Onderscheiden in een huwelijk volgens Amoris Laetitia

Onderscheiden in een huwelijk volgens Amoris Laetitia 1

door Patrick Langue S.J.

door Patrick Langue S.J.

Amoris Laetitia, de exhortatie van Paus Franciscus over het huwelijkspastoraat, deed nogal wat stof opwaaien. De Geestelijke Oefeningen kunnen helpen om mensen in een complexe huwelijkssituatie te begeleiden bij een mogelijke nieuwe integratie in de kerk.

Paus Franciscus schreef als herder van de hele kerk de lange brief Amoris laetitia in aansluiting op de Buitengewone Bisschoppensynode over het Gezin (oktober 2015). In het achtste hoofdstuk geeft hij een benadering die niet toegevend is, maar wel begrijpend en welwillend staat tegenover getrouwde mensen wiens leven is vastgelopen, waar dat leven de richting kwijt is en voor sommigen wordt getekend door beschadiging. De manieren waarop hun levens op drift zijn geraakt zijn verschillend: jonge mensen die voor het huwelijk samenwonen en daarbij in meer of mindere mate wroeging voelen, relaties die niet door de kerk in het sacrament ondersteund zijn, allerlei soorten van relaties na een echtscheiding – verbintenissen die vrijblijvend zijn of alleen voor de burgerlijke wet zijn aangegaan, en zo voort.

Barmhartigheid als uitgangspunt

De heilige vader wijst in de apostolische exhortatie Amoris laetitia nieuwe wegen, zoals veel pastores en gedoopte leken al hadden gehoopt, om tot een betere band met de kerk te komen voor mensen van wie het huwelijk niet helemaal of helemaal niet past bij de traditionele weg die het grootste deel van het document aangeeft. Inderdaad beoogt Amoris laetitia vooral de leer van de katholieke kerk over het huwelijkssacrament in een pastoraal perspectief te onderstrepen, door aan te geven hoe voor en na de huwelijkssluiting verdere groei mogelijk is. Paus Franciscus beseft zeer goed welke problemen veel gedoopten ontmoeten wanneer zij de diepere betekenis van de huwelijksband willen leren kennen. Voor die mensen hoopt hij van harte dat ook de herders zich inzetten voor de schapen die de schaapskooi nog niet hebben gevonden of daarvan zijn afgedwaald. Dat is precies de nieuwe en vruchtbare eigenschap van deze tekst: er wordt rekening gehouden met de ingewikkelde situaties waarin een niet onaanzienlijk deel van de katholieke echtparen terecht is gekomen. “Wij moeten al die situaties op een constructieve manier benaderen door ze als mogelijkheden te zien om op weg te gaan naar de volle betekenis van het huwelijk en het gezin in het licht van het evangelie. Wij moeten ze verwelkomen en vergezellen met geduld en fijngevoeligheid”, zegt de paus (synodeverslag 2014, nr 43). Daarnaast legt hij er de nadruk op dat voorkomen moet worden dat wij hun situatie beoordelen zonder rekening te houden met de complexiteit die er soms eigen aan is. Bovendien is het noodzakelijk dat wij aandacht hebben voor de manier waarop de mensen leven en te lijden hebben onder de omstandigheden waarin zij zich bevinden.” (Amoris laetitia – AL 296)

Paus Franciscus onderstreept met nadruk dat het ons past, in de geest van barmhartigheid van Christus, voorzichtig maar met klem hen die in hun huwelijksleven de weg kwijt zijn opnieuw te wijzen op de kracht van het geestelijk leven, zodat zij weten dat ook zij een plaats hebben in een kerk die goed weet dat zij een kerk van zondaars is. Als we van een ander kerkbeeld uit zouden uitgaan en zouden dromen van een kerk van heiligen, dan zouden wij farizeeërs zijn, legalisten of aanhangers van een sekte die anderen uitsluiten en niet geloven in het evangelie. “De weg van het evangelie is er een die niemand voor altijd veroordeelt, maar die de weg die Gods barmhartigheid verkondigt aan ieder die daar met een oprecht hart om vraagt.” (AL 296)

 

