“Het is iets van God geweest”, bevestiging bij Ignatius

“Het is iets van God geweest”, bevestiging bij Ignatius

door Kevin A. Leidich S.J.

door Kevin A. Leidich S.J.

Wat is  de “bevestiging” tijdens geestelijke begeleiding?  Ignatius ging niet over één nacht ijs, lezen we in de autobiografie van Ignatius, “Het Verhaal van de Pelgrim”.

Als ik terugdenk aan de jaren dat ik retraites gaf, aan geestelijke begeleiding deed en les gaf over de methodes van de ignatiaanse spiritualiteit, onthoud ik dat heel wat mensen die het proces van onderscheiding in belangrijke beslissingen aangaan, vragen hebben over Gods bevestiging met betrekking tot de vruchten van hun gebed en bezinning. Het interpreteren of onderscheiden van Gods wil was voor Ignatius niet alleen het proces om tot een beslissing te komen, maar ook of die beslissing uiteindelijk bevestigd werd.

De ervaring van bevestiging is een belangrijk onderdeel van de onderscheiding, of het nu gaat over de keuze, de hervorming van zijn leven of de dagdagelijkse beslissingen die zich aandienen in het dagelijks bijzonder onderzoek. Uit de ervaring van Ignatius en zijn inzichten in de Geestelijke Oefeningen (GO 175-177) leren wij dat  God begeleiding geeft overeenkomstig de “drie tijden waarin een gezonde en goede keuze kan worden gedaan”, namelijk:

  1. de beweging van een onmiddellijk bewustzijn “zonder dat er enige mogelijkheid tot twijfel bestaat”,
  2. de afweging van innerlijke bewegingen “door de ervaring van het onderscheiden van verschillende geesten” en
  3. het gebruik van het verstand in een “rustige tijd”.

Op elk van deze drie wegen verlangt God zijn bevestiging mee te delen. Maar, hoe ontdekken wij dat de resultaten van onderscheiding of besluitvorming bevestigd zijn door God en of onze keuze werkelijk de richting is waartoe God ons uitnodigt? Verwachtingen omtrent de tekenen dat het onderscheidingsproces van iemand door God  wordt bevestigd, worden in de Geestelijke Oefeningen, in de Regels voor de onderscheiding der geesten of in commentaren over het nemen van beslissingen niet op een duidelijke en systematische manier voorgesteld.

Hoe het ook moge zijn, een stel duidelijke criteria kunnen wij vinden in Het verhaal van de pelgrim (VP), althans volgens een retraite die kardinaal Carlo Martini gaf aan de leden van de Californische provincie in de zomer van 1991. Laten wij deze criteria onderzoeken aan de hand van twee belangrijke paragrafen uit Het verhaal van de pelgrim die onmiddellijk volgen op Ignatius’ beschrijving van zijn bekering.

Zijn vroegere gedachten begon hij zelfs al te vergeten doordat hij zulke heilige verlangens koesterde. Als volgt werd hij daarin door een ‘bezoek’ bevestigd. Toen hij op een nacht wakker lag, zag hij duidelijk een beeld van onze Meesteres met het heilig Kind Jezus. Bij het zien daarvan ontving hij gedurende opmerkelijk lange tijd een erg overdadige vertroosting. Het liet in hem zo’n afkeer achter van heel zijn vroegere leven, vooral van de dingen van het vlees, dat hij de indruk had alsof hem alle voorstellingen waarmee hij zijn ziel vroeger beklad had ontnomen waren. Vanaf dat uur, tot aan augustus 1553 waarin dit geschreven wordt, heeft hij ook nooit meer ingestemd met de dingen van het vlees, zelfs niet in het minste. Uit die uitwerking zou men kunnen concluderen dat het iets van God geweest is, ofschoon hij daar zelf geen uitsluitsel over durfde te geven en er niet meer van zei dan dat hij nog eens bevestigde wat hij al gezegd had. Maar zijn broer zowel als andere huisgenoten konden aan de buitenkant de verandering merken die zich in zijn ziel voltrokken had. (VP 10, cursivering door auteur van het artikel, red.)

