Samen onderscheiden in kleine groepen

Samen onderscheiden in kleine groepen

door Franck Janin S.J.

door Franck Janin S.J.

Gemeenschappelijke onderscheiding op basis van de pedagogie van Ignatius van Loyola met bijdragen uit de sociale wetenschappen – dat is een korte omschrijving van ESDAC: Exercices Spirituels pour un Discernement Apostolique en Commun.

Het is 1992 en ik studeer aan het Regis College, de jezuïetenfaculteit in Toronto. Mijn provinciale overste, pater Jean Charlier, is in Canada voor een internationale bijeenkomst van provinciale oversten en vraagt mij hem te vergezellen als vertaler. Pater John English, in Canada een bekende jezuïet op het gebied van de Geestelijke Oefeningen, is uitgenodigd als begeleider. Hij stelt voor om bij elk agendapunt een moment van persoonlijk gebed in te lassen. Vervolgens introduceert hij een proces, bestaande uit drie ronden voor het uitwisselen in groep, dat uitnodigt tot een “geestelijk gesprek”. Zo heb ik dertig jaar geleden, in een kleine groep van een tiental provinciale oversten, mijn eerste ervaring opgedaan met een praktische pedagogie ten dienste van een gemeenschappelijke onderscheiding.

John English was lid van een Canadees-Amerikaans team, bestaande uit jezuïeten, een zuster en leken, met de naam: IESCP (Ignatian Exercises for the Corporate Person). In de jaren zeventig maakten zij werk van de oproep van pater Pedro Arrupe die, voor het eerst in 1971 in expliciete bewoordingen de gemeenschappelijke apostolische onderscheiding aan de Sociëteit van Jezus aanbeval. Een lange rijpingsperiode met de ontwikkeling van specifieke oefeningen voor het gemeenschapsaspect van het proces leidde tot de publicatie van een handboek “Focussing Group Energies”. Vervolgens begon een team van jezuïeten en ignatiaanse zusters deze manier van werken te verspreiden in België. De naam die het team zichzelf gaf liep parallel met die van het Canadees-Amerikaanse team: ESDAC – Exercices Spirituels pour un Discernement Apostologique en Commun.

Zowel voor een groep als voor een individu

De intuïtie van de IESCP-groep, en dus ook van ESDAC, is dat de methode die Ignatius in de Geestelijke Oefeningen ontwikkeld heeft voor een individu, kan worden aangepast voor een groep. De belangrijkste voorwaarde is dat deze groep bezield wordt door een gemeenschappelijk doel, waarvoor een gezamenlijk besluit vereist is. De vergelijking die Paulus maakt tussen het lichaam van de Kerk en het lichaam van een individuele persoon, die beide uit leden bestaan, is hier echt wel relevant. Net als een persoon heeft een groep een identiteit en streeft zij naar de uitvoering van een missie, hoe klein of beperkt ook in de tijd. Net als de persoon heeft de groep verlangens, is zij onderhevig aan verleidingen, wordt ze onderworpen aan de dynamiek van de zonde, hoort ze oproepen, doorloopt ze cycli van dood en verrijzenis.

Naar het voorbeeld van het boekje van de Geestelijke Oefeningen en in het spoor van de ISECP-groep, heeft ESDAC oefeningen ontwikkeld die overeenkomen met de oefeningen van de vier “weken” voorgesteld door Ignatius. Met het oog op een te maken keuze, moet een groep, verankerd in haar identiteit en missie, haar tekortkomingen, haar dwalingen, in het licht van de barmhartigheid erkennen (week 1). Zij is dan in staat de roepstem van Christus, de eeuwige Koning, te horen en Hem te volgen (week 2) en de dood, die deze oproep met zich meebrengt, te aanvaarden (week 3), met het oog op een nieuw leven (week 4).

Deze parallel is verhelderend voor zover de begeleider van een groep die aan het onderscheiden is, geroepen is om dit kader als achtergrond van zijn praktijk te houden en aan te passen aan de concrete situaties die zich voordoen. Een bekwaam begeleider van de individueel begeleide Oefeningen ontwikkelt het vermogen zich aan te passen aan een grote verscheidenheid van verzoeken. Hij geeft de retraite van dertig dagen, maar kan er ook een van acht of zelfs van één dag geven; of de retraitant nu verankerd is in het geloof of nog volop zoekend is. Hetzelfde geldt voor de persoon die belast is met de begeleiding van een groep. Afhankelijk van haar identiteit, haar bestaansreden, haar zending, van de beslissingen die zij moet nemen, of zij meer of minder in het geloof verankerd is (of haar wortels in een niet-christelijk geloof heeft) en van de tijd waarover zij beschikt, wordt de begeleider ertoe gebracht die processen (ignatiaanse oefeningen) voor te stellen die passen bij de concrete situatie van de groep.