Onderscheiding en begeleiding

Een betere manier om mensen in ernstige huwelijksproblemen weer in het leven van de kerk te integreren, is niet uit te gaan van nieuwe normen maar van geval tot geval een proces aan te gaan van begeleiding en geestelijke onderscheiding; onder leiding van een priester of leek, en telkens onder verantwoordelijkheid van de bisschop. Paus Franciscus nodigt in feite “gelovigen die leven in problematische situaties uit, met vertrouwen contact op te nemen met hun pastores of met leken die een godgewijd leven leiden, om met hen in gesprek te gaan.” (AL 312) Het gaat dan uiteraard niet om een gezellig onderhoud of een gesprek met een deskundige, maar om het geestelijke gesprek zoals Ignatius dat bedoelt als de inleiding op een begeleidingsrelatie of een onderscheidingsproces. De uitgangspunten van het christelijk huwelijk (trouw, onverbreekbaarheid en vruchtbaarheid) zijn niet veranderd, maar “er moet in het pastoraat van de kerk meer rekening gehouden worden met het eigen geweten van de mensen in situaties die objectief genomen niet passen bij onze opvatting van het huwelijk.” (AL 303)

Als er ergens een plaats is voor onderscheiding dan is het wel omdat het voor een aantal echtparen niet meteen te begrijpen is welke de uitgangspunten van het christelijk huwelijk zijn, gegeven de maatschappelijke context waarin de leefstijl van de grote meerderheid helemaal niet past bij wat in een traditionele christelijke gemeenschap normaal is. Zonder het goed te praten is het te begrijpen dat er in een huwelijk problemen ontstaan, doordat mensen kwetsbaar zijn en in een aantal opzichten niet volwassen. Tegenwoordig moeten we rekening houden met de gevolgen van het groeiende aantal vastgelopen huwelijken. Een strikte toepassing van de normen leek voor veel deelnemers aan de Synode over het Gezin van 2014-2015 een doodlopende weg, waarbij te veel gedoopten gemarginaliseerd worden en de kerk verlaten. Amoris laetitia houdt een pleidooi voor een spirituele in plaats van een meer legalistische benadering van “irreguliere” situaties; dit betekent een aansporing tot de onderscheiding van de specifieke situatie van een ieder in aanwezigheid van God. “Het zou kleingeestig zijn zich enkel te beperken tot het beoordelen of iemands leefwijze al of niet beantwoordt aan een wet of algemene norm, want dat is onvoldoende om uit te maken en er zeker van te zijn of iemand in het concrete leven van een mens volledig trouw is aan God“, benadrukt de paus. (AL 304)

Onderscheiding is een uniek proces

De weg die door de paus-jezuïet wordt geschetst, is het resultaat van ervaringen van begeleiding en onderscheiding. “Als we rekening houden met die ontelbaar veel concrete situaties, moeten we mensen aanmoedigen om per geval opnieuw persoonlijke en pastorale aandacht te geven, en met verantwoordelijkheid te onderscheiden.” Voor alles moeten we bedenken dat het in elke onderscheiding gaat om een volstrekt persoonlijke geschiedenis. Elke persoon is uniek in zijn relatie tot God en daarom kan de uitkomst van de onderscheiding alleen maar deze persoon betreffen en op geen enkele manier een algemeen geldende betekenis krijgen. Er kan geen enkele jurisprudentie uit worden afgeleid. Deze onderscheiding geldt alleen de intieme relatie tussen deze persoon en God, binnen de gemeenschap van de kerk, niet meer en niet minder. Deze geestelijke aanpak is daarmee het tegenovergestelde van casuïstiek; we hebben het over een persoon van wie de levensloop en de relatie met God onherleidbaar zijn en die ertoe geroepen is het licht van de Heilige Geest op zijn weg te laten schijnen en de waarheid te doen. De door paus Franciscus op de persoon toegesneden geestelijke weg respecteert volledig twee voorwaarden die, juridisch gezien, onverenigbaar waren: de onaantastbare waarde van de grondslagen van het christelijk huwelijk en de eerbied voor het persoonlijke geweten van elke gedoopte.

Ruimte maken voor de tijd

Begeleiding en onderscheiding houden, op verschillende manieren, rekening met de factor tijd. Een leidmotief bij paus Franciscus is dat “tijd boven ruimte gaat”, ook al vertaalt hij in Amoris laetitia de noodzaak om de tijd te nemen voor begeleiding en onderscheiding in ruimtelijk beelden: hij roept het beeld op van “de weg van begeleiding en onderscheiding” en van “de stappen die (…) kunnen begunstigen en doen groeien (…) een vollere deelname aan het leven van de kerk.” (AL 300)

Bij veel jongeren wordt de betrokkenheid groter met de jaren; de deelname aan het sacramenteel leven is het resultaat van een rijpingsproces en het begin van een nieuwe fase van vollediger engagement. In veel gevallen loopt een haastig op orde brengen van de situatie het gevaar voorbij te gaan aan de tijd die nodig is voor groei; een beslissing moet rijpen en ook de bevestiging ervan vraagt tijd.

