Ik sta buiten voor het gesloten centrum.

Ik sta buiten voor het gesloten centrum.

Het vriest, de wind is ijskoud en sneeuw geselt mijn gezicht.

Het vriest, de wind is ijskoud en sneeuw geselt mijn gezicht.

“Registratie voor het bezoek begint pas over vijftien minuten”, zegt men mij, “U kunt buiten wachten.” Andere bezoekers, zonder wagen, staan hier al twintig minuten, sinds de laatste bus.

We mogen binnen. Alles afgeven, we worden genummerd, geregistreerd en gefouilleerd. Kinderen huilen, ze begrijpen niet wat er gebeurt.

Anderen komen te laat. Dat vertraagt het begin van het bezoek voor iedereen. Ik hoop dat ze wil praten.

Weer het kleingeld voor de drankautomaat vergeten. De vrouw is alleen, zwanger, moe en bang. Ze zegt niet veel. Ik begin zelf te praten.

Ik vertel over mijn eigen zwangere echtgenote. We doorlopen de “symptomen”. Ze is dankbaar voor alle informatie, want ze weet heel weinig. Ze komt los.

Ze voelt zich alleen, machteloos en verloren. Ze wil niet praten over thuis, ze wil niet terug naar Afrika. Ze wil een toekomst voor haar ongeboren kind. Ik wil hetzelfde voor het mijne.

Woede borrelt op en onder de tafel bal ik mijn vuisten. Ik kalmeer mezelf. Dit is haar tijd, niet de mijne…

Ik beloof haar dat ik zal zoeken naar een boek in het Frans over zwangerschap. Ze lacht voor de tweede maal tijdens het bezoek. Ze voelt zich niet meer zo alleen.

Men vraagt ons het bezoek te beëindigen en we nemen afscheid. Kinderen huilen, ze begrijpen niet wat er gebeurt. Ik beslis volgende week terug te komen, als ze er nog is.

Ik voel me alleen, machteloos en verloren. Ik sta weer buiten voor het gesloten centrum. Het vriest, de wind is ijskoud en sneeuw geselt mijn gezicht.

Jacques Pieters, medewerker Jesuit Refugee Service Belgium

Bekijk alle cardoner articles

Deel