Gemeenschappelijke onderscheiding wordt vaak bekritiseerd omdat het te veel tijd zou vergen en uiteindelijk niet “effectief” zou zijn. Kunnen wij de Geestelijke Oefeningen een gebrek aan doeltreffendheid verwijten omdat wij menen dat wij dertig dagen in stilte moeten doorbrengen om een beslissing te nemen? Soms wordt aanbevolen om de dertig dagen van de Oefeningen in de stilte van een retraite te doen, maar het leven confronteert ons natuurlijk met keuzes die zo’n investering niet vereisen. Onderscheiding is in de eerste plaats een kwestie van houding. Zowel individueel als in groepsverband wordt die soms beoefend in het kader van een retraite, maar veel vaker wordt die beoefend in het dagelijks leven.

Onderscheiding van de geesten of onderscheiding van de te maken keuze?

Als we het over onderscheiding hebben is het heel gebruikelijk om te verwijzen naar het nemen van een beslissing. Om “een onderscheidingsproces door te maken” zou men dus een vraag moet hebben waarbij men moet kiezen tussen optie A of B. In de Geestelijke Oefeningen maakt Ignatius echter een onderscheid tussen de regels van onderscheiding (GO 313-336) en de drie “tijden” om een goede keuze te doen (GO 169-188). De onderscheiding, of nauwkeuriger gezegd, de “geestelijke” onderscheiding, betreft vooral de onderscheiding “der geesten”. Het gaat dus om een geestelijke houding die moet worden volgehouden. Als er een keuze moet worden gemaakt, moet het eigenlijk die worden waarbij men de goede geest volgt.

Op elk moment, in alle omstandigheden van het leven, word ik uitgenodigd om de werking van de goede en de kwade geest in mijn gedachten te onderkennen (GO 32) en de geestelijke troost en troosteloosheid die ze veroorzaken te voelen. Hetzelfde geldt in een groep. Dit leerproces is cruciaal om de actie van de geesten te kunnen herkennen op de dag dat een vraag, die een keuze vereist, zich stelt.

Wij worden dus uitgenodigd om twee soorten onderscheiding te zien. De ene betreft meer de situatie van de groep, de andere wanneer zich een vraag voordoet waarover de groep op de ene of de andere manier een beslissing moet nemen. Drie jaar geleden werd ik, met een ander lid van het ESDAC-team, door de jezuïetenregio Rwanda-Burundi uitgenodigd om een groep van ongeveer twintig jezuïeten te begeleiden rond het thema verzoening. De situatie: spanningen binnen de orde als gevolg van de pijnlijke, tragische geschiedenis van de regio. Met het oog hierop stelden wij voor de geschiedenis van de betrokken landen te herlezen vanuit het oogpunt van de jezuïetenorde, de Kerk en de politieke context. Daarbij werden we geconfronteerd met het onderscheiden van de geesten die in deze geschiedenis maar ook in de deelnemers aan de zitting aan het werk waren. Er hoefde geen besluit te worden genomen, maar als gevolg van het gevolgde proces – in de trant van de eerste week van de Oefeningen – hoorde de groep duidelijk de oproep van de Geest om zich in te zetten voor een betere toekomst. In de raden waarmee ik, door mijn verschillende verantwoordelijkheden, te maken heb gehad, heeft de agenda altijd de aspecten “situationeel” en “besluitvormend” vermengd. Als directeur van een centrum voor spiritualiteit was het inventariseren van de competenties van de begeleiders één ding, maar iets anders was het om te besluiten welke activiteit in het programma op te nemen.

Onderscheiden tijdens een retraite of erbuiten

In zijn Oefeningen geeft Ignatius de te volgen weg aan en geeft hij “tools” voor geestelijke onderscheiding, inzetbaar tijdens een retraiteproces. Deze instrumenten kunnen echter ook buiten het kader van een retraite worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor de gemeenschappelijke onderscheiding. Er komen verzoeken binnen voor ESDAC die harmonieus in het kader van een retraite passen. Zo werd mij gevraagd een kloostergemeenschap van ongeveer vijftien monniken te helpen bij de voorbereiding van de verkiezing van een nieuwe abt. Het voorgestelde kader was uitdrukkelijk dat van een retraite. Maar bij andere onderscheidingen was dit “terugtrekken” niet aan de orde. In het kader van de bijeenkomst van de Europese provinciaals brachten wij een proces op gang om een apostolisch plan voor de komende vijf jaar op te stellen. Het ging om een groep van negentien mensen die in een periode van twee jaar in totaal vijf dagen samen doorbrachten. Of het nu in de meer expliciete context van een retraite is of niet, één instrument staat centraal in elk gemeenschappelijk proces van onderscheiding: het geestelijk gesprek, met als uitvloeisel het levensgebed.