Mensen die het vastlopen van een huwelijk hebben meegemaakt, de verschrikkingen kennen van een scheiding en de hoop hebben gekend dat er een nieuwe verbintenis kan ontstaan, hebben ook tijd nodig om minstens opnieuw de gemoedsrust te vinden en afstand te nemen voor onderscheiding. Zij moeten hebben kunnen ervaren dat zij weer open staan voor de leiding van de Heilige Geest. De lange weg van de bekering moet zijn afgelegd door hen die, min of meer bewust, min of meer vrijwillig, de huwelijkstrouw hebben verzaakt; hun wonden moeten zijn geheeld. Alles wat nodig is om de nieuwe situatie aan te kunnen moet zijn plek hebben gevonden en de gevolgen van de crisis, die ook voor de ander erg zwaar kunnen zijn, moeten verwerkt zijn.

We moeten wel bedenken dat er bij veel mensen bij wie de scheiding langer teruggaat, al voordat er van enige begeleiding sprake was een proces van onderscheiding begonnen is. We moeten daar uiteraard rekening mee houden, ook al gaat de onderscheiding pas na verloop van tijd iets opleveren. De innerlijke weg vraagt om geduld, net zoals elke menselijke ontwikkeling. Wanneer het huwelijk dertig, veertig of vijftig jaar geleden is vastgelopen, zal de weg natuurlijk korter zijn dan wanneer de huwelijksband pas vijf of tien jaar geleden is verbroken. Maar voor iedereen verloopt het af te leggen traject in etappes; zo niet, dan hebben we het over het uitspreken van een positief of negatief oordeel in plaats van over een spiritueel proces of een geestelijke onderscheiding.

In alle oprechtheid, in aanwezigheid van God

De heilige vader geeft een nauwkeurige omschrijving van een centraal gegeven. Zeker in de beginfase is de onderscheiding de eigen verantwoordelijkheid van degene die op zoek gaat naar zijn of haar plaats binnen de kerk; een plaats die, in goed geweten, in het verlengde ligt van zijn of haar positie tegenover God. Deze situatie heeft een objectief aspect, maar is daarom niet minder subjectief. Dat is nu juist een grondgegeven van de aanpak die paus Franciscus verkiest: iedere betrokken persoon is het onderwerp van de onderscheiding. Dat kan ook niet anders, want het is hij of zij die tegenover God – dus niet tegenover de begeleider – terugkijkt op de geschiedenis van zijn of haar huwelijk, de scheiding en het herstel van de relatie. Het kan uiteindelijk slechts die mens zijn die tegenover God kan erkennen dat hij al of niet “in staat van genade leeft”, ook al leeft hij formeel gezien “in zonde”. Juist daar, in het diepst van het geweten, wordt de situatie gewogen. Paus Franciscus sluit zich hier volledig aan bij de traditionele leer van de kerk over het geweten. Hij geeft aan dat het nodig is de afwijkende kerkelijke opvattingen te overstijgen wanneer hij nadrukkelijk zegt “dat in de praktijk van de kerk het persoonlijke geweten van de mensen meer aandacht moet krijgen in situaties, die objectief niet overeenkomen met onze opvattingen over het huwelijk.” (AL 303) Alleen het juiste geweten kan dit bezien, begrijpen en aan God voor leggen.

Een verhelderd geweten staat er niet alleen voor

In de traditie van de katholieke kerk wordt degene die de weg van de onderscheiding volgt daarin begeleid; in de traditie van het Oosten door de starets, in die van de Latijnse kerk door de geestelijke begeleider. Het verhelderde geweten gaat zijn weg niet alleen, maar in dialoog. Dikwijls veronderstelt de weg van de onderscheiding de aanwezigheid van een metgezel. Paus Franciscus wijst erop dat zowel gevormde priesters als leken een steun kunnen zijn voor mensen die deze weg volgen. Het ligt voor de hand dat de begeleiding en de onderscheiding die de jezuïet-paus aanbeveelt in de lijn staat van de ignatiaanse begeleidingstraditie. De ignatiaanse methode geeft duidelijke richtlijnen voor de rol van de begeleider.