Hij van zijn kant maakte zich nergens zorgen over en volhardde in zijn lezen en in zijn goede voornemens. Sprak hij met zijn huisgenoten, dan ging het altijd over de dingen van God, waarmee hij hun zielen vooruithielp. Omdat hij veel smaak vond in die boeken, kwam hij op de gedachte om van de meer belangrijke dingen in ‘het leven van Christus’ en in ‘het Leven van de Heiligen’ een kort uittreksel te maken. Daar hij binnenshuis al wat op begon te komen, zette hij er zich met grote zorgvuldigheid aan een boek te schrijven. [Het telde ongeveer driehonderd geheel beschreven vellen, van kwartoformaat.] De woorden van Christus schreef hij met rode inkt, de woorden van onze Meesteres met blauwe. Het was glad en gelinieerd papier, en met een mooie letter, want dat kon hij erg goed. Een gedeelte van zijn tijd besteedde hij aan het schrijven, een gedeelte aan het gebed. De grootste troost vond hij in het kijken naar de hemel en de sterren. Dit deed hij dan ook vaak en langdurig, want daarbij voelde hij een grote kracht in zich om onze Heer te dienen. Dikwijls was hij met zijn gedachten bij zijn plan en dan verlangde hij al helemaal gezond te zijn om op weg te kunnen gaan. (VP 11, cursivering van de auteur, red.)

Bij een eerste blik lijken deze paragrafen een eenvoudig verhaal te zijn. Maar bij het begin van deze sectie plaatst Ignatius zijn bekeringservaring en het “nagloeien” ervan in een bepaald perspectief. Hij zegt nadrukkelijk dat hij, vanuit zijn ervaring, de objectieve tekenen beschrijft van Gods bevestiging van de nieuwe richting die zijn leven nam.  Zijn “verlangens werden door een bezoek bevestigd” en “uit (de) uitwerking (ervan) zou men kunnen concluderen dat het iets van God geweest is’’.

Deze twee paragrafen gedicteerd op het einde van zijn leven, waarbij hij terugkijkt op een leven van onderscheiding, vertonen het rijpe verstaan van Ignatius van Gods bevestiging gedurende een periode die onmiddellijk volgt op zijn bekering in het kasteel van Loyola toen hij nog aan het herstellen was van zijn wonden.

Volgens kardinaal Martini bevatten deze twee sleutelparagrafen in Het verhaal van de pelgrim vijf objectieve criteria om te oordelen of men wordt geleid en bevestigd door Gods geest in een van de “drie tijden” waarin wij Gods invloed bespeuren tijdens het proces van de besluitvorming. Om te begrijpen wat Ignatius ons wil meedelen over de aard van de bevestiging, moeten wij scherpe aandacht besteden aan het genre van het verhaal, in de met zorg gekozen verhalen in deze paragrafen alsook elders in Het verhaal van de pelgrim.

Met als voorbeeld zijn levenservaring en een reflectie van dertig jaar na de oorspronkelijke samenstelling van de Geestelijke Oefeningen, biedt Ignatius in deze belangrijke paragrafen uit Het verhaal van de pelgrim een meer specifieke en ontwikkelde presentatie van het thema van Gods bevestiging. In die paragrafen beschrijft Ignatius de vijf fundamentele criteria voor de bevestiging:

  1. Helderheid, want God is niet ondoorzichtig (hij zag duidelijk een beeld);
  2. Volharding, want God is niet onbestendig (hij heeft ook nooit meer ingestemd met de dingen van het vlees, zelfs niet in het minste);
  3. Uiterlijk gedrag (zij konden aan de buitenkant de verandering merken die zich in zijn ziel voltrokken had);
  4. Profijt voor anderen (… hij hun zielen vooruithielp);
  5. Verlangen te dienen (… een grote kracht in zich om onze Heer te dienen).

Deze vijf criteria voor de bevestiging verschaffen een heel waardevolle en objectieve filter met behulp waarvan men deze hele autobiografie kan beschouwen als een geestelijk document. Niet elk van de vijf criteria die Ignatius heeft willen vastleggen voor ons profijt in dit gedicteerde document, is van toepassing op elk geval van onderscheiding. Een of twee criteria voor de onderscheiding kunnen van toepassing zijn in een bepaalde situatie. Maar, de toepasbare wijsheid van wat Ignatius hier presenteert wordt geïllustreerd door voorbeelden die onmiddellijk volgen in Het verhaal van de pelgrim.

Toen hij zich afvroeg wat hij na terugkeer uit Jeruzalem zou doen om altijd in boetvaardigheid te kunnen leven, kreeg hij het idee om dan in het kartuizerklooster van Sevilla in te treden. Daar zou hij niet vertellen wie hij was, zodat zij hem voor minder zouden houden, en hij zou er nooit iets anders eten dan plantaardig voedsel. Wanneer hij echter een ander keer weer aan de boetvaardigheden dacht die hij op zijn tocht door de wereld verlangde te doen, dan bekoelde zijn verlangen naar het kartuizerklooster. (VP 12)

Zich bij de monachale kartuizergemeenschap van Sevilla voegen, was zeker een goede keuze wat de buitenkant betreft. Voor Ignatius was deze keuze aanvankelijk aantrekkelijk om een verscheidenheid van redenen. Maar geleidelijk aan ‘”liet hem dat verlangen koud”. Ignatius besefte dat de  strikte monachaal-religieuze weg niet de richting was waarin God hem leidde omdat zijn oorspronkelijk enthousiast verlangen niet van lange duur was.

Kort nadien, toen Ignatius zijn tocht door Noord-Spanje aanvatte met de uiteindelijke bedoeling Jeruzalem te bereiken, ontmoette hij een Moor en de twee reizigers geraakten in een lang gesprek. Daar hij in Het verhaal van de pelgrim slechts twee persoonlijke ontmoetingen in groot detail beschrijft, stellen we voor het verhaal te lezen van dit nogal complexe voorbeeld wat betreft de ontdekking en de toepassing van de verschillende tegenstrijdige geesten aan het werk in zijn leven. In dit verhaal verwijst Ignatius naar zichzelf in de derde persoon als “de pelgrim”.

Toen hij dan zijn weg vervolgde, werd hij ingehaald door een moor op een muildier. De moor zei dat het hem wel juist leek dat de Maagd zonder man ontvangen had, maar dat van dat baren en toch maagd blijven, dat kon hij niet geloven; en hij voerde daar de natuurlijke redenen voor aan die bij hem opkwamen. Wat voor argumenten de pelgrim toen ook aanvoerde, het lukte hem niet die mening te weerleggen. Daarop was de moor met zo’n haast vooruit gereden, dat hij hem uit het zicht verloren had, maar met zijn gedachten bleef hij nog bij hetgeen er met de moor was voorgevallen. Daarbij ontstonden er in zijn ziel bewegingen, die hem van de ene kant ontevreden  deden zijn over zichzelf omdat hij de indruk had dat hij zijn plicht niet gedaan had, en die van de andere kant verontwaardiging in hem opwekten jegens de moor omdat hij de indruk had er verkeerd aan gedaan te hebben een moor toe te laten zulke dingen over onze Meesteres te zeggen en dat het eigenlijk zijn plicht geweest was voor haar eer op te komen. Zo groeide in hem het verlangen op zoek te gaan naar de moor en hem met zijn dolk te lijf te gaan om wat hij gezegd had. Ofschoon hij hevig tegen dat verlangen vocht, bleef hij ten slotte toch in twijfel, zonder precies te weten wat nu zijn plicht was.

Nu had de moor toen hij verder gereden was, gezegd dat hij op weg was naar een plaats wat verderop in dezelfde richting, vlak aan de hoofdweg, maar dat de hoofdweg er niet doorheen liep. (VP 15)

Omdat hij moe geworden was van het zoeken wat nu het beste was, en omdat hij maar niet tot een vast besluit had kunnen komen, nam hij zich ten slotte het volgende voor. Bij de splitsing van de weg zou hij de ezel de vrije teugel geven. Zou deze dan de weg naar het dorp inslaan, dan zou hij op zoek gaan naar de moor en deze met zijn dolk te lijf gaan. Als de ezel niet naar het dorp zou afslaan, maar de hoofdweg zou aanhouden, zou hij hem met rust laten. Precies volgens plan bracht hij het ten uitvoer, en hoewel het dorp toch maar op dertig à veertig passen afstand lag en de weg er naartoe heel breed was en erg goed, wilde onze Heer toch dat de ezel de hoofdweg aanhield en de dorpsweg liet liggen. (VP 16)

Dit welbekende voorval illustreert de onvolwassenheid van Ignatius’ geestelijk inzicht, niettegenstaande zijn recente bekering. een moor toe te laten zulke dingen over onze Meesteres te zeggen “Door toe te laten dat een Moor zulke dingen over onze Meesteres zegde”, werd Ignatius verleid “hem met zijn dolk te lijf te gaan om wat hij gezegd had”.

Ofschoon hij toen niet de aard verstond van de bij hem onderliggende neigingen tot geweld en kwaad, dacht Ignatius maar weinig na over de moraliteit van het met geweld verdedigen van de eer van Onze Lieve Vrouw. Hij besefte niet dat het “uitwendig gedrag” van deze daad tegenstrijdig was met de wil van God. Alhoewel, hij begon wel te aarzelen, wegens “het conflict dat deze verlangens opriepen” en die hem verward achterlieten. In 1527 dacht Ignatius foutief dat God werkte via de grillige beslissing van de muilezel. Met de wijsheid verworven dank zij zijn ervaring in Manresa, besefte de geestelijk rijpere Ignatius later dat God in hem aan het werk was in de uiteenlopende “conflictueuze” en “twijfelachtige” gevoelens die hij beleefde, “moe van het analyseren” en zonder helderheid. Het incident met de Moor is een voorbeeld van een beslissing gedaan overeenkomstig de “tweede tijd”, dat wil zeggen de afweging van innerlijke bewegingen “door de ervaring van het onderscheiden van verschillende geesten”. Deze ontmoeting is ook een voorbeeld van de afwezigheid van Gods bevestiging, het gebrek aan helderheid en natuurlijk ook van goed “uiterlijk gedrag” wat blijkt uit de verleiding een reisgenoot neer te steken.

Beide verhalen – dat van Ignatius die aanvankelijk aangetrokken werd door de Kartuizers en het incident met de Moor – zijn voorbeelden van de afwezigheid van bevestiging door God wat betreft de keuzes waarvoor hij stond kort na zijn bekering. Maar, wat gezegd over de voorbeelden waarbij God de keuzes van Ignatius bevestigt volgens de criteria die kardinaal Martini heeft geïdentificeerd? De rest van Het verhaal van de pelgrim illustreert de geleidelijke groei van Ignatius bij het identificeren en verstaan van de criteria van Gods bevestiging, vooral dan na de verlichting bij de rivier Cardoner.

Na de tijd van zijn bekering in Loyola zocht Ignatius naar de specifieke richting waarin God hem riep. Naast communicatie met God in het gebed, ontstond geleidelijk het werken in Gods wijngaard in dienst van de anderen als het allereerste middel van vereniging met de wil van God. Maar de aard van die dienst ontsnapte Ignatius. In het jaar na zijn bekering (1523), tijdens zijn pelgrimstocht naar Jeruzalem, werd zijn verlangen er te blijven en dienstwerk te verrichten gedwarsboomd door de oversten van de franciscanen in het Heilig Land en dat om een aantal praktische redenen. Terwijl hij in het reine kwam met deze ontgoochelende verandering van zijn plannen, leerde Ignatius veel over het proces zowel van de onderscheiding als van de bevestiging.

Zijn vaste voornemen was het om in Jeruzalem te blijven en steeds die heilige plaatsen te bezoeken; ook had hij, naast die devotie zich voorgenomen om de zielen te helpen. (…) De gardiaan antwoordde dat hij niet goed zag hoe dat blijven van hem zou moeten, want dat het huis zo noodlijdend was dat hij niet eens zijn medebroeders kon onderhouden. Hij had om die reden zelfs besloten er een paar met de pelgrims mee terug te sturen. (…) (VP 45)

(…) De provinciaal vertelde hem in vriendelijke bewoordingen, dat hij had gehoord van zijn goede bedoelingen om bij die heilige plaatsen te blijven. Hij had er goed over nagedacht, maar was van oordeel dat het niet kon gezien de ervaring met  anderen. Want er waren er al veel geweest die datzelfde verlangen hadden gehad. Sommigen van hen waren gevangen genomen, anderen gestorven. De orde bleef dan met de verplichting zitten om de gevangenen los te kopen. (…) (VP 46)

Men kan zich voorstellen hoe de koppige Ignatius op die hindernis reageerde. Maar de verscheidenheid van redenen die de franciscaanse gardiaan en de franciscaanse provinciaal opsomden, bezaten de kwaliteit van “helderheid”. Van deze  traumatische verandering van zijn plannen leerde Ignatius dat hij moest luisteren naar de gedachten en gevoelens van anderen om een uitgebalanceerde en goede onderscheiding te maken. Van dan af aan zal hij altijd de oversten gehoorzamen als hun redenen helder waren, ook al was hij het niet eens met hun oordeel.

Daar zijn lang gekoesterde plannen en dromen in het Heilig Land gedwarsboomd werden, vroeg de pelgrim Ignatius zich nog altijd af  waartoe God hem riep. Bij zijn terugkeer naar Europa, maakte Ignatius een voor zijn toekomst kapitale beslissing.

(…) Sinds de genoemde pelgrim had begrepen dat het Gods wil was dat hij niet in Jeruzalem bleef, overdacht hij steeds maar bij zichzelf wat hij nu moest doen. Ten slotte helde hij er meer toe over om enige tijd te gaan studeren om de zielen te kunnen helpen en besloot naar Barcelona te gaan. (…) (VP 50)

Nu in Jeruzalem blijven voor Ignatius een gesloten deur was, dook werken in Gods wijngaard in dienst van anderen in zijn spiritualiteit op als het voornaamste criterium om te leven in eenheid met de wil van God. Ignatius besefte dat hij zijn kennis moest uitbreiden met formele studie om anderen en God meer efficiënt te kunnen dienen. Deze beslissing werd bevestigd door zowel zijn vriendin Isabel Roser als door Meester Ardèvol, zijn leermeester Latijn. “Beiden leek het erg goed” (VP 54). Deze bijkomende ervaring van bevestiging door anderen verzekerde voor Ignatius hun belang in het proces van de onderscheiding.

Zijn ontgoocheling in Jeruzalem was voor Ignatius niet de enige wegversperring op zijn lange tocht om te ontdekken “wat er te doen stond”. Tijdens zijn studies in Alcalá en Salamanca van 1526 tot 1528 werd hij verschillende keren ondervraagd door de inquisitie, onderging hij drie kerkelijke processen en werd hij beschuldigd te preken zonder voldoende kennis (VP 56-63). In 1528 trok Ignatius naar Parijs om zijn studies opnieuw op te nemen in een omgeving waar hij vrijer kon spreken over zijn geestelijke ervaringen. Door geestelijke gesprekken trok hij geleidelijk aan een handvol permanente gezellen aan. Aanvankelijk waren dat zijn kamergenoten Franciscus-Xaverius en Pierre Favre “die hij evenwel pas later door middel van de Oefeningen voor de dienst van God won” (VP 82).

Ignatius werd sterk bemoedigd door het profijt dat mensen haalden uit de Geestelijke Oefeningen. Toen hij de vruchtbare respons observeerde bij Franciscus-Xaverius, Pierre en anderen, werd hij sterk bevestigd wat betreft de richting van zijn dienstwerk. Door de gedeelde ervaring van de Oefeningen voegden zich anderen bij hun getal, zodat uiteindelijk zeven gelijkgezinden gezellen hun private geloften van zuiverheid en armoede aflegden in Montmartre in Parijs op 15 augustus 1534. Bij de viering van hun geloften beloofden deze zeven gezellen ook naar Jeruzalem te gaan,

(…) en daar hun leven in dienst te stellen van het heil van de zielen. Mochten ze geen toestemming krijgen om in Jeruzalem te blijven, dan zouden ze terugkeren en naar Rome gaan om zich aan de plaatsbekleder van Christus aan te bieden, opdat die hen dan te werk zou stellen waar het hem meer tot eer van God leek en tot het heil van de zielen. (…) (VP 85)

Wegens de oorlog in de Middellandse Zee tussen de Venetiaanse republiek en het Turkse rijk wachtten de gezellen een jaar lang in Venetië, zodat Ignatius’ plan nog maar eens gedwarsboomd werd. De gezellen reisden naar Rome om het tweede deel van hun geloften na te komen, zich te plaatsen in de dienst van de paus.

(…) Terwijl hij nu op zekere dag, een paar mijl voordat hij in Rome zou aankomen, in een kerk was en daar zat te bidden, voelde hij zo’n verandering in zijn ziel en zag hij zo duidelijk dat God de Vader hem bij Christus zijn Zoon plaatste, dat hij er gewoonweg niet aan zou durven twijfelen dat God de Vader hem bij zijn Zoon plaatste. (…) (VP 96)

Die sterke contemplatieve gebedservaring in de kleine kerk van La Storta werd de bevestiging van wat Ignatius de voorbije zeventien jaar had gezocht in verband met de specifieke richting waarin God hem riep. Ze bevat ook een duidelijk voorbeeld van de eerste “geschikte tijd waarin een gezonde en goede keuze kan worden gedaan”, de beweging van een onmiddellijke bewustwording “zonder dat er enige mogelijkheid tot twijfel bestaat”.

Gedurende zeventien jaar na zijn bekering zocht Ignatius naar “wat er moest gedaan worden” en dat in een geestelijke pelgrimage van onderscheiding die culmineerde in een ervaring van bevestiging, vooral dan in zijn contemplatief gebed in La Storta. In het nawoord van Het verhaal van de pelgrim biedt Luis Gonçalves da Câmara de samenvatting en het uiteindelijke doel van Ignatius geestelijke vooruitgang: “ (…) dat hij veeleer steeds in devotie was gegroeid – dat is in het gemak God te kunnen vinden – en dat hij die nu meer had dan ooit in heel zijn leven: op welk tijdstip hij God ook wilde vinden, telkens vond hij Hem” (VP 99).

Voor een apostolisch georiënteerde spiritualiteit zoals die van Ignatius, is niets meer bevestigend dan heel exact en helder te ontdekken hoe God heel speciaal en intiem aan het werk is in het leven door de dagelijkse keuzes van dienstwerk, geloof en liefde. In mijn eigen pastorale ervaring van geestelijke begeleiding, onderricht en geestelijk gesprek, hebben de vijf door kardinaal Martini uitgelezen criteria, veel vruchtbare helderheid en profijt betekend voor heel wat mensen in hun beslissingsproces en in het proces van individuele en gemeenschappelijke onderscheiding.

Deze vijf praktische en wijze criteria verschaffen een belangrijke filter voor de lectuur van Het verhaal van de pelgrim in zijn geheel en voor het verstaan van zijn geestelijke betekenis. De meeste van de belangrijke beslissingen die Ignatius moest nemen en die vervolgens werden opgenomen in Het verhaal van de pelgrim, kan men verstaan in het licht van deze vijf criteria voor bevestiging. We kunnen er ook lezen over zijn strijd met scrupules en zijn overdreven vasten in Manresa (VP 21-25); zijn verwondering en buitengewone vertroostingen wanneer hij trachtte te studeren of te slapen (VP 26); het geestelijk gesprek dat hij voerde tijdens zijn detentie (VP 67); het sorteren van zijn gevoelens op weg naar Rouen om een zieke Spanjaard te bezoeken (VP 79) en het dilemma in verband met de escudo die hij moest betalen om in Parijs zijn diploma te krijgen (VP 84).

Ik denk ook dat deze vijf criteria met veel vrucht kunnen worden toegepast op het onderscheid tussen “valse en ware vertroosting” met het oog op de Richtlijnen ter onderscheiding van de geesten in de Tweede Week (GO 332-336). De geschiedenis in Het verhaal van de pelgrim van Ignatius’ ontdekking van de onderscheiding en hoe zijn beslissingen werden bevestigd door God, is voor ons een model voor onze ontdekking van en onze respons op Gods aanwezigheid en werk in ons leven.

uit: The Way, april 2016

vertaling: Hugo Roeffaers S.J.

De auteur is een Amerikaanse jezuïet, lid van de staf van het retraitecentrum van de jezuïeten in Los Altos, Californië. Hij gaf vele jaren les in middelbare scholen en werkte mee aan catecheseprogramma’s voor volwassenen. Ook was hij tien jaar de rechterhand van de begeleider van jezuïeten tijdens hun tertiaat.

Bekijk alle cardoner articles

Deel