Het geestelijk gesprek

Ignatius legt in zijn Oefeningen van meet af aan vast wat fundamenteel is voor de duur van de ervaring: de voorwaarden voor de dialoog, het gesprek tussen degene die de oefeningen geeft en degene die ze ontvangt. Een gesprek dat volledig geleid wordt door het “positief a priori”, dat wil zeggen een houding van radicale welwillendheid die niet gericht is op oordelen of veroordelen maar op het “redden” van het voorstel van de ander.  Want het is in de relatie tussen de begeleider en de begeleide, die de bewegingen die hij of zij in gebed heeft ervaren deelt, dat de onderscheiding van de geesten en de te maken keuzen zich zullen afspelen.

Zoals het geestelijk gesprek tussen de begeleider en de individuele retraitant de sleutel is in de individuele begeleiding, zo is het dat ook tussen de leden van een groep bij gemeenschappelijke geestelijke onderscheiding.

Eerste vereiste: persoonlijke onderscheiding

De eerste voorwaarde, voorafgaand aan het geestelijk gesprek in groep, bestaat erin de leden de tijd te geven om – in een houding van onderscheiding die in de eerste plaats persoonlijk is – de onderwerpen op de agenda af te wegen. Dit punt kan niet genoeg worden benadrukt. Veel gezamenlijke onderscheidingen mislukken en ontmoedigen vanwege onvoldoende persoonlijke onderscheiding. In dat geval is het al snel duidelijk dat de uitwisseling diepgang mist, men op het mentale niveau blijft zonder verwijzing naar innerlijke bewegingen, de betrokkenen niet het bevrijdend werk hebben gedaan ten aanzien van hun eigen ideeën.

Bij vele gelegenheden werd mij gevraagd kleine pastorale teams te helpen bij het evalueren hun jaar om zo hun oriëntaties voor het volgende jaar te bepalen. De agenda is vaak vol en de tijd kort (een dag van 9 tot 5). De verleiding om direct in discussie te gaan is zeer groot. Slechts vijftien minuten stilte en bezinning, om de eigen bijdrage omtrent een duidelijke en precieze vraag voor te bereiden, verlicht door een bijbeltekst of een verzoek om genade, bleek altijd zeer vruchtbaar en doeltreffend. Ieder brengt dan in de uitwisseling een woord aan dat rechtstreeks tot de kern van het onderwerp doordringt en waardoor allen de sporen van de Heilige Geest beter kunnen herkennen.

In een werkvergadering is het soms voldoende om de deelnemers, met betrekking tot een zeer specifiek onderwerp, slechts een enkele minuut stilte voor te stellen. Eén minuut om diep en innerlijk na te denken, te luisteren, de bewegingen te voelen die dit onderwerp in de eerste plaats bij mij oproept. Spreken vanuit deze positie van afstand schept vrijheid voor een eerste reactie en verandert alles.

In mijn verschillende verantwoordelijkheden als directeur van een spiritueel centrum, als hogere overste in vergaderingen met mijn raden en in vele omstandigheden heb ik vaak het belang kunnen peilen van deze “minuut”, deze pauze. Maar het vergt moed om deze minuut stilte voor te stellen wanneer een gesprek vastloopt of wanneer het woord door sommigen wordt gemonopoliseerd terwijl anderen zwijgen.

Deze tijd van stilstaan en persoonlijk gebed hangt af van het belang van het onderwerp, de complexiteit ervan en de gevolgen voor het leven van de groep. Het zou een illusie zijn te geloven dat wij kunnen onderscheiden, laat staan samen onderscheiden, zonder daarvoor de nodige tijd te nemen. Wie van ons kan zeggen werkelijk geestelijk onderscheiden te hebben, over belangrijke of zelfs minder belangrijke onderwerpen, zonder, al is het maar een zeer korte tijd, stil te staan en innerlijk een stapje terug te zetten?

De praktijk van het geestelijk gesprek

Wanneer deze persoonlijke tijd waarachtig wordt beleefd, komt de uitwisseling tot stand waarbij elke deelnemer de vrucht van het persoonlijk gesprek met God deelt. Ik herhaal het belang van deze groep niet te beschouwen als een som van individuen, maar als een “lichaam”. Zo begeleiden wij het best een individuele persoon in zijn of haar uniciteit, zelfs als wij waarnemen dat hij of zij in zichzelf verdeeld is, tussen wat het hoofd wenst, waar het hart naar verlangt, wat de handen of voeten zouden willen. Ten aanzien van een groep bevindt men zich ook in aanwezigheid van een “lichaam” waarvan de “leden” vaak verschillende en zelfs uiteenlopende verlangens hebben. Het gaat er echter om dat alle leden de dialoog aangaan, zodat zij samen verder kunnen gaan in de verwezenlijking van hun gemeenschappelijke opdracht onder leiding van de Geest.

De pedagogie van het geestelijk gesprek is inmiddels in vele publicaties beschreven. Het volstaat de grondbeginselen ervan te respecteren: zoveel mogelijk in een kring zitten, spreken en luisteren via “rondes”: één, twee of drie, afhankelijk van het onderwerp, het tijdstip, het soort onderscheiding (situationeel, besluitvormend). De eerste ronde is die van het luisteren naar elk van de leden die zich uitdrukken zonder te worden onderbroken – open, aandachtig, niet oordelend luisteren. De tweede ronde bestaat uit het delen van wat bij het beluisteren van de woorden van anderen weerklonk en innerlijke bewegingen uitlokte. Hier vindt de overgang plaats van “ik” naar “wij” en het onderscheiden van wat de Geest zegt, suggereert, toefluistert aan de groep als groep, aan het lichaam als lichaam, via zijn leden. Wat aan het eind van de tweede ronde is ontdekt, kan uiteindelijk in een derde ronde tot uitdrukking worden gebracht, in de vorm van een gebed van dankzegging of verzoek om genade in verband met de ontvangen vruchten. Deze tijd is als een “gesprek” waarin de leden van de groep zich tot God richten “zoals een vriend met zijn vriend of een dienaar met zijn heer” (GO 54). In zekere zin is de derde ronde de ronde waarin wordt verzameld wat als een gemeenschappelijk gevoel, als een consensus, naar boven is gekomen.

Een veeleisende kunst

Het beschrijven van de stadia van een geestelijk gesprek met de verschillende gespreksronden is gemakkelijk. Het gesprek zelf is echter een veeleisende kunst. Op deze manier converseren vereist dat men zich ertoe verbindt om zijn gevoelens en de diepte van zijn gedachten waarachtig en eerlijk uit te drukken, en om met vrijheid, openheid en welwillendheid te luisteren naar andere gevoelens en ideeën. Maar meer nog gaat het erom, doorheen het aangebrachte materiaal, het werk eigen aan de onderscheiding der geesten te doen. In een groep, een gemeenschap, een werkploeg zijn er altijd mensen die de gave hebben om te zien in welke richting het lichaam, in zijn dynamiek van samen, zich beweegt en welke geesten er aan het werk zijn. Ik herinner mij een groep opvoeders die onderscheidden omtrent de criteria om te behoren tot hun organisatie. Woorden vloeiden vrij, werden verrijkt door de bijdragen van anderen, en zorgden voor echte vreugde. Op een gegeven moment echter begonnen sommigen elkaar te onderbreken, te fluisteren met hun buren. Het welwillende en respectvolle luisteren was verdwenen; subtiel was er een andere dynamiek ontstaan. Als begeleider van de groep vroeg ik de deelnemers of zij het verschil in sfeer en energie binnen de groep hadden opgemerkt, nu in vergelijking met tien minuten eerder – de meesten van hen hadden het gemerkt. Ik stelde toen een korte terugblik in stilte voor, met de vraag: wat is er gebeurd? Een lid wees toen op het moment waarop een deelnemer zich neerbuigend had uitgelaten over de interventie van een andere deelnemer. Door deze gebeurtenis aan het licht te brengen en ze te herlezen in termen van onderscheiding van geesten, kon de groep haar vermogen om te luisteren hervinden en kon ze zich terug plaatsen in de beweging van de Geest.

De beoordeling van een situatie

Geconfronteerd met een situatie die moet worden onderzocht, is de onderscheiding betrekkelijk gemakkelijk. Het komt er vooral op aan te verduidelijken waarom men dit onderzoek wil verrichten. Afhankelijk van dit “waarom” zal een pad worden uitgestippeld. In het kader van een team dat zijn jaar evalueert, volstaat de vraag wat positief is geweest, gelukkig maakte; wat moeilijker is geweest, een bron van droefheid was; en tenslotte waarnaar het verlangen uitgaat. Naargelang de groep al dan niet in het geloof geworteld is, zullen de vragen meer of minder expliciete verwijzingen naar de bewegingen van de geesten bevatten. Een dergelijk onderzoek wordt verricht volgens de doelstellingen die de groep aan het begin van het jaar had vastgelegd. Het is dus een kwestie van de leden van de groep uit te nodigen om tijd te nemen voor bezinning en gebed. Dan kunnen, middels een geestelijk gesprek, de elementen worden onderscheiden die licht werpen op de situatie.

In het geval van een keuze die een besluit vereist, zal het proces complexer zijn. Dan gelden de verschillende wegen of “tijden” die Ignatius in zijn Oefeningen beschrijft (GO 175-188)

Het eerste pad is dat van de evidentie. In het leven dienen veel keuzes zich aan. Naar aanleiding van de Syrische migratiecrisis werd een oproep gedaan om de asielzoekers die zich in een park in Brussel hadden verzameld, voor enkele dagen op te vangen. Op voorstel van een van onze leden heeft onze kleine gemeenschap niet geaarzeld haar deur open te zetten.

Bij de tweede manier wordt de ervaring van vertroosting en troosteloosheid gebruikt om de verschillende geesten te onderscheiden die deze ervaring onthult. De praktijk van het geestelijk gesprek over de kwestie, volstaat om de te onderscheiden geestelijke bewegingen naar boven te brengen. Ik heb dit meermaals meegemaakt bij verschillende gelegenheden en met verschillende groepen. Ik wil hier het proces vermelden dat ik met de uitgebreide raad van de generale overste van de jezuïeten doormaakte rond de keuze van de Universele Apostolische Speerpunten (UAPs). Gedurende een week, door middel van de herhaalde beoefening van het geestelijk gesprek in kleine groepen (5-6 personen) en in grotere groepen (25 personen), ontstond geleidelijk aan een consensus. De bevoegde autoriteit moest vervolgens de eindbeslissing nemen.

De derde weg of “tijd” die Ignatius voorstelt, moet bij voorkeur worden gekozen wanneer de groep zich in een rustige tijd bevindt, niet of weinig dooreengeschud door de bewegingen van verschillende geesten. In dat geval wordt er in grotere mate beroep gedaan op het verstand. Aan de hand van de voor- en nadelen (de “pro’s” en de “contra’s”) van elk alternatief, zullen wij meten aan welke kant de balans doorslaat.

Gezien de veelheid van haar leden is het – naar mijn ervaring – vrij zeldzaam dat een groep zich in een tijd bevindt waarop de geesten niet bewegen. Deze derde weg kan echter aanvullend gebruikt worden bij de onderscheiding volgens de tweede “tijd”.

“Doe het, het werkt!”

Wat kan een gemeenschap, een team, een raad ervan weerhouden om samen aan geestelijke onderscheiding te doen? Er is zeker intellectuele weerstand. Ik heb de indruk dat het verzet veel vaker, al wordt dit niet toegegeven, voortkomt uit angsten van psychologische en/of spirituele aard: angst om zichzelf te ontdekken, om over je innerlijke leven te praten, om je kwetsbaar en breekbaar op te stellen, om (slecht) beoordeeld te worden. Evenmin mogen wij de gebruikelijke krachten van meer geestelijke weerstand tegen de praktijk van gebed en reflectie over het hoofd zien. Ik noem ook de moeilijkheid om werkelijk naar de ander te luisteren vanuit een radicale welwillendheid. Maar als wij in alle nederigheid aanvaarden om mogelijke stappen te zetten, geleid door het verlangen samen naar de Geest te luisteren … wat een kracht voor onze gemeenschappen en onze apostolische teams! De door paus Franciscus gewenste synodale Kerk heeft deze prijs. Wij kunnen nu reeds, in elke kleine groep waarvan wij deel uitmaken, deelnemen aan de opbouw ervan.

Als laatste aanmoediging herhaal ik wat John English zei tegen het ESDAC-team dat wij pas in België hadden opgericht: “Do it, it works!” Doe het, het werkt!

Vertaling: Rita Vandevyvere en Wiggert Molenaar S.J.

Franck Janin (°1958) trad in 1984 in bij de jezuïeten.
Na zijn opleiding was hij novicemeester, directeur van een spiritueel centrum en provinciaal van Zuid-België en Luxemburg.
In 2017 werd hij voorzitter van de Conferentie van Europese jezuïeten-provinciaals.

VERDER  LEZEN:    cardoner.eu/esdac-de-geestelijke-oefeningen-in-dienst-van-groepen/
drie korte artikelen over gemeenschappelijke onderscheiding.

Bekijk alle cardoner articles

Deel