Degene die begeleid wordt onderscheidt zelf, niet de begeleider

Een grondregel van het onderscheidingsproces, in het verlengde van wat al eerder is gezegd, is dat de begeleider daarin niet de plaats inneemt van degene die begeleid wordt. De begeleider mag niet tussen de begeleide en God, tussen de begeleide en de Heilige Geest, gaan staan. Geestelijke begeleiders zijn vertrouwd met de geest van bescheidenheid en voorzichtigheid bij het volgen van de onderscheiding in een roepingsproces. Ignatius van Loyola schrijft in de vijftiende aantekening van de Geestelijke Oefeningen: “Waar men op zoek is naar Gods wil, is het meer gepast en veel beter dat de Schepper en Heer zelf zich meedeelt aan de ziel die Hem genegen is, dat Hij haar omarmt zodat zij Hem kan liefhebben en loven, en dat Hij haar voorbereidt voor de weg waarlangs zij Hem in de toekomst beter zal kunnen dienen.” Hij voegt hieraan toe: “Wie de oefeningen geeft moet dus niet naar één kant afwijken of neigen, maar als de wijzer van een weegschaal in het midden blijven. Hij moet de Schepper in direct contact met zijn schepsel laten werken en het schepsel met zijn Schepper en Heer.” Met andere woorden: de eerbied voor de waardigheid van het schepsel en voor God zelf sluit elke houding van bemoeizucht, opdringerigheid, sturing of beïnvloeding uit. Het is in de dialoog tussen de ziel en God dat het licht en de genade worden ontvangen. De houding van ontvankelijkheid en welwillendheid die de begeleider dan nodig heeft, is echter niet altijd vanzelfsprekend.

Begeleiding vraagt om zuiverheid van hart

In de door paus Franciscus beschreven begeleiding van mensen die zich in een ingewikkelde huwelijkssituatie bevinden, zal de begeleider zichzelf niet gemakkelijk vrij mogen achten van alle vooringenomenheid. Zoals de reacties en discussies onder geestelijken en leken tijdens de Synode en na de publicatie van Amoris laetitia hebben laten zien, zijn de standpunten zeer verschillend. Aan de ene kant zijn er uitgesproken behoudsgezinde, strenge en zelfs rigoristische tendensen; aan de andere kant toegeeflijke, soms meer ruimhartige dan weloverwogen houdingen, die elk naar de ene of naar de andere kant overhellen. Het valt zelfs te vrezen dat op gebieden die sterk subjectief en emotioneel beladen zijn, standpunten ideologisch bepaald worden en het gesprek bepalen. Een goede begeleiding vraagt van de begeleider een nederige erkenning van eigen karaktertrekken die doen overhellen naar een overdreven strengheid of naar een ongeremde toegeeflijkheid. Begeleiding vooronderstelt een zuivering van de eigen houding bij de begeleider. Hij dient slechts een verlangen te hebben: het vinden van de wil van God die niet bepaald wordt door handhaving van regels en evenmin door ethische of pastorale nonchalance. De begeleider moet zich hoeden voor een begeleiding die wordt verdraaid door zijn temperament, maar nog meer voor “een beoordeling die geen rekening zou houden met de gecompliceerdheid van de verschillende situaties” (eindverslag van de Synode, nr 51) of zijn eigen vooringenomenheid. In dit verband, snijdt de opmerking van Ignatius van Loyola nog meer hout dan ooit: “Geen dwaling is dodelijker voor geestelijke leiders dan anderen te willen leiden naar hun eigen maatstaven en te menen dat wat goed is voor hen, dat ook is voor allen.” (Thesaurus spiritualis Societatis Iesu, geciteerd in Revue de spiritualité ignatienne XXXVI, 1, 2005, p.75)

Mildheid en welwillendheid van de begeleider

Hoewel hij noch te toegevend mag zijn, noch een strenge rechter, dient de begeleider toch begrip te tonen. Het is voor iemand die in een lastige huwelijkssituatie leeft in het algemeen al moeilijk deze zaken ter sprake te brengen; terugkomen op toestanden rond een echtscheiding en wat daarop volgde is meestal pijnlijk. Mutatis mutandis is het belangrijk dat de begeleider de houding heeft van de zevende aantekening van de Geestelijke Oefeningen: “Wanneer wie de oefeningen geeft ziet dat wie de oefeningen krijgt in troosteloosheid raakt of bekoord wordt, zal hij zich niet hard en bars tonen maar zacht en vriendelijk…” (GO 7) Dat is precies de raad van paus Franciscus wanneer hij opmerkt dat het nodig is “erop bedacht te zijn hoe de mensen leven en te lijden hebben onder hun situatie.” (Relatio finalis, 2015, no 51) De heilige vader benadrukt dat “een kader en een sfeer moeten worden geschapen die voorkomen dat wij de meest gevoelige thema’s bespreken vanuit een koude en formele moraal. Hij nodigt ons echter uit tot een pastorale onderscheiding, die gekenmerkt wordt door een barmhartige liefde die altijd probeert te begrijpen, te vergeven en vooral te herstellen. Dit is de houding die moet overheersen in de kerk, zodat zij die in allerlei situaties leven aan de zelfkant van onze wereld de ervaring opdoen dat we ons hart voor elkaar openen.” (AL 312).

