Vorming van geestelijke begeleiders

Vorming van geestelijke begeleiders

door Ruth Holgate

door Ruth Holgate

Wat verwachten wij van geestelijke begeleiding? Hopen we een wijze, vriendelijke en krachtige oudere te ontmoeten, die het allemaal al eens heeft meegemaakt en die ons precies kan vertellen wat wij nodig hebben om ons door deze speciale fase van ons leven heen te loodsen – zo iemand als Dumbledore voor Harry Potter was? Of geven we misschien de voorkeur aan iemand met inzicht: iemand wiens intuïtie zo fijn is afgesteld dat hij of zij in onze ziel kan kijken en dat hij weet wat nu goed voor ons is om te horen? Of gaat de voorkeur uit naar een heilige profeet die een directe verbindingslijn heeft met God en die ons kan vertellen wat God van ons vraagt en hoe we daarop moeten antwoorden?

Om voor mijzelf te spreken: ik denk dat ik op verschillende momenten van mijn leven gehoopt heb op een combinatie van die drie figuren. Het leek zoveel helderder (en gemakkelijker) een goed christen te zijn, als iemand anders mij alle antwoorden zou geven. Antwoorden op vragen als: Wat wil God van mij? Wat is de beste manier om goed te bidden? Wat heeft God met mijn leven te maken? Waarom wordt mijn leven een janboel wanneer ik zo mijn best doe? Hoe kan ik anders en beter omgaan met alles wat met geloof te maken heeft?

Voor veel mensen is het traditionele beeld van een geestelijk begeleider dat van iemand die zelf vele jaren lang de weg van het geloof is gegaan, langs hoogte- en dieptepunten en die geleerd heeft hoe hij anderen de weg kan wijzen hoe zij hun geloof zouden kunnen beleven. Dit is nog steeds het geval voor veel mensen die geestelijke begeleiding zoeken en er zijn inderdaad een aantal wijze en ervaren begeleiders die in staat zijn om zo te werk te gaan. Er zijn ook andere manieren van begeleiding en in de laatste jaren is er een ware uitbarsting geweest van belangstelling voor trainingen en cursussen in spiritualiteit en geestelijke begeleiding, die een andere stijl van begeleiding propageerden. Deze manier van begeleiden wordt vaak genoemd “samen op weg gaan”, “tochtgenoot van iemand zijn” om duidelijk te maken dat niet de ene persoon de andere leiding geeft, maar dat hij eerder mee oploopt met iemand die zijn of haar geloofsweg aan het verkennen is.

Dat wil niet zeggen dat veel begeleiders die zo te werk gaan ook niet hun momenten hebben waarop zij meer op een van de drie genoemde karikaturen lijken: net als wanneer Dumbledore op de proppen komt met een brok ervaring of met een intuïtief commentaar dat de spijker op de kop slaat, zodat er ineens helderheid en inzicht komt in een ondoorzichtige ervaring. Maar dit zijn niet de doeleinden van een stijl van geestelijke begeleiding, die meer geïnteresseerd is in de ervaring van degene die aan het woord is en hoe God mogelijk in die ervaring bezig is, dan in de kennis en ervaring van de begeleider. In zo’n benadering is de norm dat men degenen die om begeleiding vragen, helpt om hun ervaring te verkennen en daarin opmerkzaam te worden voor wat waarschijnlijk van God komt en daar dan op in te gaan.

Deze stijl van begeleiding als een samen op weg gaan is op zichzelf niet nieuw en een van de vormen daarvan is ook te vinden in de Geestelijke Oefeningen van Ignatius. Als hij verwijst naar iemand die een belangrijke beslissing in zijn leven moet nemen, adviseert Ignatius aan degene die de Oefeningen geeft de volgende manier van doen:

Tijdens de geestelijke oefeningen, waar men op zoek is naar Gods wil, is het meer gepast en veel beter dat de Schepper en Heer zelf zich meedeelt aan de ziel die Hem genegen is, dat Hij haar omarmt zodat zij Hem kan liefhebben en loven, en dat Hij haar voorbereidt voor de weg waarlangs zij Hem in de toekomst beter zal kunnen dienen. Wie de oefeningen geeft moet dus niet naar één kant afwijken of neigen, maar als de wijzer van een weegschaal in het midden blijven. Hij moet de Schepper in direct contact met zijn schepsel laten werken en het schepsel met zijn Schepper en Heer. (GO 15)

