Vorming van leken: hen maken tot partners in het pastoraat.

door Maureen McCann Waldron.   

door Maureen McCann Waldron. 

 

Met 38 jaar was ik moeder en een druk bezette vrouw die carrière wilde maken; toen kreeg ik van God een uitnodiging. Dit vriendelijke en tedere  appèl zou mijn leven in alle opzichten, met inbegrip van mijn gezin en mijn werk, van gedaante veranderen op een manier die ik nooit zou hebben kunnen bedenken. De uitnodiging sloot nauw aan bij mijn diep verlangen naar een intiemere verbondenheid met God, en bereidde mij voor op een taak als actief partner in een pastoraat dat onder leiding van jezuïeten stond. De uitnodiging kwam in de vorm van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius.

Sinds Ignatius 500 jaar geleden voor de eerste maal anderen liet kennismaken met zijn meesterwerk, hebben de Geestelijke Oefeningen het leven van geestelijken, religieuzen en leken ingrijpend veranderd. Dit buitengewone boek is een leidraad voor begeleiders van hen die op zoek zijn naar “Gods genade tot het verwerven van geestelijke vrijheid om zich geheel te kunnen wijden aan het dienen van anderen, samen met Jezus, aan Wiens opdracht van de Heer wij deel hebben.”[1] Het eindresultaat is een effectieve leerschool voor gebed, onderscheiding en verlangen naar dienstbaarheid.  De exercitanten volgen het patroon van Ignatius’ eigen ervaring, waardoor ze komen tot een diepe persoonlijke verstandhouding met God. De dynamiek van deze Oefeningen leidt tot het besef dat wij volkomen door God bemind en geroepen worden, al onze zondigheid ten spijt..

De reactie hierop is vaak een grotere vrijheid bij de keuzes die wij in ons leven maken. Het resultaat ervan is het verlangen om ons leven meer af te stemmen op het leven van Jezus. Het vervult ons leven met een dankbaarheid, waarin psalm 116 naklinkt: “Wat zal ik op mijn beurt aan de Heer geven voor al het goede aan mij besteed?” Deze dankbaarheid verbindt de exercitant met Jezus, die het Hem door “de eeuwige Vader“ opgedragen .werk verricht, en maakt dat hij steeds vuriger verlangt Jezus te kennen, lief te hebben en  Hem dan na te volgen in de wijze waarop Hij op deze opdracht heeft gereageerd.

Deze Geestelijke Oefeningen zijn het middel geweest voor de vorming van leken die intiemer  tot de Heer werden aangetrokken en zich geroepen voelden tot een of andere vorm van pastoraat. De Geestelijke Oefeningen zijn een geschenk voor de gehele Kerk, doordat ze mensen vormden die werkzaam zijn in parochies, katholieke scholen, bezinningscentra, organisaties van sociale advocatuur en andere met het geloof samenhangende dienstverlening.

Daar de Sociëteit van Jezus uitkijkt naar de toekomst van haar werken, lijkt het voor de hand te liggen dat de Geestelijke Oefeningen een geschikte methode zijn om het hart van mensen om te vormen, en bijna iedereen erop voor te bereiden om beter de taak van deze werken op zich te nemen[2].

Zowel jezuïeten als actieve lekenpartners beseffen steeds meer hoe nodig het is zich voor te bereiden op hun taak bij dit pastoraat. Men beschouwt tegenwoordig de  Geestelijke Oefeningen als een “geschikt apostolisch middel voor de vorming in ignatiaanse spiritualiteit dat  lekenpartners stimuleert om “medeverantwoordelijk” te zijn voor het leven van de Kerk[3] en de toekomst van deze werken.

Een geschenk dat Ignatius deelde met zijn lekenvrienden

Hoewel Ignatius medestichter was van een religieuze orde verloor hij nooit het contact met het leven van leken. Hij schreef de Geestelijke Oefeningen toen hij nog leek was, en bood een spiritualiteit die ons niet van de wereld vervreemdt maar die uitnodigt contemplatief te zijn te midden van een actief en druk leven.

In wezen begon zijn dienstwerk toen de edelman Iñigo López de Loyola een ontmoeting had met God die een omkeer teweeg bracht in zijn leven. De oorsprong van deze bekering dateert uit de tijd dat hij herstelde van de wonden  die hij had opgelopen tijdens een heldhaftig maar dwaas gevecht te Pamplona. In het huis van de familie te Loyola teruggekeerd, bemerkte Ignatius verschillende bewegingen in zijn ziel  en werd hij zich ervan bewust dat God actief en intiem  in zijn leven aan het werk was. De vruchten van zijn intens en hartstochtelijk bidden tijdens de elf maanden dat hij in Manresa was, zijn het begin van de Geestelijke Oefeningen. In de jaren die volgden op deze beslissende tijd  gaf hij aan anderen door, wat hij van zijn eigen sterke gebedservaringen had geleerd door aan te bieden ook  anderen daarin te doen delen. In zijn hartstochtelijk verlangen Christus in “het redden van de zielen” na te volgen, besteedde hij weinig aandacht aan de behoeften van zijn eigen leven en verwaarloosde hij vaak de zorg voor zijn lichaam. Zijn lekenvrienden werden door hem bezield, gaven hem te eten, kleedden hem, verpleegden hem als hij ziek was, en steunden niet alleen zijn werk maar stelden hem ook voor aan anderen die zijn werken konden

Als tegenprestatie bood hij hun zijn liefde en vriendschap en de grote kostbaarheid van zijn Geestelijke Oefeningen; ook drong  hij bij hen aan, deze met andere te delen. Hij was doortastend bij zijn zoeken naar mensen die het meest hun voordeel konden doen met de Geestelijke Oefeningen en nodigde bisschoppen, kooplieden en mensen die leidersgaven bezaten, uit,  ze te beproeven. Als hij iemand uitnodigde, gaf hij het niet gauw op. Volgens een anekdote nodigde  hij iemand telkens opnieuw uit om de Geestelijke Oefeningen te doen. Tenslotte daagde Ignatius de tegenstribbelende exercitant uit tot een spelletje biljarten.  Zou Ignatius winnen, dan zou de man de tijd nemen om de Oefeningen te doen. Ignatius won.

Wij bespeuren Ignatius’ respect voor leken, als we zien dat hij hen niet alleen uitnodigde te delen in zijn spiritualiteit maar hen ook vroeg voor zijn eerste pastorale werken. Vanaf het begin zag Ignatius in, dat leken die door een  Godservaring in hun gebed geraakt waren, doeltreffende  instrumenten waren om de zielzorg van de Sociëteit uit te breiden. Toen hij Huize St Martha in Rome stichtte als toevluchtsoord voor vrouwen die aan prostitutie wilden ontkomen, begon hij ook met de oprichting van de Broederschap van Genade, een groep leken die dit instituut steunden. Later droeg Ignatius Huize St Martha over aan de Broederschap, en ging verder met andere goede werken.. Enkele daarvan lagen ten grondslag aan zijn praktijk  zich te verlaten op de steun en de eventuele leidersrol van leken.

Hij hield uitzonderlijk veel van de wereld en de mensen daarop. Vandaar dat hij het pastoraat eerder zag als een zich geestdriftig inzetten voor de wereld dan als een wereldvlucht. Door zijn pastorale arbeid te verrichten op het marktplein en in het stadscentrum,  gaf Ignatius een nieuwe manier aan om met mensen in gesprek te komen en zijn werk te verrichten midden onder druk bezige mensen.

Het delen van de Geestelijke Oefeningen met zijn lekenvrienden was een van zijn eerste werken van zielzorg. Vanaf het begin beschouwde hij het aanbieden van de Geestelijke Oefeningen als een van de voornaamste werken van de Sociëteit, omdat naar zijn mening de Geestelijke Oefeningen in de vorming van mensen een sleutelrol  speelde, waardoor het leven van leken evenzeer omgevormd zou worden als dat het geval was bij zijn gezellen in de Sociëteit. Volgens hem “noemt men geestelijke oefeningen elke manier waarop men de ziel voorbereidt en klaarmaakt om zich van elke ongeordende gehechtheid te ontdoen, en om dan te zoeken en te vinden wat Gods wil is bij de inrichting van zijn leven tot heil van zijn ziel” [GO 1].

De Kerk en de Geestelijke Oefening een nieuwe kracht geven

In reactie op het Tweede Vaticaans Concilie kregen de Geestelijke Oefeningen in de vorige eeuw weer nieuwe kracht. Dit Concilie betekende voor de geestelijkheid en de religieuze ordes, evenzeer als voor de leken een keerpunt in de Kerk . Lumen Gentium vroeg de leken op een nieuwe manier te denken over de rol en verantwoordelijkheden die zij krijgen bij het doopsel. Ze dienden geen toeschouwers te zijn, maar werden opgeroepen zich actief in te zetten in de Kerk en het  geestelijk dienstwerk van Christus“.  “… op grond van hun heel eigen roeping zoeken de leken naar het Koninkrijk van God door zich bezig te houden met tijdelijke zaken, en deze te ordenen naar Gods plan”. Er kwam een dieper inzicht in de rol van de leken toen men ging beseffen dat “alle christenen, tot welke levensvorm en –staat zij ook behoren, elk langs zijn eigen  weg, geroepen zijn door de Heer”.

In die tijd meenden veel leken,  geen eigen roeping  te hebben. Lumen Gentium vroeg alle gedoopten in de Kerk geestelijk werk te verrichten op grond juist van hun “eigen roeping”. Deze uitnodiging opende in heel de wereld de oren en het hart van de leken. “De eigen roeping van de leken ligt hierin dat zij het rijk van God zoeken, juist door de tijdelijke aangelegenheden te behartigen en zo te regelen dat dit alles voortdurend volgens Christus geschiedt en vooruitgaat en de lof van de Schepper en Verlosser verkondigt”[4]. Ook “aan de profetische taak van Christus heeft het geheiligde volk van God deel”, en er wordt van dit volk gevraagd “van Hem te getuigen door hun manier van  leven”.

Vaticanum II vernieuwde de geest van het lekenapostolaat, en zag het als “een leven midden in de wereld”.  De leek is speciaal door God geroepen om, in een vurige christelijke geest, als een zuurdesem zijn apostolaat in de wereld te verrichten”[5]. Dit schijnt heel sterk aan te sluiten bij de Geestelijke Oefeningen, waarin de exercitant gevraagd wordt, Gods aanwezigheid te beschouwen in alle dingen op aarde, van planten  en dieren af tot de mensen om ons heen toe, en tot slot in onszelf, waar God, die in ons woont “van mij een tempel maakt, daar ik geschapen ben naar het beeld en de gelijkenis van zijn goddelijke Majesteit [GO  235]”.

Zoals het Tweede Vaticaans Concilie  het hart van de  leken met een nieuwe ijver en opdracht vervulde, zocht het ook het vuur weer aan te wakkeren van de charisma’s waaraan de religieuze ordes hun bestaan te danken hadden. In het decreet Perfectae Caritatis spoorde het Concilie de religieuze ordes aan zich te vernieuwen door terug te keren tot de geest en tradities van hun stichters.

Binnen de Sociëteit betekende de vernieuwing o.a.een gewetensonderzoek naar de centrale rol die de Geestelijke Oefeningen spelen in de ignatiaanse spiritualiteit. Het leidde ook tot een nieuw onderzoek naar de verschillende manieren waarop de Geestelijke Oefeningen werden gegeven. Op de eenendertigste Algemene Congregatie, de eerste die na Vaticanum II bijeenkwam, bevestigde de Sociëteit opnieuw de centrale rol van de Oefeningen: “De Geestelijke Oefeningen van onze vader Ignatius zijn zowel het erfgoed van onze spiritualiteit als de school van ons gebed. Ze openen immers de weg waarlangs we dieper kunnen doordringen in het geheim van de verlossing, dat op zijn beurt voedsel is voor ons leven als apostels in de wereld”[6]. De Congregatie wilde dat “op een nieuwe manier met de Oefeningen zou worden omgegaan gaan” zodat “voor iedereen in de Kerk hun geestelijke rijkdommen duidelijk zouden worden”.

In de jaren die volgden op de hernieuwing van G C  31 werden er centra geopend om mensen te leren de Geestelijke Oefeningen te geven. Vaak waren ze verbonden aan jezuïetenuniversiteiten of retraitehuizen. Het waren aanvankelijk instituten die vooral ten dienste stonden van priesters en religieuzen.

Omstreeks 1995, ten tijde van de vierendertigste Generale Congregatie, waren de veranderingen in de verhouding tussen jezuïeten en hun lekenpartners  een inspiratie voor beide partijen. Decreet 13 van G C 34, getiteld  “Samenwerking met de leken in de zending”, erkende dat “een groeiend aantal leken  gehoor had gegeven aan de roeping tot pastoraal werk die uitging uit de bij het doopsel ontvangen genade” Duidelijk werd gesproken over een nieuwe zienswijze op de samenwerking tussen jezuïeten en leken: “De Sociëteit van Jezus stelt zich in dienst van deze zending van de leken, door hun te bieden wat wij zijn en hebben ontvangen: ons geestelijk en apostolisch erfgoed.”. Binnen enkele jaren na G C 34 waren velen van hen  die werden opgeleid voor het geven van de Oefeningen, leken.

