Aantekeningen voor een profetische lekengemeenschap onder leiding van de Geest van God.

door Adolfo Nicolás S.J.  

door Adolfo Nicolás S.J.

 

De Algemeen Overste van de jezuïeten sprak op de Algemene Vergadering van de Gemeenschap van Christelijk Leven (GCL), een ignatiaanse lekenbeweging. Dit was in augustus 2008 te Fátima, Portugal. 

Wanneer het gebeurd is ben ik vergeten. Het was, toen ik een fase in mijn leven aan het afronden was:  twee jaar na mijn studietijd in Rome, of na zes jaar werkzaam te zijn geweest in het Pastoraal Instituut voor Oost-Azië te Manila. Iemand vertelde mij dat de GCL-gemeenschap in Japan, waarheen ik terugkeerde, aan pater Provinciaal gevraagd had mij te benoemen tot haar geestelijk adviseur. Misschien waren zij erg wanhopig en wilden zij tot elke prijs een jezuïet hebben, wie het ook mocht zijn. Maar de provinciaal had andere plannen en de Japanse GCL kreeg niets van mij te duchten. Ik had slechts sporadisch contact met de GCL, hoewel daar nooit een definitieve punt achter werd gezet. En ik had natuurlijk nooit gedacht dat ik hier vandaag de Algemene Vergadering zou toespreken. Maar ik moet zeggen dat ik het met groot genoegen doe.

Ook wil ik zeggen dat ik zeer onder de indruk ben. Ik heb enige van uw recente kerndocumenten gelezen. Ik mocht kennis nemen van uw sharing, uw verslagen en gedachtewisselingen. Ik heb kennis gemaakt met sommigen van uw vertegenwoordigers en met leden van de Uitvoerende Raad. En iedere keer kom ik onder de indruk van de visie, toewijding en grote menselijkheid die ik aantref. Ik feliciteer u allen met dit hoge niveau van uw leven als mensen en geëngageerde christenen. Ik moet bekennen dat ik in de statuten en Algemene Beginselen heb moeten nazoeken wat de juiste terminologie is met betrekking tot het leiderschap voor GCL. Ik wilde weten hoe u uw leiders noemt. Ik begon aan uw Beginselen en las: “De drie Goddelijke Personen…” Al heel gauw besefte ik op de verkeerde bladzijde te zijn. Een heel eind verder vond ik woorden als Vergadering en Uitvoerende Raad en voorzitter enz.

Het was ook heel prettig vandaag te zien dat wij zoveel gemeenschappelijk hebben op het gebied van de grondbeginselen van de ignatiaanse spiritualiteit, ja zelfs sommige elementen in de structuur van uw bestuur met elkaar delen. Het is een verre herinnering aan de tijd dat ik op de middelbare school lid was van de Mariacongregatie op het jezuïetencollege te Madrid.

Veranderingen

De contactbrieven van de Uitvoerende Raad met de leden zijn boeiende lectuur. De aanbevelingen van de Vergadering te Nairobi zijn ongetwijfeld opzienbarend. Ik las: “Wij voelden ons bevestigd in onze roeping om een apostolisch corps van leken te worden dat medeverantwoordelijk is voor de zending in de kerk” (Nairobi 2003). Voor een gemeenschap of organisatie van leken is dit in één woord iets buitengewoons.Want een dergelijke verklaring waartoe een proces van onderscheiding heeft geleid, heeft geweldige consequenties voor de GCL en al haar leden. En juist daarop wilt U in deze vergadering te Fátima dieper ingaan.

Het is providentieel dat deze belangrijke verandering in het bewustzijn van de GCL-leden gebeurt in een tijd dat er ook andere bijzonder belangrijke veranderingen plaatshebben. Vroeger waren er sterke persoonlijkheden met groot talent en een verziende blik die in de kerk en de Sociëteit een grote invloed hadden. Tot op zekere hoogte is dat nog steeds het geval, al is het misschien in wat mindere mate. In alle tijden en generaties zijn er persoonlijkheden geweest die ten goede of ten kwade hun stempel op een tijdperk hebben gedrukt. Een begaafd iemand zal noodzakelijkerwijze andere mensen beïnvloeden.

Maar de tijden zijn veranderd en wij kunnen nu constateren hoe hele groepen, bewegingen, gemeenschappen, samenwerkingsverbanden en dergelijke een grote invloed hebben. Wanneer  iemand een werkelijke maatschappelijke verandering wil bewerken, zal zijn eerste vraag zijn hoe hij anderen in beweging kan krijgen, hoe hij in concreto mensen tot nadenken kan brengen, motiveren en een toekomstbeeld voorhouden, waardoor verandering een mogelijkheid wordt. Dat in een tijd als de onze uw gemeenschappen zich “bevestigd voelen” in een gezamenlijke zending, is een van de manieren waarop God reageert op de groeiende behoefte van onze wereld aan gecoördineerde en verstandige actie ten behoeve van mensen, gerechtigheid en verzoening.

Wat zojuist werd opgemerkt kunnen we ook in kerkelijke taal weergeven. Er was een tijd dat in de kerk de dienst werd uitgemaakt door priesters, religieuzen en officieel aangestelde bedienaren, die over iedere belangrijke sector van het kerkelijke leven en van het geloof richtlijnen gaven. Maar ook hier zijn de tijden veranderd. We zijn eraan gewend geraakt om ons geloof en onze naastenliefde te beleven met een grotere spontaneïteit, die voortkomt uit onze ervaring met en oefening in de onderscheiding van de bewegingen van de Geest. Wij respecteren lekenleiders, zoals we dat vroeger deden met geestelijken; we lezen de geschriften van lekentheologen, we worden geïnspireerd door het leven en het getuigenis van echtparen, van godgewijde leken, van mensen die een heilig leven weten te leiden, terwijl we vroeger slechts een “braaf leven” in de wereld wilden leiden. Naar de leken en de groepen die ze vormen wordt geluisterd en ze worden met ontzag gevolgd op de vele nieuwe wegen die ze hebben geopend.

Per slot van rekening was er een tijd dat het gepreekte en het geschreven woord een grote invloed hadden op ons leven. We hebben een lange en zeer rijke traditie achter ons waarin alles wat gezegd werd belangrijk was en, om met Paulus te spreken, wij het geloof ontvingen door te luisteren – “fides ex auditu”. In dat luisteren is er iets wat het diepste van een mens raakt, waartoe andere zintuigen geen toegang hebben. Al onze culturen hebben een “hoor”-fase doorgemaakt, die grotendeels samenviel met de oorspronkelijkste getuigenissen van de mensheid en van Gods contact met de mensheid. Dat gaat nog steeds op, en we zien hoe ware mensenmenigten zich verzamelen om naar de Heilige Vader, naar zijn woorden, te luisteren en daardoor een glimp van Gods openbaring op te vangen.

En toch hebben zij die lange tijd in Oost-Azië gewoond hebben of daarmee langdurige en diepe contacten hebben mogen genieten, meegemaakt hoe sterk het zien een plaats heeft veroverd bij het zoeken naar dieper leven en waarheid. In de huidige generatie zijn veel mensen vermoeid en teleurgesteld door holle woorden, propagandakreten, geestloze en onbezielde homilieën, woorden, woorden, woorden, die, om weer met Paulus te spreken, niets anders zijn “een galmend bekken of een schelle cimbaal” (1 Kor 13,2). De mensen willen tegenwoordig zien wat zij horen. Ze willen “levende woorden” zien. De predikant en de profeet worden in de gaten gehouden. Daarom is er zoveel belangstelling voor het levende getuigenis van geëngageerde leken, van echtparen die in de loop van de jaren moeilijkheden, verschillen en conflicten hebben veranderd in bewijzen van grotere liefde, christelijke trouw en creatieve hoop. Het oog is een onafscheidelijke gezel geworden van het oor.

 Als gemeenschap een profetisch leven leiden?

Hoe men ook aankijkt tegen de recente verandering, de motivering ervan en de wijze waarop ze geëffectueerd wordt, vast staat dat we nu te maken hebben met een nieuw zelfbesef en een nieuwe werkelijkheid. Wij voelden de sterke overtuiging dat God wil dat wij “een apostolische gemeenschap zijn die deelt in de zending van de kerk”. Maar deze zending moet, volgens goede Bijbelse en kerkelijke traditie, een profetische zending zijn, die ten uitvoer wordt gebracht in Gods naam en onder zijn leiding. En het is zinvol ons af te vragen: kunnen we werkelijk profetisch zijn? Niet lang geleden werden door Bijbelgeleerden en geestelijke schrijvers boeken en artikelen geschreven met de grote vraag: “Waar zijn de profeten?” Deze vraag is bijzonder ter zake als ze gericht wordt tot een gemeenschap. Kan een gemeenschap – zoals een instituut – het opbrengen profetisch te zijn?

Zeer waarschijnlijk hebben we het antwoord hier bij ons. Als een van de kernzinnen van deze vergadering koos u: “De leerlingen keerden naar Jezus terug en vertelden Hem alles wat zij hadden gedaan en hoe ze onderricht gegeven hadden” (Mc 6,30). Natuurlijk is niet iedereen profeet. Misschien enigen onder u… Of tenminste soms, zo nu en dan, niet te allen tijde, niet op alle fronten… Maar wellicht – en dit is veel belangrijker – is het nu de tijd voor profetische gemeenschappen… en ik heb het gevoel dat u beslist in die richting aan het gaan bent.

Als dit het geval is, kunnen we opnieuw zeggen dat Ignatius de leermeester is die we in deze tijd nodig hebben. Laten we eens een paar punten betreffende deze kwestie nagaan. Wat maakt iemand tot profeet? Hoe moet je hem omschrijven? Wat zegt ons de Bijbel over profeten?

  • De profeet ziet de wereld met de ogen van God. We hebben dat gezien en overwogen bij de Menswording. “De drie Goddelijke Personen…” (hier heb ik de goede bladzijde!). Ignatius is volstrekt niet terughoudend als hij naar de wereld kijkt.
  • De profeet luistert met de oren, het gehoor van God. God luistert naar de stem, het geschrei, de noodkreet van het volk. God hoort de mensen vragen om gerechtigheid, hoort hen als zij lijden, zich eenzaam voelen en onderdrukt.
  • De profeet voelt met het hart van God. We zien hoe Jezus innerlijk is aangegrepen, hoe Hij tot in zijn diepste wezen geroerd is. Hetzelfde lezen we over de God van het Oude Testament. Hij schreit en lijdt mee met het lijden van – om de woorden van de Bijbel te gebruiken – “mijn dochter”, “mijn volk”, “mijn geliefde”, “mijn familie”… God is nabij, leeft zich in in zijn arme volk en voelt zich ermee verbonden. Medeleven is zijn eerste antwoord.
  • Dan spreekt de profeet het Woord van God. En we weten dat dit een woord van deernis is, van medeleven met lijdende mensen, en een woord van bekering en solidariteit voor hen die iets aan dat lijden kunnen doen. (We willen een andere keer dieper ingaan op de betekenis van dit Woord, dat niet alleen maar uit de mond komt, maar een levend woord is dat de werkelijkheid beïnvloedt en daarin verandering brengt.)

De ignatiaanse methode en de Heilige Geest

Minder dan een maand geleden maakten we het grote gebeuren mee van de Wereldjongerendagen in Sydney, Australië. 250.000 jonge mensen uit de hele wereld. In zekere zin gebeurde daar iets wat leek op deze bijeenkomst. Midden onder die bijeenkomst sprak de Heilige Vader over de Heilige Geest. Hij vond het noodzakelijk een catechese te geven over de Heilige Geest. Welnu, dat is ook ons thema. Ignatius had geen goede theologie over de Heilige Geest, omdat de katholieke theologie in die tijd over andere dingen ging. Maar Ignatius had de ervaring van de Heilige Geest, en hij beschikte over de methode om ons te helpen deze levende ervaring mee te maken. De spiritualiteit van de Geestelijke Oefeningen is een concrete verwoording van deze ontbrekende theologie (theoretisch ontbreekt ze, maar ze leeft in de praktijk).

Het gehele proces van de Geestelijke Oefeningen, waarmee wij ons geestelijk voeden, bereidt de persoon (hij zou zeggen: de ziel) erop voor om dicht bij Jezus en zijn wijze van handelen te komen:

  • Het bereidt ons erop voor om te zien zoals we zeiden dat de profeten zien.
  • Het bereidt ons erop voor om te horen wat de Heer van arme en lijdende mensen te horen krijgt.
  • Het maakt dat wij voelen wat Christus en God voelen over het goed en kwaad dat gebeurt.
  • Het leert ons te onderscheiden te midden van zoveel en zo intense gevoelens met betrekking tot wat er met de mensen en de geschiedenis aan de hand is.
  • Het steunt ons als we besluiten hoe we moeten ingaan op en bijdragen tot dit gebeuren waarvan wij deel zijn gaan uitmaken.
  • Het brengt ons tot handelen, tot doen naar de Geest ons heeft ingegeven.
  • En het opent onze mond, zodat wij kunnen zeggen wat er aan de hand is, Hem vertellen wat wij hebben gedaan en geleerd, en tot de mensen spreken over de zachtheid en goedheid van de Heer.

 Uitdagingen om dit te doen in en als gemeenschap

Zojuist vroegen wij ons af of het mogelijk is om profetisch te zijn in gemeenschap. Er is geen theoretisch antwoord. Er is alleen een praktisch antwoord. Het is mogelijk als en wanneer… Laat mij iets zeggen over dit “als en wanneer”. Maar laat mij u eerst eraan herinneren dat u ervoor hebt gekozen een apostolische gemeenschap te worden en uw zending in de kerk te delen. Met andere woorden, u hebt ervoor gekozen om een profetische, missionaire gemeenschap te worden, als gemeenschap. Het is dus geen theoretische, maar een praktische uitdaging: hoe moet men zo’n levende apostolische gemeenschap worden? En misschien kan de volgende eenvoudige gedachte over profetisch leven ons daarbij behulpzaam zijn.

Om profetisch te zijn moeten wij allemaal luisterende mensen zijn. Luisterend naar de mensen – luisterend naar het Woord van God – luisterend naar de zachte influisteringen van de Heilige Geest. Ignatius geeft ons zoveel richtlijnen dat we het kunnen weten als deze drie manieren van luisteren samenvallen. Want in dat geval worden we andere mensen en gaan we stralen van vreugde, hoop en vertroosting. Thomas van Aquino schreef dat er in de geloofservaring twee woorden zijn: het woord dat van buiten komt en ons in de Schrift wordt gegeven – en het inwendige woord dat de Heilige Geest in ons hart legt. Wanneer deze twee woorden samenkomen, bereiken we een innige verbondenheid met de Heer. Maar wil dit een gemeenschapservaring worden, dan dienen wij allen te luisteren

Willen we profetisch zijn dan moeten wij allen onderzoekende mensen zijn. Er bestaat geen profetie zonder onderscheiding. Kant en klare gevolgtrekkingen behelzen alleen maar valse profetieën. Ignatius was daar diep van overtuigd. Daarom was hij steeds bereid zijn conclusies te toetsen, en ze nog eens te toetsen, om te zien of hij niets belangrijks, een aanvoelen, een beweging van de Geest, over het hoofd had gezien. Een apostolische en profetische gemeenschap is een gemeenschap van zeer nederige, steeds onderzoekende gelovigen.

Dat betekent dat in een profetische gemeenschap de gezonde spanning heerst te moeten ontvangen, omdat de gave van de Geest – zoals Benedictus xvi zei – nooit veroverd kan worden, maar altijd in nederige dank wordt ontvangen. U ziet hoe ver wij ons moeten houden van geestelijk fundamentalisme. Onze zekerheid gaat samen op met onze nederigheid; ze berust niet op bezit, maar op het voortdurend besef dat we leven in Gods barmhartigheid en liefde, de gave van alle gaven. Dat is ook de spanning van onderscheiden, onderzoeken en beslissen. Misschien lijkt het paradoxaal: hoe kunnen we nederig zijn en tegelijk zelfverzekerd? Daar gaat nu juist de onderscheiding over, omdat, als de Geest over onze gemeenschap komt, onze angsten verdwijnen en wij weten wat God van ons verlangt.

Welnu, indien dit de geest is waarin wij als gemeenschap onderscheiden en beslissen, dan is het duidelijk dat hetgeen een gezegde is van jonge datum: “mannen/vrouwen met anderen” niet zomaar een toevoegsel is aan de meer traditionele woorden van Arrupe: “mannen/vrouwen voor anderen”, maar dat het integendeel zelfs meer radicaal en origineel van toepassing kan zijn op de GCL, die ervoor gekozen heeft om een apostolische gemeenschap te zijn.

Van allen leden wordt gevraagd ogen te hebben om te zien. U weet ook wel dat u als leken vaak dingen ziet die wij als priesters niet zien of kunnen zien. Van alle leden wordt gevraagd om te horen… wat priesters en geestelijkheid vaak niet horen. Het is verbazingwekkend en curieus hoezeer horen ook cultureel bepaald kan zijn. Wie kan een muntstuk horen vallen in een drukke straat? Of je naam horen fluisteren op tien meter afstand? Bij het horen wordt onderscheid gemaakt. Van allen wordt gevraagd, en allen zijn geroepen om het verdriet en lijden van anderen na te voelen. De Derde Week van de Geestelijke Oefeningen leert ons mee te voelen met de smart van Jezus, de Ander. De grote bisschop, de heilige Hilarius van Poitiers (vierde eeuw), zei reeds: “Sanctior mens plebis quam cor est sacerdotum” (de geest van het volk is heiliger dan het hart van de priesters). Allen zijn geroepen om te onderscheiden, te beslissen en hun handen en voeten te gebruiken voor actie, dienen en deernis.

Het wordt mogelijk een profetische gemeenschap van gedeelde zending te worden, als we de uitdaging aandurven en ons naar Ignatius’ voorbeeld laten leiden door de wil van God.

 Allereerste prioriteit heeft de vorming van allen

Alle hierboven gemaakte opmerkingen en overwegingen leiden mij tot de vanzelfsprekende  conclusie dat de allereerste prioriteit voor ons als GCL de vorming moet zijn van onze leden. Deze prioriteit moet vooropstaan. In de afgelopen weken heb ik enige kardinalen bezocht van verschillende congregaties in het Vaticaan (dat hoort tot mijn baan, denk ik). Welnu, bij mijn gesprek met kardinaal Rylko, de prefect van de Congregatie voor de Leken, begon hij met te zeggen hoe blij hij was met de GCL, en hij benadrukte een paar keer: “vanwege de serieuze vorming die zij geeft aan al haar leden”.

U weet dat Ignatius niet dacht dat iedereen in dezelfde mate zijn voordeel kan doen met de Geestelijke Oefeningen. Hij was geen elitair iemand, maar wist dat daarvoor een basis moest zijn van openheid van geest en hart, zodat de persoon gevoelig zou zijn voor de ontmoeting met God en de leiding van de Geest, en daarop zou willen reageren. Werkelijke vorming in die zin moet worden gemeten naar de mogelijkheid om de geest van mensen te openen voor grotere en diepere werkelijkheden.

Het is op dit gebied dat wij hoofdzakelijk zullen samenwerken. Wij jezuïeten zijn buitengewoon blij te zien dat u beschikt over de gaven van Ignatius, en dat ze zich steeds meer verspreiden buiten de kring en het toezicht van de jezuïeten. Wat Ignatius deed gebeurde in dienst van het evangelie, en daar heeft niemand het alleenrecht op. Wij zijn blij te zien dat de gaven van Ignatius een met anderen gedeeld erfgoed aan het worden zijn ten bate van de kerk en de wereld.

We zullen moeten samenwerken voor een diepgaande vorming. In deze vorming zal natuurlijk plaats moeten zijn voor theologie, psychologie, antropologie, voor alles wat bijdraagt tot de persoonlijke groei van mensen en hun groei in liefde als gelovigen. Maar vooral moet er geleerd worden te leven in de Geest, zodat we allen de middelen beheersen om innerlijk vrij te worden, om goed Gods wil te onderscheiden, voor volgzame en vreugdevolle vertrouwdheid met de wegen van de Geest.

Ik hoop werkelijk dat wij samen kunnen werken bij deze belangrijke prioriteit. En ik hoop ook dat u, leden van de GCL, ons jezuïeten zult helpen om deze zelfde spiritualiteit dieper te beleven. U moet wel bedenken dat wij alleen maar een deel, een heel klein deel uitmaken van het lichaam van Christus, van het volk van God, van de kerk van alle mensen. En het zal altijd een vreugde zijn alle mensen te dienen.

 Tot slot

Ik ben u dankbaar voor deze uitnodiging en voor welke vorm ook van samenwerking in de toekomst. Onze opdracht is omvangrijk, en gaat vooral diep. In en door deze taak hopen we bij elkaar het lichaam van Christus op te bouwen en met elkaar de leiding en inspiratie te delen van de Heilige Geest. Iets om naar uit te zien en om de Heer voor te danken.

Pater Generaal Adolfo Nicolas  is algemeen kerkelijk assistent van de GCL.

 vertaling: Felix van Voorst tot Voorst S.J.

 

Bekijk alle cardoner articles

Deel