In zo’n benadering worden begeleiders niet verondersteld alle antwoorden te hebben of in staat te zijn voor iedere ervaring precedenten te vinden in de grote klassieke spirituele werken. Eerder verwacht men van hen dat zij het vermogen hebben om te luisteren en te onderscheiden hoe God misschien op een unieke wijze zich meedeelt aan de persoon met wie hij nu spreekt en om deze te helpen bij zijn of haar eigen onderscheiding. Er zullen natuurlijk veel gelegenheden zijn waarbij de eigen ervaring en kennis van de begeleider meespeelt, want de onderscheiding gebeurt niet in een vacuüm en het is belangrijk dat de begeleider enige weet heeft van theologie en spiritualiteit, maar het belangrijkste ”gereedschap”, zeker in een ignatiaanse benadering, is de onderscheiding der geesten.

Nog maar enige tientallen  jaren geleden bestonden er geen trainingen voor geestelijke begeleiders. Begeleiders kwamen spontaan uit de gemeenschap naar voren of werden aangewezen in religieuze instellingen, zoals bv. de seminaries. Ideaal gezien waren het mensen die er blijk van gaven dat zij op het gebied van de begeleiding enige gaven bezaten en daarom uitgezocht werden om anderen te helpen God te vinden. Dit is eigenlijk nog steeds het geval en lang niet alle geestelijke begeleiders krijgen vandaag een training. In deze context kan de functie van een training tweevoudig zijn:

  1. Zij biedt mensen die zich geroepen voelen om anderen te begeleiden de mogelijkheid om deze “roeping” verder te onderzoeken, om met de hulp van anderen uit te proberen wat het eigenlijk is en om verder te onderscheiden of dit ook voor hen bestemd is.
  2. Voor mensen die al enige ervaring hebben en ook de bekwaamheid die nodig is voor begeleiding, kan een training helpen om deze vaardigheden verder te ontwikkelen, scherper te krijgen wat ze ermee willen, hun ervaring te verbreden en om beter te gaan verstaan wat ze in de begeleiding proberen te doen. Tenslotte kan het ook hun roeping voor dit werk

Als voorbeeld van een training voor geestelijke begeleiders zal ik nu enige elementen beschrijven van trainingen die gegeven werden in Loyola Hall, een spiritualiteitscentrum van de jezuïeten in het noordwesten van het Verenigd Koninkrijk, dat in 2014 gesloten werd. Loyola Hall had meer dan 25 jaar trainingen voor geestelijke begeleiding gegeven en deze zijn nu verplaatst naar het spiritualiteitscentrum Saint Beuno’s in het noorden van Wales. De trainingen waren ignatiaans en betrekkelijk kort. De eerste training was acht dagen, met verblijf ter plaatse en vooral bedoeld als inleiding. De tweede training van twaalf dagen, ook met verblijf ter plaatse, was opgezet vanuit de ervaring van de Geestelijke Oefeningen: alle deelnemers hadden in een of andere vorm de gehele Geestelijke Oefeningen gedaan. Beide trainingen namen als uitgangspunt een zeer vereenvoudigd model van begeleiding dat team en deelnemers in staat stelde verschillende aspecten van dit werk te verkennen. Dit model van begeleiding is meer in detail uitgewerkt door Rob Marsh en kan kort als volgt worden weergegeven:

  • luisteren – degene die aan het woord is, actief bemoedigen om te spreken over zijn of haar ervaring in leven of gebed;
  • opmerken – wat lijkt belangrijk te zijn in termen van de onderscheiding der geesten, wat lijkt dichter bij God te brengen en wat niet, waar is er beweging en tegenbeweging;
  • erbij blijven/verder onderzoeken – je concentreren op wat geestelijk belangrijk is en dat verder onderzoeken, zodat het ter sprake kan komen.

Dit model moedigt mensen aan om zich te concentreren op wat eigen is aan geestelijke begeleiding, die als volgt omschreven kan worden:

Een hulp die door de ene christen aan een ander gegeven wordt om aandacht te schenken aan Gods persoonlijke communicatie met hem of haar, om daarop een antwoord te geven en om te leven vanuit de consequenties van die relatie met God. (W.A. Barry & W.J. Connolly, The Practice of Spiritual Direction, New York, HarperOne, 2009, p. 8)

Behalve deze concentratie op ervaring en de relatie met God, kunnen ook andere aspecten van geestelijke begeleiding aanwezig zijn en verkend worden in een sessie. Zulke aspecten kunnen zijn:

  • hulp bij de onderscheiding der geesten;
  • hulp met verschillende gebedsmethodes;
  • verhelderen van beslissingen, bv. door het verzamelen van gegevens voor verschillende opties;
  • een strategie uitzetten om met moeilijke situaties om te gaan;
  • enige verdieping van theologische thema’s.