Een vrij en ruim hart bij degene die begeleid wordt

Iemand die begeleid wil worden bij de onderscheiding met het oog op een vollediger integratie in de kerk, moet al aan een voorwaarde voldoen voordat de begeleiding begint. Die persoon moet verlangen de wil van God te volgen en niet de eigen wil. Er wordt dus niet gevraagd niets te willen, maar meer te verlangen wat God wil dan de vervulling van eigen verlangens. Het is bijvoorbeeld heel normaal dat iemand die gescheiden is en hertrouwd weer te communie wil gaan. Maar als deze wens een eis is die als een recht wordt opgeëist of een doel waartoe al besloten is, is er al geen ruimte meer voor onderscheiding. De eerst stap die gezet moet worden gaat via het zoeken naar die geestelijke vrijheid: verlangen naar wat voor mij goed en billijk is tegenover God, en niet mijn zin willen krijgen. Maar het kan natuurlijk best zo zijn dat te communie gaan juist de geestelijke gave is die God hem toewenst. Christus heeft dat ons gegeven als voedsel voor de gedoopten en als zuivering van de zondaars, die vaak in de fout zijn gegaan als gevolg van omstandigheden die hen van zichzelf vervreemd hebben en waarbij verzachtende omstandigheden kunnen spelen. De grootst mogelijke integratie in de kerkgemeenschap is het wenselijke doel vanuit het oogpunt van de kerk; voortgang in de navolging van Christus en geestelijke groei zijn volkomen gerechtvaardigde doelstellingen. Innerlijke vrijheid en zuivere intenties zijn voorwaarden voor een goede onderscheiding en moeten door de begeleide worden nagestreefd of al bereikt zijn. Alleen al de inspanning daartoe draagt bij aan hun verdieping.

Meegedragen op de deining van de Geestelijke Oefeningen komt de gelovige in het gebed nader tot de wil van God.

Terugkijken op de eigen weg

De pastorale begeleiding en onderscheiding zoals paus Franciscus die bepleit, lijken te vragen om een serie geestelijke oefeningen. Ignatius van Loyola heeft in de eerste aantekening een toelichting gegeven bij deze uitdrukking: “De term geestelijke oefeningen slaat op elke vorm van gewetensonderzoek, overweging, beschouwing, mondgebed of innerlijk gebed en op nog andere geestelijke activiteiten, zoals verderop zal worden vermeld. (…) Zo noemt men geestelijke oefeningen elke manier waarop men de ziel voorbereidt en klaarmaakt om zich van elke ongeordende gehechtheid te ontdoen, en om dan te zoeken en te vinden wat Gods wil is bij de inrichting van zijn leven tot heil van zijn ziel.” (GO 1) Dit lijkt in ieder geval de levensinstelling te zijn waartoe paus Franciscus in het achtste hoofdstuk van Amoris laetitia uitnodigt. Voor degenen die in een gecompliceerde huwelijkssituatie leven zou “elke manier van gewetensonderzoek” in de praktijk kunnen betekenen: serieus werk te maken van het onderzoeken van de belangrijke periodes in het leven als gehuwden, maar ook in het leven met de kerk en als gelovige, en de plaats die de naastenliefde in het bestaan had… Daar opnieuw naar kijken geeft de mogelijkheid elementen van genade en zonde te herkennen, momenten van licht en schaduwkanten, de beleving van vrijheid en geconditioneerd zijn, aangegane verantwoordelijkheden en verzachtende omstandigheden. De consequenties hiervan kunnen zijn: het inzicht tekortgeschoten te zijn in trouw aan de verplichtingen van het sacrament van de ernst daarvan; het niet langer in twijfel trekken van de waarde van de christelijke betekenis van de huwelijksband tussen gehuwden; de groei van de bereidheid om de partner van wie gescheiden is te vergeven en door hem of haar vergeven te willen worden; de erkenning van de noodzaak van het ontvangen van vergiffenis van de Heer; het inzien van de behoefte om aan een goede relatie met de ex-partner te werken omwille van de kinderen; de noodzaak om zoveel mogelijk het kwaad te herstellen dat door de scheiding aan de kinderen en aan de ander is aangedaan; het werken aan een eerlijke materiële afhandeling of aan een herstel van de band met de kinderen uit het eerdere huwelijk; het nemen van de eigen verantwoordelijkheid voor hun opvoeding… Aan de andere kant kunnen nog weerstanden blijven bestaan en schaduwkanten aan de dag komen. Afhankelijk van de personen zal duidelijk worden hoe moeilijk het is te erkennen geen verantwoordelijkheid te hebben genomen, fouten te hebben gemaakt, dat er nog steeds agressieve gevoelens bestaan tegenover de partner, dat niet alles is vergeven, dat het aangedane leed nog niet wordt gezien, of omgekeerd, dat schuldgevoelens worden weggestopt. Zo zal de begeleide, met de tijd, een oproep voelen om zich opnieuw open te stellen voor de genade. Ook zal hij of zij de noodzaak inzien van het voltooien van een spirituele taak om een hindernis tot een verdieping van de relatie met de Heer of van de integratie in de kerkgemeenschap weg te nemen. Biddend terugzien op het verleden is niet genoeg; pas in de ontmoeting met de Heer en het horen van Gods woord wordt de innerlijke bekering voltooid en de genade ervaren. Zo zullen veel mensen winnen bij het mediteren met gedeelten van het Nieuwe Testament en van het evangelie die hun begeleider aan hen voorlegt, tegelijk met een terugblik op de geschiedenis van hun huwelijk. Dat alles zal hen helpen geestelijke vordering te maken, allerlei hindernissen te overwinnen. De meditatie met het Woord zal bijdragen tot de omvorming van wat eerst alleen een terugkeer naar het verleden was, tot een terugblik voor het oog van God en een geestelijke vooruitgang mogelijk maken.

In een volgende periode zou de terugblik zich kunnen richten op de periode die tijdens of na de scheiding tot een nieuwe relatie heeft geleid. Soms leidt zo’n proces van onderscheiding tot het einde van de relatie en een terugkeer naar de eerste partner. Vaker, echter, bevindt deze persoon zich in een geconsolideerde situatie die alleen ongedaan kan worden gemaakt met groot onrecht of zelfs geweld, niet zonder ernstig kwaad of schade. De terugblik kan ertoe leiden dat de goede kanten van de nieuwe relatie in het voetlicht worden geplaatst: affectieve en seksuele trouw, stabiliteit van de relatie, onderlinge steun, samen beleefde religiositeit, de eventuele aanwezigheid van kinderen die eruit geboren zijn, pedagogische en spirituele steun van kinderen die uit het sacramenteel gesloten huwelijk geboren zijn… Terugkijkend kan gezien worden dat “waar de zonde overvloedig was, de genade alles heeft overtroffen”. (Rom 5,20)

Wie daarvoor open stond, kan de ervaring hebben gekregen van de eerste week van de Geestelijke Oefeningen: de erkenning van de zonde die de geschiedenis van het huwelijk en het gezin getekend heeft, het belijden van Gods barmhartigheid en het ontvangen van de vergiffenis van de Heer. De innerlijke verwerking zal zich vertalen in nieuwe verplichtingen om, indien mogelijk, recht te doen aan de verantwoordelijkheden die zijn aangegaan in een eerste huwelijk, maar die ook verder kunnen gaan in liefde tot naasten op grotere afstand. Juist daar waar in deze wereld kwaad is geschied, zal blijken dat goede dingen kunnen gebeuren die ertoe bijdragen dat het heden op bescheiden schaal wordt omgevormd, zonder ongedaan te maken wat in het verleden is gebeurd. Dan kan er een keuze worden gemaakt die in het leven van wie het proces van de onderscheiding heeft doorgemaakt aan de naastenliefde nieuwe ruimte geven. (vgl AL 306).

De begeleider heeft als voornaamste taak deze geestelijke oefeningen te geven terwijl hij de inhoud en het ritme ervan aanpast aan de persoon in kwestie.

Zich aanpassen aan de tijd en de personen

Ignatius van Loyola geeft in de Oefeningen de raad het verloop ervan aan de mensen aan te passen, “aan de mogelijkheden van wie ze wil doen”. (GO, 18e aantekening) Zo moeten de oefeningen aan degenen die onderscheiden over hun plaats in de kerk en over hun relatie tot de naaste, ook worden aangepast “aan hun leeftijd, vorming of begaafdheid”, aan hun vorderingen in het geestelijk leven. In die geest licht paus Franciscus toe dat de oefeningen op de persoon moet worden toegesneden. Het is duidelijk dat de oefeningen aangepast moeten worden aan hoe lang geleden de scheiding plaatsvond en de leeftijd van degene die begeleid wordt, aan zijn geestelijke diepgang en intelligentie. De aanpassing moet worden gezocht in functie van de specifieke problemen van de begeleide.

Een dubbele verhouding tot de kerk

Het proces van de onderscheiding zoals paus Franciscus dat schetst is geen strijdperk, geen beproeving, zelfs geen boete en nog minder een straf: het gaat om een proces van bevrijding, zuivering, groei, nieuwe toewijding aan de dienst aan de medemens in de beoefening van de liefde, van beschikbaarheid voor de dienst aan de kerk.