Een persoonlijke kijk op de kracht van de Geestelijke Oefeningen om verandering tot stand te brengen

 Dit alles kreeg voor mij persoonlijke trekken in 1992, het Ignatiusjaar. Ik was in die tijd lid van een goed georganiseerde GCL-groep die vele jaren eerder een vormingsproces hadden doorgemaakt.  Iemand stelde de vraag: “zullen we als groep de Geestelijke Oefeningen gaan doen?”. Aangezien ik pas sinds kort mij bij  de GCL had aangesloten, had ik alleen maar een vaag idee over de Geestelijke Oefeningen. In de bespreking van het GCL die avond begreep ik niet wat de Oefeningen inhielden, maar aangezien de groep er enthousiast over scheen, ging ik ermee akkoord.. Als groep spraken we af, iedere dag twintig minuten te bidden en daarbij gebruik te maken van stencils uit “Kiezen voor Christus in  wereld’[7] van de hand van Jozef Tetlow S.J. Ik had er geen flauw vermoeden van dat mijn toevallige instemming mijn leven op zijn kop zou zetten, omdat God mij een nieuwe werkelijkheid bood. Op dit punt van mijn leven was ik vrouw en moeder van twee kinderen en streefde ernaar mijn gezinsleven in evenwicht te brengen met een drukke baan  bij de gemeentelijke voorlichting.

Weken lang besteedde ik iedere dag  enige tijd aan  gebed: Hoe ik door God word bemind; ik word voortdurend door God geschapen; ik overweeg mijn zondigheid tegenover God; en ik bid over het Koninkrijk van Christus.  Ik vroeg een jezuïet die ik nauwelijks kende om mij bij deze retraite te begeleiden. Hij stemde ermee in. Zijn eerste advies aan deze jachtige exercitant was dat ik mij moest ontspannen. “Ik denk dat je te hard je best doet”, zei hij. Ik moest wennen aan de gedachte dat het hier anders toeging dan in de wereld waar men carrière wil maken. Niet ik was verantwoordelijk voor mijn eigen “vooruitgang” in deze retraite, maar God. Ignatius gaf een zo juiste beschrijving van zijn ervaring – en ook die van mij –  toen hij zei dat God hem onderrichtte alsof hij een schoolkind was[8].

Gedreven door Ignatius’ uitnodiging om te bidden met gebruikmaking van het voorstellingsvermogen ging ik op een hete augustusmorgen naar de stal, waar de uitgeputte Maria en Jozef  rustten, en hield het kindje in mijn armen. Plotseling werd ik diep aangegrepen door het besef dat Jezus werkelijkheid was, een kindje wiens nek ik kon besnuffelen, de reuk van wiens wangen ik kon opsnuiven, zoals ik zelf met mijn baby’s had gedaan.

Naarmate ik verder kwam in de Geestelijke Oefeningen kwam er een sterker onderling verband tussen mijn gezinsleven en mijn gebedsleven. Ik begon mijn man en kinderen te zien als geschenken van Gods liefde voor mij, en mijn  verhouding met hen als een uiting van mijn liefde voor God.

Ik kreeg belangstelling voor het Programma van Christelijke Spiritualiteit (CSP), een zomercursus op de Creighton Universiteit die geestelijke leidslieden oefent.. Herhaaldelijk nam ik een brochure mee naar huis. Ik bestudeerde die en verlangde ernaar. Dan schudde ik mijn hoofd en besefte ik dat in mijn zeer drukke “zeer belangrijke en goedbetaalde” gemeentelijke baan niemand mij zomernamiddagen vrij zou  geven om lessen te volgen in spiritualiteit. Het was gewoonweg niet voor mij bestemd.

Maar als ik bad voelde ik dat God mij naar de CSP riep. De enige manier om op die uitnodiging in te gaan was mijn baan op te geven en iets anders te vinden waardoor ik op de zomerdagen die voor de lessen nodig waren, vrij zou kunnen krijgen. Naarmate mijn innige verbondenheid met Jezus groeide , werd de roep sterker. Ik had in mijn leven een nieuwe kijk gekregen op succes, en tenslotte had ik de moed de verandering aan te durven. Mijn dierbare echtgenoot was aarzelend maar steunde mij. Het  plaatselijke jezuïetencollege bood mij een voorlichtingsbaantje aan op beginnersniveau en gaf mij iedere zomer acht weken vrij voor CSP-lessen. Ik ging in salaris 50% achteruit, maar ik was aan een nieuw leven begonnen.

In geen enkel opzicht wist ik dat de Heilige Geest bezig was mij te veranderen en te roepen tot een nieuwe manier van dienstverlening. In de overweging over de twee Standaarden in de Geestelijke Oefeningen kreeg ik te maken met de bekoring “succes te hebben” en de goedkeuring te zoeken van anderen. Nog steeds werd ik tot Jezus aangetrokken, die mij vroeg Hem te volgen, zelfs in armoede en soms zelfs door voor dwaas gehouden worden. Zoals dat gaat met ieder die de Geestelijke oefeningen doet,  is dat een uitzonderlijke genade, maar de uitnodiging zal altijd een geestelijke vrijheid met zich mee brengen en een verwantschap met Jezus en Zijn zending.

Het volgen van Ignatius tot op het internet

Toen het Christelijk Spiritualiteits Program was afgelopen  werd ik door de Creighton Universiteit in dienst genomen in het Bureau voor Pastorale Samenwerking om samen te werken met een jezuïetenpriester[9] bij het handhaven van het Jezuïtische en katholieke karakter van de school.  Een deel van ons werk was de nieuwe faculteit en het lerarencorps inzicht te geven in de geschiedenis en tradities van het jezuïetenwerk.  Omdat wij daarbij de centrale rol  van de Geestelijke Oefeningen in deze traditie beschreven, stelden nieuwe personeelsleden daar vragen over, en we bemerkten dat velen van hen vurig verlangden naar een diepere ervaring van God in hun leven.

Tijdens de vastentijd zetten we de schriftlezingen van die periode in het jaar op een Creighton website. Bijna als een bijkomende gedachte besloten wij gedurende de zes weken van de vastentijd korte overwegingen te schrijven over de lezingen van iedere dag . Binnen een paar weken merkten we dat ons werk, dat bedoeld was voor de Creighton faculteit en de staf daarvan, ook  andere mensen over de hele wereld bereikte. We besloten met de overwegingen ook na de vastentijd door te gaan, en zo zag de website van de Dagelijks Overwegingen het levenslicht[10].

Van mensen die ver van Creighton woonden hoorden  wij dat zij geestelijk voedsel vonden door dit middel. Het onverwachte succes van de Dagelijkse Overwegingen deed ons beseffen dat deze technologie uitstekend in kon gaan op de verlangens die wij vernamen uit e-mails van veel mensen, met inbegrip van onze eigen faculteit en staf. We besteedden acht maanden aan nadenken en schrijven, en ontwierpen een onlineretraite voor druk bezette mensen, die gebaseerd was op de Geestelijke Oefeningen van Ignatius.

Deze retraite van 34 weken was ingegeven door Ignatius’ eigen flexibele en vernieuwende stijl. We schreven voor wie misschien behoorde tot  de categorie van mensen “met een beperkt bevattingsvermogen en van wie weinig vrucht kan worden verwacht” [GO 18.8], en ook voor “een ontwikkeld of begaafd iemand , die door zijn maatschappelijke functie of zijn beroepsverplichtingen in beslag wordt genomen”, maar ieder dag anderhalf uur kan besteden aan gebed [GO 19.1]. Wij wilden ze ook ter beschikking stellen van mensen die dorsten naar een diepere relatie met God, maar zich niet konden indenken hoe zij  behoorlijk wat tijd zouden kunnen vrijmaken om iedere dag te bidden, omdat hun drukke leven geheel in beslag werd genomen door hun gezinsleven, baan en onmogelijk dienstrooster.

Het is voor ons even duidelijk als het voor Ignatius was, dat leken die een zeer druk leven leiden, de Oefeningen nodig hebben.. Deze zijn een werktuig voor gebed, dat iemand beter in staat kan stellen om te midden van het drukste leven innig verbonden te blijven met God. Bovendien zijn ze een middel om mensen van harte bereid te maken tot apostolisch werk. De Geestelijke Oefeningen waren bedoeld voor mensen van wie verwacht mag worden dat ze het meest in staat zullen zijn om iets te verbeteren in de wereld – en vaak zijn dat mensen die het het drukst hebben.

Uit de duizenden e-mails die we ontvingen zien we hoe krachtig God aan het werk is. We lazen verhalen over levens die een andere keer hadden  genomen, besluiten waartoe men in grotere vrijheid was gekomen, en een gevoel dat God bepaalde verlangens had omtrent het leven van de exercitant.

De onlineretraite heeft de genaden van de Oefeningen toegankelijk gemaakt voor duizenden mensen over de hele wereld voor wie geen geestelijk leidsman of retraitehuis beschikbaar was. Er was de brief van een vrouw vanuit Saoedi Arabië waarheen zij sinds kort met haar man was verhuisd. Bij het passeren van de grens had de bewaking alle niet-toegestane christelijke voorwerpen in beslag genomen, met inbegrip van haar rozenkrans, kruisbeeld en gebedenboek. Verbaasd en  dankbaar schreef ze dat ze de Geestelijke Oefeningen kon doen in een land waar het christendom illegaal is.

Sommige mensen hebben een onlineretraite gedaan met een geestelijk leidsman, in overeenstemming met de negentiende aantekening. Anderen deden ze samen met een steungroep[11]. Vele duizenden deden ze alleen, en deelden alleen  online de ontvangen genaden mee.

De onlineretraite vervangt niet de dertig- of achtdaagse retraite, maar heeft als opzet , aan de mensen rond de wereld een manier van bidden te bieden aan de hand van onderwerpen uit de Geestelijke Oefeningen en een omkeer te bewerkstelligen in hun edelmoedig hart.

De Geestelijke Oefeningen voor partners in de zielzorg

We zagen dat de Geestelijke Oefeningen een buitengewoon goed middel was om leken te vormen die streven naar geestelijke groei.  Deze vorming zal leiden tot een grotere trouw aan de uitnodiging van het evangelie en van Lumen Gentium om waarachtige volgelingen te zijn van Jezus, als mensen die in zijn dood, opstanding en zending zijn gedoopt. Als we ervaren dat we worden aangetrokken om met Hem te zijn, leidt dit vanzelfsprekend tot het verlangen op Jezus te gelijken en ons in dienst te stellen van Zijn zending.

Niet alleen  voor de vorming van leken om van dienst te zijn  in de wereld, maar ook om partners te vormen in het geestelijk dienstwerk onder leiding van jezuïeten zijn de Oefeningen een prachtig middel. De vierendertigste Generale Congregatie stimuleerde in haar dertiende Decreet de jezuïeten om hun  charisma, namelijk de gave van de Geestelijke Oefeningen, met hun lekenpartners[12] te delen.

G C 34 wees op een ander perspectief voor het geestelijk dienstwerk van jezuïeten, aangezien Lumen Gentium duidelijk een uitnodiging bevatte voor een nieuwe manier waarop  alle gedoopten verantwoordelijkheid moesten dragen  in de Kerk . Decreet 13 zette dit nieuwe  standpunt aldus uiteen: “Wanneer we spreken over “onze apostolaatwerken”, zullen we iets anders bedoelen met “onze”. De betekenis ervan zal zijn een authentiek deelgenootschap van leken en jezuïeten, waarbij ieder van beide partijen te werk gaat volgens de eigen roeping”.

Het document dat tot de jezuïeten gericht was zegt verder: “Leken zullen terecht een grotere  verantwoordelijkheid krijgen en een  meer leidinggevende rol gaan spelen binnen deze werken. De jezuïeten zullen tot taak hebben, hen in hun initiatieven bij te staan door ignatiaanse vorming, het getuigenis van ons leven als priester en religieus en de bevordering van jezuïtische apostolische waarden. Onze dienst zal bescheidener worden, maar ook uitdagender en  creatiever, meer in overeenstemming met de genaden die wij hebben ontvangen Wanneer de roeping van de leek concreet gestalte krijgt, kan dit duidelijker de genade aantonen van onze roeping”. Het document vraagt aan “allen die in het werk staan” leken ervoor “medeverantwoordelijk” te maken.

Tien jaar nadat Decreet 13 gepubliceerd was, gaf pater Peter-Hans Kolvenbach S.J. , Algemene Overste van de Sociëteit van Jezus , een conferentie over hetgeen dit behelsde en welke de gevolgen ervan waren. De titel van de conferentie was “Samenwerking met elkaar in  de zending”. Hij sloot aan bij Lumen Gentium toen hij zei dat velen van de lekenpartners in werken van de jezuïeten “ingingen op de uitnodiging van het evangelie die een beroep doet op het hart van alle gedoopten. Aan Jezuïeten en  leken wordt gevraagd op een verschillende manier daarop in te gaan, maar het is duidelijk een uitnodiging die voor beide partijen bestemd is”[13].

Hij zei dat, wil men leken  beschouwen als partners in het jezuïetenwerk, een verandering in wijze van zien nodig is, en dat zowel jezuïeten en hun lekenpartners zullen profiteren van een nieuwe kijk op dit dienstwerk. Hij merkte op dat er een tijd was dat Jezuïeten van oordeel waren dat “al die getalenteerde lekenpartners er alleen maar waren om ons te helpen bij de  activiteiten waartoe wij jezuïeten door God geroepen waren” en gaf toe dat de medewerking van leken in het verleden soms gezien werd “als een noodzakelijke reddingsactie vanwege ons krimpend aantal”. Hij voegde eraan toe dat het woord ons inclusief of exclusief gebruikt kon worden, als men het had over onze parochie en onze school. Hij wilde dat het woord inclusief gebruikt zou worden, zeggende: ”Het woord “onze” heeft betrekking op een ruimere groep, omdat het een opdracht is waarvoor we allemaal – jezuïeten en leken – gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen”.

Hij suggereerde een vorming voor zowel leken als jezuïeten , en zei dat  “de partners die in alle vrijheid ervoor kozen” om op de uitnodiging daartoe in te gaan, “van ons een vorming mogen verwachten in ignatiaanse waarden, hulp bij het onderscheiden van apostolische prioriteiten en doelstellingen, en praktische  methoden om die te bereiken.”. Hij voegde eraan toe dat “het geestelijk erfgoed” dat de jezuïeten hun partners aanbieden “een geschikt apostolisch middel “is. Zij die partners zijn van jezuïeten zullen de ervaring delen dat zij “met groter vrijheid dienstbaar zullen kunnen zijn, zullen kunnen onderscheiden wat het “groter goed” is …. en een innige verbondenheid met God zullen vinden midden onder hun leven van dagelijkse dienstbaarheid”.

Het uitbreiden van het dienstwerk van de Geestelijke Oefeningen

In reactie op P. Kolvenbachs oproep zijn lekenpartners, religieuze partners en partners in het dienstwerk uit de geestelijkheid , die reeds de Geestelijke Oefeningen hebben gedaan, hun andere partners in dit werk verschuldigd, deze genade te delen waardoor de geest van de jezuëtenwerken wordt bezield.  Dit aanbod van de  Geestelijke Oefeningen op basis van vrijwilligheid zal de partners in het pastoraat steunen bij het dieper ontdekken van de  wortels van de ignatiaanse spiritualiteit, en hen helpen om duidelijker de geest en opdracht te verstaan van dit met elkaar gedeelde werk.

Op de Creighton Universiteit brachten Pater Kolvenbachs woorden mijn collega Andy Alexander S.J.  en mij ertoe om de Oefeningen op een nieuwe manier door te geven. Ook al hadden duizenden mensen de onlineretraite gedaan, toch zagen we het duidelijkst de kracht van de Oefeningen toen wij mensen op onze eigen campus uitnodigden om de onlineretraite te doen. Geïnspireerd door Ignatius  gingen we na, wie een leidende rol had op de campus, en nodigden de faculteit en de staf uit om de retraite te doen, waarbij men wekelijks of maandelijks in groepen naar keuze bij elkaar kwam. Ongeveer 90 personen op de universiteit namen ons aanbod aan. De reactie van deze mensen laat ons zien hoe duidelijk  deze partners in het werk geestelijk waren verrijkt en  hoe de retraite hielp om met grotere vrijheid en ijver de opdracht van de universiteit te dienen. Aan het eind van het academisch jaar bezonnen de exercitanten zich op hun ervaring. Iemand merkte op dat de onlineretraite “een echte bewustwording  was voor mij”. Een ander gaf als commentaar dat ze “mijn leven van iedere dag geweldig heeft verrijkt”. Een druk bezette exercitant zei dat ze “nuttig was om duidelijk in te zien waar het in mijn leven om draaide”; een ander zei “dat ze veel veranderingen in zijn leven had gebracht”. Een exercitant zei simpelweg: “Ik denk dat ik milder en vriendelijker geworden ben”

Tot slot

Kan een leek in dienst zijn van een jezuïetenwerk, als hij/zij geen Geestelijke Oefeningen heeft gedaan? Natuurlijk wel, en er zijn velen die dat doen;  ze verlenen hun diensten op deskundige en inspirerende wijze, zonder dat zij de Geestelijke Oefeningen hebben gedaan. Maar Ignatius zag in dat het verstandig was de Oefeningen zo aan te passen dat, in overeenstemming met iemands talenten en verlangens, verschillende gebedservaringen hem zouden kunnen brengen tot groter innerlijke vrijheid, tot liefde voor de Heer, en tot een groeiend verlangen om met Hem te dienen. Wanneer leraren, campus pastores, onderzoekers, artsen, verpleegkundigen, hoogleraren in economie of rechten,  intens de Geestelijke Oefeningen doen, zullen ze er beter op voorbereid zijn om hun talenten in hun werk tot gelding te doen komen wanneer zij enthousiast zijn voor het Godsrijk. Hetzelfde gaat op voor mensen die op colleges werken, in parochies, retraitehuizen, centra voor sociaal werk of wetenschappelijk onderzoek en in missies  over de hele wereld.

De Geestelijke vrijheid die men verwerft door de Oefeningen maakt het lekenpartners mogelijk  om erover te dromen hoe zij zich kunnen geven met “heilige stoutmoedigheid”. Zij kunnen daardoor meewerken in de zielzorg zonder het vooropstellen van hun eigen persoonlijkheid  en  zonder naijver, zonder de begeerte naar macht die vaak in de ons omringende cultuur heerst.

De rol van de lekenpartners in de zielzorg is werkelijk ”een genade voor onze tijd en hoop voor de toekomst”[14]. Velen onder ons die de genade hebben mogen ondervinden van Geestelijke Oefeningen, horen thans een dringende uitnodiging: de uitnodiging  om opnieuw heel  dankbaar te zijn voor wat we hebben ontvangen, en de uitnodiging om met anderen te delen wat wij om niet hebben ontvangen. Ieder van ons kan, ieder op eigen wijze met de talenten die we hebben, de  apostolische inspiratie van de Oefeningen doorgeven aan een nieuwe generatie van lekenpartners, en hen voorbereiden voor het werk door met hen de schatten te delen van de Geestelijke Oefeningen.

 vertaling door Felix van Voorst tot Voorst S.J.

uit: Review of Ignatian Spirituality 114 (2007).

Maureen McCann Waldron is verbonden aan Collaborative Ministry van Creighton University, Omaha, Ne, USA

 

[1]  Peter-Hans Kolvenbach S.J.: “Cooperating with Each Other in Mission: Celebrating 125 years of Jesuit/Lay Partnership in Omaha “; Creighton University, October 7, 2004.

[2]  Naast leken met vaak een verschillende religieuze achtergrond, zijn ook geprofeste religieuzen en clerici partners bij het dienstwerk. Dit artikel wil het hoofdzakelijk hebben over de Geestelijke Oefeningen als middel om leken te vormen

[3] G C 34 [305.8] [4] Lumen Gentium [31] [5]  Decreet over het Lekenapostolaat [1.2] 18 november 1965.

[6]G C 31  [212] [7]  Joseph Tetlow S.J. (1989) Choosing Christ in the World, Institute of Jesuit Sources, St Louis , MO.

[8] Autobiografie van Ignatius van Loyola [27] [9]  Andy Alexander S.J.

[10]  Die in 1998 begonnen website en al de  andere hulpmiddelen die eraan zijn toegevoegd zijn onderdeel van de Online  Ministries : www.creighton.edu/CollaborativeMinistry/online

[11] Sommige parochies hebben ze aangeboden aan al hun parochianen. Er was een parochie die een electronisch mededelingsbord opzette waarop mensen  de genaden van de retraite konden meedelen aan anderen. Een andere parochie vormde gespreksgroepen die regelmatig in de kerk bijeenkwamen.

[12]  G C 34 [338.8] [13]  Kolvenbach, “Cooperating with Each Other in Mission”, ibid.

[14]  G C 34 [331.1] Bekijk alle cardoner articles

Deel