Maar over het geheel genomen is het beter dat dit soort zaken niet gaan domineren in een sessie waarnaar iemand eigenlijk gekomen is om meer zicht te krijgen in wat er gebeurt in zijn of haar relatie met God. Het kan heel interessant zijn om over theologie te praten of om problemen op te lossen, en zowel voor de begeleider als degene die begeleid wordt kan de verleiding groot zijn om zich daarmee bezig te houden, omdat dit vruchtbaar lijkt te zijn. Bij zulke gelegenheden moeten begeleiders in het oog houden wat het eerste doel van de sessie is, daarbij hun eigen inbreng kort houden en geconcentreerd blijven op wat de relatie van de begeleide met God kan bevorderen. Een nuttige richtlijn hierbij kan zijn om te kijken hoeveel spreektijd ieder neemt; als de begeleider meer dan twintig procent van de tijd aan het woord is, kan het nuttig zijn voor hem of haar om zich af te vragen wat er in de sessie aan het gebeuren is.

In de trainingen die ik hier voorstel is er een combinatie van inbreng door het team, demonstraties en rollenspelen, en heel wat praktijk. De onderwerpen in de basistraining verkennen verschillende aspecten van spiritualiteit en geestelijke begeleiding met de deelnemers en omvatten ook het model van samen op weg gaan, de vaardigheid van het luisteren, manieren om te bidden, onderscheiding, je eigen heilsgeschiedenis gaan ontdekken, baat vinden in het begeleid worden, gevoel krijgen voor verschillende “bewegingen”, Godsbeelden, hoe kom je tot beslissingen, de verschillende soorten “roeping” en het geestelijk gesprek. De tweede training is gebaseerd op de Geestelijke Oefeningen en de verschillende onderdelen van de tekst worden nader bekeken. Daarbij komen ook zulke zaken als het leven van Ignatius, supervisie, de persoon van de begeleider en ethische grensvragen ter sprake.

Een ander belangrijk aspect van beide trainingen zijn de praktijkoefeningen, waarbij in kleine groepen gewerkt wordt om uit te proberen wat samen op weg gaan eigenlijk is – door te luisteren naar elkaar en ook feedback te krijgen van de omstanders. Voor zover dat mogelijk is delen de deelnemers aan deze sessies reële ervaringen en gedachten. Dat is te verkiezen boven een rollenspel, omdat het de luisteraars in staat stelt te antwoorden op wat gezegd wordt en ook gevoelig te worden voor wat impliciet blijft en toch om aandacht vraagt. Aan het eind van de praktijksessie gebruiken de omstanders het model van samen op weg gaan om aan de luisteraars duidelijke en specifieke terugkoppeling te geven omtrent wat hen is opgevallen, toen ze hun observaties maakten. De luisteraars hebben heel veel aan zulke concrete feedback die hen kan helpen om zich meer bewust te worden van hun lichaamstaal, hun verbale constructies en hun algemene antwoorden. Op deze manier zijn de deelnemers in staat om hun natuurlijke talenten te gebruiken evenals de reeds opgedane ervaring. En ze nemen het nodige mee van wat deze training hen leert om hun praktijk te verbreden en verder te ontwikkelen.

Vaardigheden

De belangrijkste vaardigheden voor het begeleiden volgens het model dat gebruikt wordt in de trainingen, zullen we nu meer in detail bespreken.

Luisteren

Goed luisteren is niet alleen maar je stil houden terwijl de ander aan het woord is, rustig wachtend tot jouw beurt komt. Veel inzichten hoe je mensen kunt helpen om betere luisteraars te worden, worden ontleend aan de manier waarop counselors en therapeuten worden getraind. Actieve luistervaardigheden – zoals het in eigen woorden weergeven, spiegelen, teruggeven en samenvatten – kan degene die aan het woord is helpen om zijn ervaring en gedachten beter te verwoorden. Toepasselijke vragen en andere interventies kunnen helpen om te concentreren op bepaalde aspecten van de ervaring die nog niet voldoende aan bod zijn gekomen of ze kunnen licht werpen op impliciete elementen van de ervaring. Zo’n manier van luisteren heeft niets van een passief zwijgen. Het vraagt van de luisteraar dat hij attent blijft, open en geïnteresseerd.

