Godgewijd leven ook voor leken

Godgewijd leven ook voor leken

door David Harold-Barry S.J.

door David Harold-Barry S.J.

Wat is de roeping van leken, vooral in het kader van de Gemeenschap van Christelijk Leven (GCL)?  

In katholieke kringen zijn we er soms getuige van dat mensen priester gewijd worden of hun religieuze professie of verbintenis uitspreken – of we horen er minstens over spreken. Het is iets anders dan een huwelijk, maar met hetzelfde element van een permanente gave van zichzelf. Maar wanneer hebt u voor het laatst meegemaakt dat een verbintenis werd uitgesproken door leken? Voor mij luidt het antwoord: “Gisteren, te Kasisi in Zambia.” Het gebeurde zonder al de versierselen van een priesterwijding of een professie, maar in eenzelfde atmosfeer van belofte en vreugde. Het waren mensen met een verantwoordelijke baan, mannen en vrouwen, die na een actief leven in de Geest van enkele jaren verlangden zich blijvend te verbinden tot een manier van leven gebaseerd op het evangelie. U zegt misschien: “Wel, dat doen wij al, zonder er een show van te maken.” Zonder twijfel doen u en vele anderen dat. Maar de publieke verbintenis – zoals in het huwelijk of iets anders – bundelt de geesten en verleent methode en structuur. En wie er getuige van zijn, weten nu dat ze de taak hebben degenen die de keuze gedaan hebben te ondersteunen.

De acht die deze belofte voor het leven uitspraken, zijn leden van de Gemeenschap van Christelijk Leven (GCL), een wereldgemeenschap gebaseerd op de spiritualiteit van Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïeten. Ignatius opende niet alleen voor jezuïeten een weg, maar voor iedereen die het evangelie van meer nabij wil beleven. Ik was getroffen door deze eenvoudige plechtigheid, omdat ze de aandacht vestigt op een beweging in de kerk die een even grote omvormende kracht heeft als gist in deeg. Ik heb lang genoeg geleefd om volle seminaries en noviciaten gekend te hebben op elk continent. Wij waren met zeventig novicen toen ik voor Vaticanum II bij de jezuïeten intrad. Velen verlieten in de jaren ’60 en ’70 de orde, en weinigen kwamen er in de jaren ’90 en 2000 bij. Vandaag zijn de aantallen een fractie van wat ze waren, maar we raken niet in paniek. Rustig proberen we te verstaan wat er aan de hand is.

Eén conclusie die zich opdringt is dat leken een veel actievere rol in de kerk opnemen dan ooit tevoren. Ik zie de dag komen dat de staf van het Vaticaan zal bestaan uit leken, mannen en vrouwen, met hier en daar nog een verdwaalde clericus. Dit is al het geval in diocesane diensten. Katholieke scholen, waar vroeger bijna uitsluitend religieuzen werkten – dat was mijn ervaring op het Ignatiuscollege in Zimbabwe toen ik daar in 1966 aankwam – zijn nu geheel in handen van leken. Er zijn nog wel religieuzen, maar daar kom ik dadelijk op terug.

Leken nemen dus scholen over, ziekenhuizen, radiostations, sociale centra en gelijkaardige instellingen, die vroeger het werk van priesters en religieuzen waren. Maar de vraag die ons hier bezighoudt is: doen ze dat alleen omdat ze goed zijn in hun vak of zien zij zichzelf ook als verkondigers van het evangelie? Er hoeft geen tegenspraak tussen deze beide houdingen te bestaan, want een waarachtig “professionele” benadering zal altijd in harmonie met het evangelie zijn. Maar als ik hier dat onderscheid maak, denk ik op de eerste plaats aan hen die hun werk zien als het afwerken van hun takenlijstje. Het evangelie beleven is meer dan een takenlijst afwerken. Jezus gebruikte parabels, geen takenlijstjes, omdat leven volgens het evangelie grenzen doorbreekt en geen beperkingen kent. Het is mijn ervaring dat lekenmedewerkers geraakt worden door de waarden van het evangelie en verlangen deze te beleven, zowel in hun dienst aan de kerk als in hun eigen leven thuis met hun gezin. Maar het is vaak moeilijk om te vatten wat het precies betekent een leerling van Jezus te zijn, tenzij we een manier hebben om te ontdekken wie Jezus was en wat zijn boodschap was. Dat kun je niet leren uit boeken of cursussen.

Drie pijlers

Hier komt de GCL op de proppen. Dit is een manier van leven die ons in het hart van het evangelie brengt. Ten eerste is de GCL een gemeenschap. De leden ontmoeten mekaar regelmatig, vaak om de veertien dagen, en delen hun ervaringen in een context van gebed. Ze helpen mekaar de betekenis van hun ervaringen te verstaan en moedigen elkaar aan uitdagingen aan te gaan. Ze genieten ook van mekaars gezelschap en bouwen warme vriendschappen uit.

Ten tweede gebruikt de GCL het instrument van de ignatiaanse spiritualiteit, met name de dynamiek van de Geestelijke Oefeningen, die neerkomt op het onderscheiden van de bewegingen in mijn eigen hart. Hoe handel ik en waarom? Deze oefeningen zijn geen trainingen zoals voetballers en atleten krijgen, hoewel ze er toch enigszins mee overeenkomen in deze zin dat ze attitudes ontwikkelen en spontane reacties aanscherpen. De Oefeningen van Ignatius maken dat mensen aandacht gaan schenken aan de wijze waarop God aan het werk is in hun hart. Ze doen dat door degene die de Oefeningen doet te helpen zichzelf te zien zoals hij werkelijk is. Je kunt daarvan schrikken, zoals van de diagnose van een arts. Maar anders dan bij een arts is er altijd een remedie. Degene die de Oefeningen doet volgt Jezus bij diens verkondiging van het Koninkrijk, wanneer Hij daar de prijs voor betaalt met zijn dood en bij het ontluiken van nieuw leven in zijn opstanding uit de dood. De GCL-leden leggen die weg af en putten eruit voor hun eigen leven.

Zo komen we tot de derde pijler van de GCL: zending. Nadat we zijn samengekomen als een gemeenschap van vrienden en nadat we samen Jezus zijn gevolgd in zijn leven, dood en verrijzenis, zijn we – zoals de leerlingen in de vroege kerk – klaar om gezonden te worden. De GCL onderscheidt vier manieren waarop dit kan gebeuren, maar ik wil mij hier toespitsen op de eerste manier. De vier manieren zijn:

  • het evangelie beleven in het leven van elke dag;
  • betaald werk of vrijwilligerswerk waarmee men de mensen dient;
  • instituten die door de GCL geleid worden, bv. een school (zoals in Nairobi);
  • pleitbezorging, bv. bij de Verenigde Naties, waar de GCL een stem heeft.

Het evangelie beleven in het leven van elke dag is de roeping van elke volgeling van Jezus. Voor veel mensen blijft dat echter nogal algemeen. Ze staan er niet bij stil. Het is een algemene houding van “een goed mens zijn” en “de juiste dingen doen”. Dat is een beetje vaag. Ik sprak over de uittreding van priesters en religieuzen in de jaren ’60 en ’70, maar op hetzelfde moment legde het Tweede Vaticaans Concilie een nieuwe klemtoon op de zending van de leken. Er staan meerdere treffende passages in Lumen gentium (31, 34 en 36) en Gaudium et spes (36). Ik haal er slechts één aan: “De leken zijn speciaal geroepen om de kerk werkzaam aanwezig te stellen op die plaatsen en in die omstandigheden waar zij alleen door hen het zout van de aarde kan worden” (LG 33).

Jezus heeft de kerk een zending gegeven en die werd hoofdzakelijk begrepen als de verkondiging van het goede nieuws en de bediening van de sacramenten. Alle andere werken – scholen, ziekenhuizen, vluchtelingenwerk enz. – zijn uitdrukkingen van deze verkondiging van het goede nieuws, namelijk de liefde en het mededogen van God met zijn volk. Maar nu, sinds de twintigste eeuw, heeft de kerk begrepen dat dat niet volstaat. God wil zich ook openbaren in het hart van het gewone leven en werk: de visser bezig met zijn netten, de mecanicien aan zijn werkbank, de verkoopster aan haar kassa. Zij dienen het Koninkrijk te “verkondigen” op een manier waarop dat alleen door hen gedaan kan worden. Dat kan veel dingen betekenen, bijvoorbeeld integriteit, verbeeldingskracht, aandacht voor het milieu. Een predikant kan op zondagmorgen zijn toehoorders suggereren hoe ze eerlijk kunnen zijn. Maar hij kan ze niet suggereren hoe ze hun verbeeldingskracht kunnen gebruiken. Verbeelding is nochtans een aspect van de goede boodschap. Zonder verbeelding was de wereld nooit vooruitgegaan zoals nu. Het evangelie beleven is dus niet slechts een kwestie van geduld hebben met je man of vrouw; het is ook je werk zien als de plaats waar jij je bijdrage levert aan de opbouw van de gemeenschap van Gods mensen. Werk lijkt vaak saai en een zinloze sleur. Maar het wordt een vreugde als je kijkt naar de schittering die jij als individu kunt bijdragen.

Teilhard de Chardin

De zending van de GCL is dus allereerst te leven in het licht van het evangelie op die plaatsen en in die omstandigheden waar alleen ik, als ik een leek ben, mijn bijdrage kan leveren. Een sterke stimulans voor deze manier van denken vormde het werk van Pierre Teilhard de Chardin, die overleed in 1955 en wiens denken een invloed had op sommige bisschoppen enkele jaren later op het Concilie. Teilhard, een Franse jezuïet, bestudeerde als paleontoloog de oorsprong van het leven op onze planeet. Hij begreep de evolutie als een kracht in de schepping die alles voortstuwt naar wat hij het punt Omega noemde, het punt waar heel de schepping haar doel bereikt. “Alles is van u: Paulus, Apollos of Kefas, de wereld, het leven of de dood, het heden of de toekomst, alles is van u; maar u bent van Christus, en Christus is van God” (1Kor 3,21-23). Eén citaat om een glimp van Teilhards gedachte op te vangen: “Van de handen die het deeg kneden tot de handen die het brood consacreren moet de grote en universele Hostie worden klaargemaakt en vastgehouden in een geest van aanbidding” (Le milieu divin, Fontana, blz. 67). Heel de natuur, alle materie is vol met zaden van goddelijke energie en mannen en vrouwen overal ter wereld hebben de taak die zaden tot ontkieming te laten komen. Daar ligt de eerste taak van leken.

Ik heb nu kort geschetst waartoe de leken worden geroepen, maar waar blijven wij priesters en religieuzen? Men zou mij ervan kunnen beschuldigen dat ik onze rol minimaliseer. Zijn wij even overbodig geworden als de koloniale ambtenaren van vroeger? Nee, dat zal niet gebeuren. Priesters en religieuzen hebben een essentiële taak te vervullen. In de taal van de GCL zijn zij kerkelijk assistenten of aalmoezeniers, hoewel de laatste term om een of andere reden niet meer gebruikt wordt. Er is een verschuiving gebeurd in de rollen. In het verleden deed de kerkelijk assistent zo goed als alles wat de organisatie van de gemeenschap betreft. Nu hoeft hij of zij niet meer voor al de administratie en de materiële voorzieningen te zorgen. De kerkelijk assistent kan zich concentreren op de kwaliteit van zijn of haar dienst, die erin bestaat het brood te breken en de Schriften te openen (Lc 24,27-32). Langs het bestuur van scholen, parochies en sociale centra kunnen priesters en religieuzen de administratie aan leken overlaten en zich concentreren op de “bediening van het woord” (Hnd 6,4). Priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen, bisschoppen en pausen worden steeds vrijer om zich te wijden aan het onderwijzen van het woord en het inspireren van de gemeenschap. Zo vullen kerkelijk assistenten en GCL-leden mekaar aan. Dit is één bescheiden model van de kerk van de toekomst. Onze zusters en broeders die hun verbintenis uitspraken in Kasisi op 27 september 2015 gaven daarvan een opvallende getuigenis.

uit: Progressio, 2015/2.
vertaling: Pieter-Paul Lembrechts S.J.

 

Pater David Harold-Barry (*1939) is lid van de jezuïetenprovincie Zimbabwe-Mozambique. Hij is de assistent van de novicemeester in Lusaka (Zambia).                                                           

In dit artikel schrijft hij over de roeping van leken en dan speciaal in het kader van de Gemeenschap van Christelijk Leven (GCL), een lekenbeweging met nauwe banden met de Sociëteit van Jezus. Het artikel dateert van 2015, dus van voor de publicatie in 2018  van de exhortatie Gaudete et Exultate van paus Franciscus – over de bereikbaarheid van heiligheid voor elke gelovige in de moderne wereld.

 

Bekijk alle cardoner articles

Deel