Elementen van geestelijke onderscheiding bij Ignatius van Loyola

Elementen van geestelijke onderscheiding bij Ignatius van Loyola

door  Mark Rotsaert SJ.

door  Mark Rotsaert SJ.

Door vertroosting en troosteloosheid onderscheiden we de wil van God voor ons leven. Daar draait het om tijdens een ignatiaanse retraite; wanneer de retraitant deze ervaringen niet heeft, kan de retraite geen doorgang vinden.

Mark Rotsaert is met vele publicaties over een lange periode de expert in ignatiaanse spiritualiteit in het Nederlandse taalgebied. In dit artikel staat hij stil bij elementen van geestelijke onderscheiding, met name als onderdeel van de 30-daagse Geestelijke Oefeningen.

 

Onderscheiden is “in”. Het ontbreekt ons niet aan boeken en artikels over onderscheiding (en hier komt er nu nog een bij!). Organiseer je een cursus “geestelijke onderscheiding”, dan is het leslokaal al vlug te klein. Dat kan verheugend zijn: mensen voelen de nood om tot helderheid te komen over hun leven. Hoe ze in de veelheid aan mogelijkheden de juiste beslissing moeten nemen, de beslissing die voor hen de beste is, weten ze niet zo meteen. Ook paus Franciscus spreekt regelmatig over onderscheiding. In hoofdstuk acht van Amoris Laetitia (de Vreugde van de Liefde) vermeldt hij enkele moeilijke situaties die in een huwelijksrelatie kunnen optreden. Hoe ga je als pastor om met mensen van wie het huwelijk gebroken is, met mensen die uit de echt gescheiden zijn en toch oprecht hun christelijk geloof willen beleven? Begeleiden, onderscheiden, integreren, zo klinkt de titel van dat achtste hoofdstuk. Paus Franciscus doet geen algemene uitspraken over wat er in een concreet geval kan of niet kan. Met deze mensen op stap gaan, luisteren naar hun geschiedenis, hun gebrokenheid, is de boodschap. Help mensen opnieuw naar elkaar luisteren in alle eerlijkheid, in alle deemoed en begeleid hen in een onderscheidingsproces op zoek naar wat de Geest hen opdraagt. En dat is een lange weg. Wanneer er duidelijkheid gegroeid is over hun dieper verlangen, opnieuw deel uit te maken van de christelijke gemeenschap, dan zal een kerkelijke bevestiging niet zozeer het eindpunt zijn van een diepgaand proces, maar veeleer een nieuw begin.

Dit artikel wil aan de lezers van Cardoner, die al enige vertrouwdheid hebben met de spiritualiteit van Ignatius, verschillende elementen uit de Geestelijke Oefeningen (ook paus Franciscus’ inspiratiebron) toelichten. De 30-daagse Geestelijke Oefeningen zijn hierbij de matrix, maar dat wil niet zeggen dat alles wat in dit boekje vermeld staat, ook letterlijk moet worden opgevat. Het is echter wel belangrijk om te weten wat Ignatius bedoelt met de woorden die hij gebruikt vooraleer over te gaan tot hun pastorale toepassingen.

Voor wie?

In verschillende van zijn brieven antwoordt Ignatius op de vraag aan wie de volledige Oefeningen van ongeveer een maand gegeven kunnen worden. Ignatius’ antwoord is tweeërlei. Allereerst zijn ze bedoeld voor hen die nog geen levenskeuze gedaan hebben, nog geen keuze-voor-het-leven hebben gemaakt, zoals bijvoorbeeld het huwelijk, het priesterschap, het religieuze leven. Ten tweede, je kunt de volledige Oefeningen ook geven aan hen die wel al in een bepaalde levensstaat leven, maar daarbinnen een leven meer conform het Evangelie willen leiden, en van wie je mag verwachten dat ze voor anderen goede “multiplicatoren” zullen zijn. Ook al ligt in het boekje van Ignatius het accent op de keuze van een levensstaat, je vindt er ook een paragraaf met de titel “Ter verbetering en hervorming van eigen levenswijze en levensstaat” [Geestelijke Oefeningen, 189].

Twee elementen zijn al meteen duidelijk: een dergelijk onderscheidingsproces loop je door voor keuzes die je leven ingrijpend kunnen veranderen, omtrent belangrijke levensvragen. En dit vraagt tijd, ongeveer een maand, zegt Ignatius. Je maakt zo’n onderscheidingsproces niet op een middag noch op een weekend. Geestelijke onderscheiding is geen techniek.

Geloof

Bij geestelijke onderscheiding ga je ervan uit dat je geloof een wezenlijke rol speelt bij het zoeken naar een persoonlijk antwoord op een of andere levenssituatie. Onderscheiding is een gave van de Geest: de gave van onderscheiding. Daarom spreken we over “geestelijke” onderscheiding. Geestelijke onderscheiding veronderstelt een levend geloof. Bij het doopsel werd je leven deelachtig aan het leven van de verrezen Heer. Zijn Geest werd je gegeven. Hij leert je bidden, hij leert je onderscheiden. Christen zijn bestaat erin dat de verrezen Heer, die in je leeft, gaandeweg meer en meer transparant wordt zodat je met Paulus kunt zeggen: “Niet ik leef, maar Christus leeft in mij.” (Gal 2,20) Indien je niet gelooft dat Gods Geest je leven in de goede en juiste richting kan stuwen, waarom zou je dan aan zo’n veeleisend proces van geestelijke onderscheiding beginnen? Om een dergelijk proces aan te vatten moet je al enigszins geoefend zijn – wat niet wil zeggen volmaakt – in wat voor Ignatius zo belangrijk is: “God zoeken en vinden in alles” (Het verhaal van de Pelgrim, 99), en “Hem in alles liefhebben en dienen” [233]. Het is de kern van zijn spiritualiteit.

Openheid

Een andere kwaliteit die Ignatius veronderstelt bij wie een dergelijk onderscheidingsproces ingaat, is openheid voor het woord van God in de Schrift. Het luisteren naar Gods woord, met name in de Evangelies, is een wezenlijk element in de methode van de Geestelijke Oefeningen. De retraitant wordt gevraagd Jezus in zijn doen en laten te contempleren – uur na uur, dag na dag. Ook hier is de gelovige insteek fundamenteel. Het verhaal over Jezus is voor wie gelooft meer dan een relaas over feiten uit een ver verleden. Het is een geloofsgetuigenis opgetekend door hen die hem meemaakten en van wie het leven daardoor grondig veranderd werd. Het verhaal dat zij optekenden heeft een boodschap: het wil de lezer ervan aanspreken tot in de kern van zijn bestaan – tot nieuw leven. Met andere woorden, het verhaal over Jezus Christus wordt gaandeweg het verhaal van wie er zich door laat raken. De lectio divina kan hiertoe een heilzame weg zijn. Het contempleren van het verhaal over Jezus is geen vrijblijvende zaak.

Wie de Oefeningen doet, bidt dat hij Jezus Christus door langdurige contemplatie intiemer mag leren kennen, “om Hem meer lief te hebben en te volgen” [104]. Gaandeweg wordt de retraitant dieper en dieper geraakt door de gezindheid die was in Christus Jezus (Fil 2,5-11) en wordt hij uitgenodigd die gezindheid tot de zijne te maken.

Innerlijke bewegingen

Wie op een dergelijk geëngageerde manier biddend met het Evangelie omgaat zal niet gevoelloos blijven zoals dat een neutrale lezer kan overkomen; iets uit het verhaal zal de retraitant raken. Hij zal bewogen worden door Jezus’ mededogen voor zondaars of door Jezus’ genezende aandacht voor zieken, voor kleinen en armen, of nog: door zijn relatie met de Vader – zijn God en onze God (Joh 20,17). Ignatius spreekt van innerlijke bewegingen, deze bewegingen zijn wezenlijk in het onderscheidingsproces dat de Geestelijke Oefeningen zijn.

Er zijn positieve bewegingen die je van vrede, dankbaarheid, vreugde, vertrouwen, troost vervullen; Ignatius noemt ze “geestelijke vertroosting” [316]. Maar er kunnen ook negatieve bewegingen zijn van wantrouwen, verwarring, lauwheid, troosteloosheid; hier spreekt Ignatius van “geestelijke troosteloosheid’ [317]. Door te spreken over “geestelijke” vertroosting en “geestelijke” troosteloosheid wil Ignatius laten aanvoelen dat vertroosting en troosteloosheid niet altijd geestelijk zijn. Niet alle positieve of negatieve gevoelens hebben te maken met ons geestelijk leven, met ons leven in de Geest, met het leven van de Geest in ons. Maar ook deze vertroosting en troosteloosheid laten zich voelen in onze affectiviteit. Geestelijke vertroosting heeft altijd iets gratuits. Ze wordt je gegeven – zo maar, om niet – als een antwoord op je luisteren naar Gods woord. De vertroosting doet je als het ware rechtop staan, terwijl de troosteloosheid je terneerdrukt.

Gevoelig worden voor die bewegingen die het hart en het gemoed raken, is een sleutel in het onderscheidingsproces. Vooral de bewegingen van geestelijke vertroosting zullen een belangrijke rol spelen in het proces van onderscheiding. Hoe gaat dat in zijn werk?

Onderscheiding

Ignatius reikt hier een onontbeerlijk instrument aan, de terugblik op het gebed [77, 62, 118]. Na elk uur contemplatie zal de retraitant ongeveer een kwartier stilstaan bij het gebed dat voorbij is. Hoe is het gebed verlopen, en vooral, hoe werd hij bewogen? Het is een moment van onderscheiding. Met name de momenten van vertroosting, die de retraitant liefst schriftelijk bewaart, zullen hem helpen om op het einde van de weg tot een beslissing te komen. Die innerlijke bewegingen zeggen iets over hoe de Geest de retraitant beweegt tijdens het luisteren naar Gods woord. Die bewegingen zijn als het ware het antwoord van God op zijn aandachtig luisteren naar zijn woord. Tijdens de terugblik luistert de retraitant naar de manier waarop God geantwoord heeft. De positieve bewegingen zijn als het ware het spreken van God tot mij. Maar je kunt ook bewogen worden door de kwade geest. Ignatius geeft op het einde van het boekje een aantal regels om de verschillende bewegingen op de juiste manier te kunnen plaatsen. Die regels komen in een andere paragraaf ter sprake.

Waarvandaan? Waarheen?

Wat bedoelt Ignatius daarmee en hoe kunnen wij dit begrijpen? Bij het begin van het Algemeen gewetensonderzoek schrijft hij: “Ik ga ervan uit dat er in mij drie soorten gedachten zijn: mijn eigen gedachten, die uit mijn eigen vrijheid en verlangen voortkomen; en twee soorten die van buiten komen: sommige van de goede geest, andere van de kwade.” [32] Het onderscheid tussen “gedachten die uit mijn eigen wil” voortkomen en “gedachten die van buiten” komen, maakt allereerst duidelijk dat er gedachten in mij kunnen opkomen waarvoor ik niet zelf verantwoordelijk ben. Waar komen die dan vandaan? Volgens de antropologie van Ignatius’ tijd was het antwoord voor iedereen duidelijk: die komen van bepaalde geesten die – zonder lichaam – ronddwalen in het heelal en een invloed kunnen uitoefenen op de mens, ten goede of ten kwade. In een gelovig perspectief heet het dan dat de goede geest van God komt of van zijn engelen en de kwade geest het werk is van de Satan en zijn trawanten (zoals in de Overweging over twee standaarden [136-149] duidelijk wordt verwoord). Dit is vandaag in verschillende culturen nog altijd een gangbare verklaring.

Maar in onze Westerse cultuur is dit vandaag niet langer evident. Verschillende hedendaagse commentaren op de Geestelijke Oefeningen interpreteren die “gedachten van buiten” als komende via ons onderbewustzijn en waarvoor we dus niet verantwoordelijk zijn. Zo kan bijvoorbeeld tijdens een contemplatie over de uitzending van de leerlingen (Lc 10, 1-16) en waarbij je tijdens de voorbereiding gevraagd hebt om zelf ook gezonden te mogen worden, plots de gedachte opkomen – zonder enig verband met de inhoud van de contemplatie – wat je die dag zult doen om een jarige vriend geluk te wensen. Maar even goed – en zonder aanwijsbare reden – kan plots een gedachte van wraak in je opkomen tegenover iemand die je lang geleden diep gekwetst heeft.

Deze voorbeelden maken duidelijk dat innerlijke bewegingen ergens vandaan komen, maar ook dat ze je ergens heen brengen, namelijk goed doen of kwaad doen. Innerlijke bewegingen maken een dynamisme in je los. Het zal belangrijk zijn te onderscheiden waar dergelijke bewegingen vandaan komen, maar ook waar ze je naartoe voeren indien je erop ingaat. Dit ontdekte Ignatius tijdens zijn eerste onderscheidingsproces op zijn ziekbed in Loyola (Het Verhaal van de Pelgrim, 8).

Verschillende fasen

 In dit korte artikel behandelen we niet alle regels uitvoerig; we geven enkele algemene karakteristieken. Ignatius maakt een verschil tussen regels die eerder van toepassing zijn tijdens de eerste week van de Oefeningen [313-327], en regels die meer van toepassing zijn tijdens de volgende weken [328-336]. Buiten het stramien van de Oefeningen kun je dit ook als volgt verstaan: in het begin van een geestelijk groeiproces zijn de regels voor de eerste week belangrijk; voor wie meer gevorderd zijn, zijn de regels voor de tweede week meer van toepassing.

Om open te komen voor de boodschap van het Evangelie is er meestal een periode van uitzuivering nodig. Vrijkomen van specifieke gehechtheden en van zondige gewoontes is geen gemakkelijke oefening. Alleen een groeiend gelovig inzicht in Gods barmhartigheid maakt dit mogelijk. In de eerste fase is het belangrijk niet af te dwalen van de weg die je wil volgen: de weg van het Evangelie. Het zijn vooral de innerlijke bewegingen van troosteloosheid die je van de goede weg kunnen afbrengen. En daarom gaan bijna alle veertien regels over troosteloosheid. Het gaat er niet zozeer om te onderscheiden waar die troosteloosheid vandaan komt dan wel die goed te leren beheren. Bewegingen van vertroosting daarentegen zijn tijdens die eerste fase meestal een stimulans om verder te gaan op de weg die je verlangt te gaan.

In een volgende fase staat de navolging van Christus centraal. Het contempleren van het leven van Jezus wordt de leidraad voor het zoeken naar wat die navolging voor de retraitant precies inhoudt. Het intens en langdurig kijken naar Jezus zal licht werpen op zijn zoeken. De retraitant heeft geleerd hoe de bewegingen van troosteloosheid goed te beheren. Dit blijft ook in de volgende fase belangrijk, maar het accent ligt nu elders. De acht regels die Ignatius nu voorhoudt gaan allemaal over vertroosting. Het gevaar kan nu in de vertroosting zelf liggen, want er bestaat ook zoiets als schijntroost (cfr 2Kor 11.14) die niet altijd onmiddellijk herkenbaar is. Nu komt het erop aan te achterhalen vanwaar de vertroosting komt. Echte troost komt van God, de Gever van alle goeds – dit is voor Ignatius de grondregel van het geestelijk leven. Het ontmaskeren van de schijntroost is veel subtieler [9] dan onderscheid maken tussen vertroosting en troosteloosheid in de eerste fase. Dikwijls herken je de schijntroost slechts op het einde van de beweging, en dat einde is dan troosteloosheid. Het komt er dus op aan te onderzoeken hoe die beweging te werk is gegaan. Het begint gewoonlijk met goede gedachten en intenties die geleidelijk aan verdwijnen en eindigen in troosteloosheid. Alleen door eigen wedervaren herken je steeds vlugger of de vertroosting van het begin echte vertroosting is of schijntroost.

Wie geoefend is in het geestelijk leven zal de goede geest, of “goede engel”, herkennen vanuit een diepe verwantschap. Want elke ware vertroosting verdiept de intimiteit met de Gever van alle goeds en wie met het goede en met God vertrouwd is, herkent de “kwade geest” in de schijntroost onmiddellijk en feilloos [335].

Keuze

Achterhalen welke weg de Geest je ingeeft en die weg dan ook gaan, is het uiteindelijke doel van een geestelijk onderscheidingsproces. Geestelijke onderscheiding is geen oefening op zich, het is een proces dat je in staat stelt een keuze te maken met betrekking tot de vraag die de onderscheiding motiveerde. Ignatius voorziet drie “tijden” of manieren waarin een keuze kan plaatsvinden.

Een “eerste tijd” is die waarin je zo sterk door de Geest wordt aangetrokken dat je niet kunt twijfelen, zoals bijvoorbeeld de roeping van Paulus ons laat zien [175].

De “tweede tijd” is die waarin je “tot voldoende helderheid komt door de ervaringen van vertroosting en troosteloosheid, en door de ervaring van het onderscheiden van verschillende geesten” [176]. Deze tweede tijd is de meest voor de hand liggende tijdens de Oefeningen. Dit artikel is ook opgebouwd met dat perspectief.

Aan het einde van de tweede week – waarin het contempleren van Jezus’ openbaar leven centraal staat – (of eventueel later) gaat de retraitant biddend na welke de innerlijke bewegingen zijn geweest, waarbij hij vooral stilstaat bij ervaringen van geestelijke vertroosting. Het zijn deze ervaringen die hem laten aanvoelen in welke richting de Geest hem stuwt, niet de ervaringen van troosteloosheid. De helderheid die zo ontstaat maakt duidelijk dat de keuze die je nu kunt maken, een keuze is die je ten diepste gegeven wordt, zoals ook die momenten van vertroosting je gegeven werden. Met andere woorden, het is deze algehele terugblik die duidelijkheid brengt over de vraag die aanleiding gaf tot onderscheiding. Ook al is de beslissing voldoende helder en neem je ze ook effectief in gebed, het onderscheidingsproces is nog niet ten einde. Het contempleren van de lijdende Heer en van de Verrezen Heer zal de beslissing die je genomen hebt nog moeten bevestigen.

Ignatius voorziet nog een “derde tijd” waarin een gezonde en goede keuze kan worden gedaan. Hij noemt dit een “rustige tijd” [177] waarin de retraitant niet door geesten bewogen wordt. Ignatius schetst twee methoden om tot een goede keuze te komen in deze derde tijd: de een meer rationeel, de ander meer affectief. Het rationele element in de eerste methode bestaat erin de voor- en nadelen van de beide keuzemogelijkheden op een rij te zetten om te zien waar de rede toe neigt, welke richting ze aangeeft. Bij de affectieve methode gebruikt Ignatius het principe van “plaatsvervanger”: stel je in de plaats van iemand die je niet kent en vraag je af wat je hem zou aanraden.

Beide methodes blijven wel gekaderd binnen het gebed. Om met de eerste methode aan de slag te gaan vraagt de retraitant dat “God zijn wil mag bewegen en dat Hij in zijn hart legt wat hij moet doen” [180]. Bij aanvang van de tweede methode moet de retraitant zich afvragen “of de liefde die (hem) beweegt en deze zaak doet kiezen” wel van boven komt [184].

Sommige commentaren vinden deze derde manier geschikter voor een onderscheidingsproces buiten de Geestelijke Oefeningen van een maand; anderen gebruiken de derde tijd om – eventueel – de keuze gemaakt in de tweede tijd te laten bevestigen. Ignatius geeft hier geen uitsluitsel.

 Bevestiging

Zoals reeds vermeld behoren de laatste weken, tijdens welke we de gekruisigde en verrezen Heer contempleren, nog wezenlijk tot het onderscheidingsproces van de Geestelijke Oefeningen. De innerlijke bewegingen tijdens die laatste fase van het onderscheidingsproces kunnen een bevestiging worden van de gemaakte keuze. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat momenten van troosteloosheid, bij het contempleren van Christus die zijn lijden ingaat, een vorm van geestelijke vertroosting kunnen zijn: je wordt als het ware uitgenodigd om je contemplatief daadwerkelijk aan te sluiten bij de lijdende Heer. Met andere woorden de bevestiging wordt je gegeven in het gebed. Bij het contempleren van de verrezen Heer in week vier, dus tegen het einde van de Oefeningen, geeft Ignatius voor het eerst aan dat de verrezen Christus de vertrooster is. Hij neemt de taak van het troosten op zich, zoals vrienden gewend zijn elkaar te troosten [224].

Ook een keuze gedaan tijdens een “rustige tijd” zal bevestigd moeten worden: “Heeft iemand op die wijze zijn keuze gedaan of zijn besluit genomen, dan zal hij met grote ijver in gebed tot God onze Heer gaan en Hem die keuze aanbieden met de bedoeling dat zijne goddelijke Majesteit ze zal aanvaarden en bevestigen, als dit strekt tot zijn meerdere dienst en lof.” [183]

Twee voorwaarden

Een eerste voorwaarde ligt bij degene die voor een keuze staat en het onderscheidingsproces ingaat: hij moet “onverschillig” worden, dit wil zeggen innerlijk vrij tegenover zijn eigen inzichten en gevoelens ten opzichte van de verschillende keuzemogelijkheden. Ignatius gaat ervan uit dat de retraitant bij het begin van het proces nog niet onverschillig is [23] en ook dat hij zichzelf niet vrijmaakt. Hoe meer hij zich aan de Geest overgeeft in het gebed, des te meer zal de Geest zijn werk in hem kunnen voltrekken. Echter na week twee, bij het maken van de keuze, moet de retraitant zich “onverschillig weten” [179]. Normaal gesproken zal tijdens de Oefeningen een groei optreden; hiertoe zal onder andere de overweging over Drie soorten mensen [149-156] op het einde van de dag met de overweging over Twee Standaarden [136-147] een hulp kunnen zijn. Terwijl de eerste soort mens wel vrij wil worden van het bezit dat hij onrechtmatig heeft verworven, maar daar niets toe onderneemt, en de tweede soort wel innerlijk vrij wil worden van dat bezit, maar het tegelijk wil behouden, verlangt de derde soort er vrij tegenover te staan en alleen te willen wat méér tot de dienst van God zal zijn – deze derde soort is onverschillig.  En Ignatius voegt er nog een tekst aan toe: “Alvorens tot de keuze over te gaan is het zeer bevorderlijk voor iemand die zijn hart wil richten naar de ware leer van Christus onze Heer de volgende Drie wijzen van nederigheid te overwegen” [164-167]. De eerste wijze van nederigheid bestaat erin om nooit een doodzonde te begaan. De tweede wijze bestaat erin zelfs geen dagelijkse zonde te willen doen en innerlijk vrij te zijn (onverschillig) en “niet méér rijkdom dan armoede, niet méér eer dan oneer, niet méér een lang dan een kort leven te verlangen, maar alleen wat méér tot de dienst van God is”. Deze tweede wijze is nodig om tot de keuze te kunnen overgaan. De derde wijze van nederigheid zet nog een (grote) stap verder: het is die van een grotere liefde tot Christus die arm en vernederd werd. Je kiest voor armoede om op Hem te gelijken in zijn armoede, en zo ook wat smaad en dwaasheid betreft. Je wordt gevraagd te bidden om die genade te mogen ontvangen.

Een tweede voorwaarde om een onderscheidingsproces te ondernemen is om dit niet in je eentje te doen maar met een goede “geestelijke” begeleider. Hij geeft stof ter overweging en gebed en hij luistert naar de terugblik over de voorbije periode. Hij luistert meer dan dat hij spreekt en luistert met name naar hoe God of Gods Geest de retraitant raakte in zijn gebed of daarbuiten. Hij is zelf ook biddend aanwezig tijdens het onderscheidingsproces en luistert aandachtig naar de innerlijke bewegingen in zijn eigen hart en bidt om de genade van een steeds groter wordende innerlijke vrijheid. Hij heeft zelf een dergelijk onderscheidingsproces meegemaakt en anderen daarbij geholpen; hij is een leermeester in geestelijke onderscheiding. Hij zal inzicht bijbrengen bij wat de retraitant in zijn gebed meemaakt en hem helpen te onderscheiden wat van Gods Geest komt en wat niet. Telkens opnieuw zal hij de retraitant naar het gebed verwijzen, want “Hij moet de Schepper in direct contact met zijn schepsel laten werken en het schepsel met zijn Schepper en Heer” [15]. Daar gebeurt het wezenlijke. In geen geval zal hij een beslissing nemen in de plaats van de retraitant.

De geestelijke begeleider van de retraitant brengt het geheel binnen een breder kader. De begeleider vertegenwoordigt in zekere zin de Kerk die hem tot die begeleiding gevormd en gemandateerd heeft. Als hij het proces goed begeleid heeft, zal hij in staat zijn om te getuigen dat het onderscheidingsproces op een goede manier gedaan werd en dat de keuze op een juiste manier tot stand is gekomen.

Ter afronding

 Bidden is binnentreden in een vriendschapsrelatie. Bij het begin van de eerste week van de Geestelijke Oefeningen stelt Ignatius voor de meditatie over de eigen zondigheid te beëindigen met een samenspraak, een echt gesprek. “Het gesprek houdt men door echt te spreken zoals een vriend spreekt met zijn vriend” [54]. Bij het begin van de vierde en laatste week over de verrezen Christus schrijft hij (zoals reeds vermeld): “Kijken naar de taak van het troosten die Christus onze Heer op zich neemt, en dit vergelijken met de manier waarop vrienden gewend zijn elkaar te troosten” [224]. Het is een voorrecht van wie zo’n onderscheidingsproces mag begeleiden, getuige te zijn van de vriendschap tussen God en degene die hij begeleidt, en bij elke vertroosting tijdens het onderscheidingsproces het werk van de verrezen Heer in de ander te mogen herkennen.

Bekijk alle cardoner articles

Deel