Ofschoon veel luistervaardigheden in de verschillende disciplines overeenkomst met elkaar vertonen, is er toch een belangrijk verschil tussen bijvoorbeeld het luisteren van de geestelijk begeleider en dat van de counselor: namelijk datgene waarnaar geluisterd wordt. De begeleider concentreert zich op het luisteren naar aanwijzingen hoe God mogelijk aanwezig is in datgene wat wordt gezegd – met andere woorden: hij probeert de geesten te onderscheiden. De focus is dus niet het oplossen van problemen, catechese, theologische reflectie of het doceren wat spiritualiteit is –  ofschoon al deze zaken ergens in een sessie aan bod kunnen komen.

Behalve deze vaardigheden van bescheiden actief luisteren zijn er nog een aantal andere inzichten uit counseling en therapie die een hulp kunnen zijn bij het trainen van begeleiders. Enigszins aangepast maken de volgende deel uit van de trainingen:

  • belangrijke voorwaarden voor het luisteren: onvoorwaardelijk positieve benadering, invoelingsvermogen, overeenstemming;
  • aandacht geven aan grenzen;
  • supervisie;
  • ethiek en beroepscodes;

Onderscheiding

Een belangrijke vraag bij het trainen van geestelijke begeleiders is: “Kun je iemand leren te onderscheiden?’’ In de context van de Geestelijke Oefeningen (die o.a. beschreven kunnen worden als een school voor onderscheiding) kan degene die de Oefeningen geeft te rade gaan bij dat kernachtige en tegelijk rijke onderdeel “Richtlijnen voor de onderscheiding van de geesten” om degene die de Oefeningen doet te helpen  te komen tot een beter verstaan van wat er gebeurt in zijn of haar gebed of ervaring. Veel begeleiders geven aan hun retraitanten niet de volledige reeks van de richtlijnen maar lezen, als zij in de ervaring van de retraitant iets bespeuren wat doet denken aan een van de richtlijnen, de desbetreffende passage voor. Op deze manier komt degene die de Oefeningen doet tot een beter begrip van wat onderscheiding is; meer door eigen ervaring dan door het lezen van een theorie. Dit is een voorbeeld van hoe mensen leren te onderscheiden – door reflectie op hun ervaring – dikwijls in het licht van een bepaalde traditie, zoals de Oefeningen. Je krijgt ook meestal een hart dat weet te onderscheiden door het te doen samen met een ander. Dikwijls staan we te dicht bij onze eigen ervaring en hebben we de ogen van een ander nodig om op te merken en aandacht te krijgen voor wat we niet onmiddellijk zien.

Onderscheiding van de geesten is echter geen precies omschreven proces. Als we van wat meer nabij naar de tekst van de Geestelijke Oefeningen kijken, krijgen we oog voor Ignatius’ eigen benadering. De feitelijke titel van de richtlijnen luidt: “Richtlijnen om de verschillende bewegingen die in de ziel veroorzaakt worden enigszins te voelen en te onderkennen, de goede om erop in te gaan, de slechte om ertegen in te gaan.” De uitdrukking “enigszins” duidt erop dat deze richtlijnen, ofschoon ze heel behulpzaam zijn bij het beschrijven van de effecten van de goede en de slechte geesten, hoe ze te herkennen en wat te doen als antwoord daarop, bepaald niet uitputtend zijn of onfeilbaar. Zo moet ook in ons eigen leven en in geestelijke begeleiding in het bijzonder, onderscheiding van de geesten benaderd worden zowel met zorgvuldigheid als met vertrouwen. In zijn studie over de onderscheiding beschrijft William Barry dit evenwicht dat we moeten vinden:

Ik moet leren aandacht te geven aan de bewegingen van mijn hart en mijn geest, daarop te reflecteren, verstandig en zorgvuldig met de hulp van anderen, vooral mijn geestelijk begeleider, en ze regelmatig te toetsen. In dit proces moet ik  twee houdingen leren die allebei even moeilijk en naar het schijnt onverenigbaar zijn: mijzelf en mijn reacties vertrouwen en erkennen hoe gemakkelijk ik mijzelf kan misleiden. Onderscheiding vereist dat ik geloof dat God zichzelf in mijn ervaring zal meedelen en dat ik toch op mijn hoede ben om niet al te gemakkelijk te geloven dat ik die ervaring heb. (W.A. Barry, Spiritual Direction and the Encounter with God, Mahwah, Paulist, 2004, p. 82 e.v.)

Zo kunnen in het trainen van geestelijke begeleiders een aantal zaken worden vastgesteld:

  • Degenen die anderen willen begeleiden moeten zelf enig vermogen tot onderscheiding ontwikkeld hebben door reflectie op hun eigen ervaring.
  • Zij zullen hier meer geschikt voor zijn, als zij zelf geestelijke begeleiding gehad hebben die hen geholpen heeft om op te merken wat onopgemerkt was in hun eigen ervaring.
  • De onderscheiding of iemand het vermogen, de gaven en de vaardigheden heeft om met anderen op weg te gaan in een geestelijke begeleiding, geeft geen absolute zekerheid. Een training kan niet beslissen over het al of niet behalen van een graad in onderscheiding. Daarvoor zijn andere beoordelingsmethoden noodzakelijk.

Observeren en terugkoppeling geven

In de trainingen waarover het hier gaat wordt veel geoefend in groepjes van drie of vier, waarin de deelnemers om beurten luisteren naar elkaar. Deze praktische oefeningen worden geobserveerd door de deelnemers en de trainers, en iedere observator vult een observatieformulier in waarop verschillende vaardigheden vermeld staan.

De formulieren splitsen het proces van begeleiding op in verschillende vaardigheden en interventies; deze moedigen de luisteraar aan om nieuwe wegen van reageren uit te proberen, maar ook te vertrouwen op de gewone natuurlijk manier van converseren. In het begin is de reactie van de deelnemers dat het “stuntelig” en onnatuurlijk aanvoelt om actieve luistervaardigheden te gebruiken of bepaalde vragen te stellen, maar na een tijdje, als ze de effecten zien en zelf de interventies gaan hanteren, worden deze meer natuurlijk voor hen en een deel van de “gereedschapskist” van de begeleider. Terwijl een natuurlijk vermogen om te kunnen luisteren soms voldoende is in de geestelijke begeleiding, kan een training in het ontwikkelen van luistervaardigheden heel nuttig zijn, wanneer de begeleider iemand begeleidt met wie hij niet onmiddellijk een relatie heeft.

De vaardigheden die worden opgemerkt en nader onderzocht, betreffen niet alleen het juiste gebruik van de interventies of de actieve luistertechnieken. Er is ook bijzondere aandacht voor “beweging” en “tegenbeweging” – waarover het in de onderscheiding van de geesten gaat – en de bekwaamheid deze nauwkeurig te bestuderen. Hierbij is de tendens om de “beweging” op te merken en daarbij te blijven; dat wil zeggen: zich meer te concentreren op wat van God lijkt te komen dan op wat zich plaatst tussen God en de begeleide, meer op wat “vertroosting” brengt dan “troosteloosheid”. Als het hoofddoel van geestelijke begeleiding is om anderen te helpen in hun relatie met God, zou dat de eigenlijke focus moeten zijn, ook al is het niet het enige proces dat in de sessie gebeurt.

Deze trainingsmethode, die een sessie opsplitst in verschillende vaardigheden en benaderingen, heeft het voordeel dat zij de deelnemers leert nadenken over wat zij doen in geestelijke begeleiding. Het is zo iets als leren autorijden: in het begin is het belangrijk dat de aspirant-chauffeur de functies leert van de verschillende pedalen, de spiegels, het stuur, de meters enz. Maar na een tijdje wordt er verwacht dat de meeste handelingen die bij deze onderdelen horen minder bewust worden, zodat de aandacht kan verschuiven naar de weg en het navigeren. Er zullen echter momenten zijn dat de chauffeur heel zorgvuldig moet nadenken over wat hij of zij aan het doen is – bv. bij het achteruit parkeren of het rijden op een gladde weg – en op die momenten is het belangrijk bewust te weten, hoe de wagen onder controle kan worden gehouden. Voordat de chauffeurs alleen de weg op mogen, moet het bureau dat het rijbewijs geeft er zeker van zijn, dat zij voldoende rijvaardigheid hebben om veilig te kunnen rijden – vandaar het rijexamen. In de trainingen voor geestelijke begeleiders is er niet zo iets als een bureau dat rijbewijzen verstrekt en een van de vragen die de trainers al jaren bezighoudt is, hoe zij tot een verantwoorde beoordeling kunnen komen.

In de laatste acht jaar hebben de trainingen in Loyola Hall de weg gevolgd om door middel van terugkoppeling, gebaseerd op observatie in de praktijksessies, te komen tot een beoordeling. Hierop is ook wel kritiek, met name van degenen die geestelijke begeleiding meer zien als een charisma dan als een vaardigheid die kan worden geleerd. Maar na veel jaren van ervaring is het toch duidelijk geworden dat het om te onderscheiden of mensen de gaven en de vaardigheden hebben om geestelijk begeleider te zijn, heel zinvol is om zoveel mogelijk duidelijke en consistente feedback te geven – voor zo ver dat mogelijk is binnen de grenzen van een training. De persoonlijke onderscheiding van de deelnemer, de onderscheiding van het trainingsteam en de “evidentie” die het observatieformulier biedt, moeten met elkaar overeenkomen om de deelnemer het groene licht te geven.

Aan het eind van deze trainingen wordt dus aan iedere deelnemer een feedbackformulier gegeven, waarop een verslag van zijn of haar praktijk aan de hand van de observatieformulieren – door op een schaal aan te geven welke vaardigheden consequent en met gemak gebruikt worden, waaraan nog gewerkt moet worden of die niet veel gebruikt worden – gecombineerd wordt met een geschreven rapport van de opleider, waarin hij noteert welke vordering de deelnemer in de training gemaakt heeft. Bovendien schrijven de deelnemers hun eigen beoordeling, gebaseerd op hun persoonlijke reflecties over hun respons op de training, op wat zij hebben gehoord van de observators en op voorafgaande gesprekken met hun opleider. Deze terugkoppeling stelt de deelnemers in staat om zich de vraag te stellen of zij in staat zijn geestelijke begeleiding te geven en zo ja, in welke context.

Slechts een begin

De context waarin mensen de vrucht van deze training willen plukken kan verschillend zijn: sommigen willen doorgaan en formele geestelijke begeleiding of begeleide retraites (met verblijf ter plaatse of tijdens gebedsweken) geven. Veel deelnemers aan de trainingen zijn al bezig met vormen van dienstverlening (in parochies of als begeleiders in scholen, universiteiten of gevangenissen) en gebruiken wat zij hebben geleerd in formele of informele geestelijke gesprekken of andere pastorale situaties. Er zijn ook anderen die verantwoordelijk zijn voor de vorming van religieuzen of priesters en die de vaardigheden van geestelijke begeleiding en onderscheiding in die speciale context gebruiken.

Mensen die deelnemen aan trainingen in geestelijke begeleiding vormen steeds meer een gevarieerde groep. In de laatste jaren waren er mensen tussen de 25 en 75 jaar; leken, priesters en religieuzen; veel verschillende denominaties; en deelnemers van over heel de wereld. Sommigen zijn beginners in het geven van begeleiding en komen om te zien of het iets voor hen is. Anderen hebben al begeleiding gegeven, formeel of informeel, en komen naar de training om hun focus scherper te krijgen of als een vorm van voortgezette vorming om hun vaardigheden te ontwikkelen en te verbeteren.

Voor degenen die een training zoeken in het begeleiden en in die training bemerken, dat zij enige gaven en vaardigheden hebben die daarvoor nodig zijn, dan is dit nog maar een begin. Een opleiding kan hen toerusten om na te denken over wat zij doen in geestelijke begeleiding; het kan hen helpen te beseffen welke vaardigheden zij hebben en deze te oefenen met terugkoppeling van andere cursisten en mensen met ervaring in geestelijke begeleiding. Maar uiteindelijk groeien mensen in dit dienstwerk van de begeleiding vooral door het te doen, bij voorkeur gecombineerd met supervisie en voortgezette vorming. Een training kan helpen te onderscheiden of men er roeping voor heeft, maar geestelijke begeleiders leren vandaag – zoals dat waarschijnlijk ook het geval was in voorgaande eeuwen – anderen te begeleiden door het te doen, door te reflecteren op wat er gebeurt en door te blijven leren omtrent de wonderlijke wegen waarlangs God met ieder van ons bezig is.

Ruth Holgate is een geassocieerd lid van de Britse provincie van de Sociëteit van Jezus, en is al meer dan twintig jaar werkzaam in de ignatiaanse spiritualiteit. Ze is een ervaren geestelijk begeleidster, geeft retraites en is nauw betrokken bij de vorming van geestelijke begeleiders zowel in het Verenigd Koninkrijk als daarbuiten.

                                                                 uit: The Way, oktober 2014
                                                                 vertaling: Hans van Leeuwen S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel