren. Zoals Franciscus aangeeft in Evangelii Gaudium heeft God een weg gevonden om zichzelf te binden aan alle mensen in alle tijden (113).

Daarom verliest de Keuze van Franciscus, anders dan die van Benedictus, geen tijd met het veroordelen van en klagen over de secularisatie; zonder de negatieve culturele en sociale gevolgen ervan te ontkennen, speciaal voor de armsten. Secularisme is ook een uitnodiging om te onderscheiden en te hervormen, om ons te herinneren dat het christendom zich niet verspreidde door een beroep te doen op macht maar door de overweldigende ervaring van Gods barmhartigheid. Het kan zich opnieuw verspreiden door eropuit te gaan om God te ontmoeten zoals Hij aan het werk is in Gods heilig volk. Het falen van de kerk is niet het gevolg van de secularisatie, maar het gevolg van het zich terugtrekken van het volk van God, geconfronteerd met de secularisatie.

Bergoglio vertelde zijn catechisten in Buenos Aires eens dat een belangrijk inzicht van Aparecida was dat het grootste gevaar voor de kerk niet kwam van buitenaf maar van binnenuit, “van de eeuwige en subtiele verleiding om ons in onszelf op te sluiten en een pantser aan te trekken om ons te beschermen en veilig te stellen.” Het woord dat hij hier gebruikt is hetzelfde dat hij gebruikte in een brief uit 2018 aan de bisschoppen van Chili, waarin hij hen naar Rome riep om te spreken over het klerikale seksuele misbruik. Daarin schreef hij dat in tijden van beproeving, wanneer we “ons bang en geharnast terugtrekken in onze comfortabele winterpaleizen, de liefde van God ons tegemoet komt, om onze intenties te zuiveren zodat we weer kunnen liefhebben als vrije, volwassen en kritische mensen.”

Dat is een krachtige omschrijving zowel van een angstige kerk in de verdediging die niet evangeliseert (“gepantserd in onze comfortabele winterpaleizen”), als van wat de kerk redt uit deze verlamming: wat God ons aanbiedt in onze beproeving en in ons falen. ”Een gewonde kerk maakt zichzelf niet tot het centrum van alles, gelooft niet dat zij volmaakt is, maar plaatst in het centrum Hem die deze wonden kan helen, wiens naam is Jezus Christus”. Zo zei Franciscus tot de bisschoppen van Chili in januari 2018:

Dat we zowel een ontmoedigde Petrus kennen als een herboren Petrus, is een uitnodiging om van een kerk die ongelukkig is en ontmoedigd te worden tot een kerk die ten dienste staat van al die mensen in ons midden die ongelukkig zijn en ontmoedigd.

Zoals Petrus, die van leerling werd tot apostel doordat God hem zijn verloochening vergaf, zo kunnen ook wij alleen in Gods barmhartigheid de mogelijkheid ervaren van een missionaire en pastorale bekering die van de kerk weer een vruchtbare moeder maakt. Zo zijn ook in ons leven de momenten van mislukking mogelijkheden voor bekering en groei. Maar allereerst moeten we leren niet te klagen en te veroordelen, maar liever te onderscheiden en te hervormen.

                                                                              uit: The Way, October 2018 (57/4)

     vertaling en bewerking: Hans van Leeuwen S.J. en Wiggert Molenaar S.J.  

 

De schrijver van dit artikel is een bekende journalist en commentator; de auteur van een informatieve biografie van paus Franciscus: The Great Reformer: Francis and the Making of a Radical Pope (2015). In november 2019 verschijnt zijn Wounded Shepherd: Pope Francis and His Struggle to Convert the Catholic Church.

Bekijk alle cardoner articles

Deel