Wanneer bij het einde van de onderscheiding de Geest zijn werk heeft kunnen doen en Gods licht heeft kunnen schijnen in de ziel van de persoon in kwestie, heeft deze vaak een diep bewustzijn van een zondaar, maar vergeven te zijn; een bewustzijn van de genade te zijn overgegaan naar een leven waarin verder gekeken wordt dan de zonde. In de geest van de voetnoten 336 en 351 van Amoris laetitia zou hij de weg terug kunnen vinden naar het sacrament van de verzoening en de communie. Hij heeft nu een geestelijke weg afgelegd, een ervaring van barmhartigheid beleefd. Dat is een fundamentele stap op de weg van een nieuwe vereniging met de kerk. Daar gaan enkele maanden of jaren over heen.

Anderen zullen de ervaring hebben dat niet alle ontdekte hindernissen ook zijn overwonnen, dat de tijd van verwerking en gebed nog niet voorbij is en de begeleiding nog door moet gaan. Het deelnemen aan de dagelijkse sacramenten moet misschien nog wachten, maar de belangrijkste stappen die kunnen leiden tot de integratie in de kerk zijn mogelijk en gevonden.

De verrichte geestelijke arbeid, de ontvangen en erkende genade openen nieuwe mogelijkheden tot integratie in de kerkgemeenschap. Het doel van de onderscheiding was juist om, in goed geweten en in het licht van de Geest, te ontdekken welke voortgang mogelijk en wenselijk was en welke drempel kon worden overwonnen. Maar net zoals de bevestiging van de kerk nodig is wanneer de onderscheiding van een roeping uitmondt in iemands innerlijke zekerheid dat zijn plaats in de kerk het priesterschap of het religieuze leven is, zo is dat ook de stap die gezet moet worden bij de nieuwe opname in de kerk voor degenen die door Franciscus worden geroepen om hierover te onderscheiden. Het gaat dan natuurlijk niet om de beoordeling van wat de begeleiding voor resultaat heeft opgeleverd, maar om de bevestiging – luisterend naar wat de Heilige Geest zegt – van een verlangen dat blijkt overeen te komen met de wil van de Heer zelf. Men kan zich voorstellen dat degene die begeleid is als besluit van het proces en op advies van de begeleider een brief schrijft aan de bisschop of de door hem aangewezen vertegenwoordiger (de pastoor van de parochie, gemachtigde religieus, diaken of leek). Dit om de afgelegde weg en de bereikte resultaten samen te vatten, om het gezuiverde verlangen dat eruit voortkomt voor te leggen en om van hem de kerkelijke bevestiging te krijgen. Er zullen er zijn die, zonder aan de communie deel te nemen, bij de afgelegde geestelijke weg in hun verwachtingen zijn overtroffen en voor wie nieuwe horizonten zich laten zien.

De afronding van de onderscheidingsoefening is nog niet het einde van de weg. Onder hen die aan zo’n proces zijn begonnen, zijn er die er niet in zijn geslaagd het af te maken zoals zij gehoopt hadden aan het begin. Hun verlangen naar een herstel van de relatie is niet beantwoord. Het geweld van de scheiding heeft een litteken achtergelaten dat niet genezen is en dat volledige vergeving nog niet mogelijk maakt. Er zullen er zijn die hadden gehoopt de genade van de deelname aan de eucharistie terug te vinden en die nu begrijpen dat wat ze hoopten de sociale betekenis ervan was, niet de sacramentele inhoud; die nu begrijpen dat ze helemaal niet verlangen naar een regelmatige deelname aan de eucharistie. Er zijn er die de conclusie trekken dat de schokgolf van hun scheiding en hun nieuwe huwelijk, waardoor hun kinderen emotioneel diep geraakt zijn, van hen eist geen haast te maken met een terugkeer tot de communie… Ze hebben veel vorderingen gemaakt op de weg van de terugkeer tot de kerk, maar voor hen volgen noodzakelijkerwijs op die geestelijk ervaring nog nieuwe ontwikkelingen. “De tijd gaat boven de ruimte.”

De christelijke gemeenschappen moeten nog verder groeien en een deel van de clerus en het episcopaat aarzelt te aanvaarden dat de “publieke zondaar” na de boetedoening weer plechtig aan de poort van de kathedraal door de herder kan worden ontvangen, zoals dat vroeger gebeurde. Daarna ontving de vergeven zondaar in het openbaar lichaam en bloed van de Heer tijdens de mis. Ook al wacht in het Westen een groot deel van de christenen met spanning op een betere ontvangst van de hertrouwde gescheiden paren en hen die in vergelijkbare situaties leven, bij sommige pastores leeft nog de vrees dat de fundamenten van het christelijk huwelijk daardoor niet meer in acht worden genomen. Die drempel zal overwonnen worden door een verandering van mentaliteit. De sensus fidei van het christenvolk loopt al lang vooruit op een deel van de geestelijkheid, die meer rigide of angstig is. Wordt het geen tijd dat hun stem gehoord wordt? Een volwassen geloofsgemeenschap die diep overtuigd is van de betekenis van het huwelijk, van het echtpaar en van het gezin, zou dan zonder problemen en zonder daar zelf door in de problemen te komen, mensen kunnen opvangen die een mislukking hebben meegemaakt, de zonde en de gevolgen ervan uit ervaring kennen en ook de barmhartigheid van God hebben ondervonden. Niet alleen de begeleiders, maar net zo goed de hele christengemeenschap en haar herders zouden zich de geest van het achtste hoofdstuk van Amoris laetitia eigen moeten maken. Het zou de moeite lonen daar aan te werken. Het gaat hier dan inderdaad om een integratie, zeker in omstandigheden waarin schandaal vermeden wordt, zoals paus Franciscus die voorstelt: “Daarom moet men onderscheiden welke van de verschillende tegenwoordig gepraktiseerde vormen van uitsluiting op liturgisch, pastoraal, opvoedkundig en institutioneel gebied kunnen worden overwonnen.” (AL 299) Elke bisschop mag dit in zijn functie van herder tot zijn opdracht rekenen.

Hoofdstuk acht van Amoris laetitia betekent een omslag in de katholieke kerk door zijn fijngevoeligheid en tact. Paus Franciscus vermijdt zorgvuldig te kwetsen, maar niettemin weet hij op een nieuwe, heldere manier duidelijk te maken wat gelovige mensen die bij de kerk horen in een “situatie van broosheid en onvolkomenheid” (AL 296) voor de kerk betekenen. Vanuit dit gezichtspunt kunnen we het jammer vinden dat tot nu toe dit achtste hoofdstuk niet in een afzonderlijke uitgave op grote schaal is verspreid. Er zijn heel wat christenen die op zo’n uitspraak van de kerk zitten te wachten, maar haar nog niet hebben gehoord omdat deze hen nog niet heeft bereikt. Amoris laetitia is een buitengewone kans voor de kerk.

Het onderscheid tussen keuze en onderscheiding

Het is belangrijk om te preciseren dat de “keuze” die een centrale plaats inneemt in de Oefeningen van Ignatius geen betrekking kan hebben op besluiten die volgens de kerk niet herroepbaar zijn, zoals de priesterwijding en het huwelijk. (vgl. GO 170 en 171) Daartegenover kan de onderscheiding te maken hebben met zaken die nog onduidelijk zijn, zoals de zondaar die, na een breuk van een huwelijksband, zich tot God wil bekeren. In dat geval kan het er niet om gaan te ontdekken waartoe God iemand geroepen heeft – “Want elke goddelijke roeping is altijd zuiver en helder, onvermengd met een lichamelijke of andere ongeordende gehechtheid.” (vgl. GO 172) Daarentegen is het volkomen terecht als iemand uitgaat van een feitelijke situatie die het gevolg is van een verkeerde beslissing of van een verbroken belofte en zich wil bekeren, met de bedoeling Christus en de naaste meer lief te hebben en zich daarom dieper met zijn kerk te verbinden. De onderscheiding begint dan daar waar iemand zich bevindt en niet waar iemand zich had moeten bevinden. Dan geldt het gezegde van Franciscus van Sales: “Begin waar je bent, anders kom je nergens.” Het is op de basis van dit onderscheid tussen “keuze” en “onderscheiding” dat paus Franciscus, zonder dubbelzinnigheid, een begeleiding in het licht van de Heilige Geest kan voorstellen aan hen die geen fundamentele keuze kunnen maken die het uitvloeisel is van het proces dat eigen is aan de dertigdaagse retraite. Sören Kierkegaard beschouwde dit respect voor de persoon een absolute voorwaarde voor het geestelijk ondersteunen van die persoon: “Als ik iemand met succes wil helpen een welomschreven doel te bereiken, moet ik hem zoeken op de plek waar hij staat, en precies daar een begin maken.”

Patrick Langue

 

uit: Christus, april 2018 (258)

Patrick Langue (*1947) is een Franse jezuïet gevestigd in Versailles. Hij werkte vele jaren als studentenpastor in Parijs en begeleidde talrijke koppels tijdens de voorbereiding op hun huwelijk. Hij schreef  mee aan een leesgids van het bisdom Versailles voor Amoris laetitia . 

vertaling: Wiggert Molenaar S.J. en Benoît Stoffels S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel