De goede twijfel. Twijfel binnen de ignatiaanse onderscheiding

De goede twijfel. Twijfel binnen de ignatiaanse onderscheiding 1

door Nikolaas Sintobin SJ.

door Nikolaas Sintobin SJ.

Mag je als christen twijfelen?

We hebben het moeilijk met onzekerheid. Elk probleem kan verholpen worden – de vooruitgangsgedachte en het wetenschappelijk denken domineren onze cultuur. Zekerheid, eenduidigheid, beheersbaarheid en controle staan bovenaan de waardenscala van onze postmoderne samenleving.

Oplossingen voor problemen zijn bovendien liefst instant. In het cybertijdperk is het normaal dat met één druk op de knop de almachtige logaritmes de gepaste oplossingen weten te bedenken. De computer zal het wel fiksen. Populistische leiders doen het nog eenvoudiger: zij spuien zwart-witantwoorden die alle problemen uit de wereld helpen. Heel aantrekkelijk. Zeker op korte termijn. We weten wel dat dit eigenlijk nonsens is. Toch laten we ons makkelijk meeslepen door deze comfortabele logica. Ook in kerkelijke kringen is, mutatis mutandis, dit fenomeen niet onbekend.  Denk maar aan sommige recente debatten die opborrelden in het kielzog van de buitengewone synode over het gezin.

Het ligt voor de hand dat binnen een dergelijke tijdsgeest het woord twijfel een onaangename bijklank krijgt. Twijfelen wordt dan synoniem voor aarzelen, lanterfanten, onbeslistheid, onvermogen en angst genereren… Kortom, wie twijfelt is een loser. Nieuw is dit gegeven niet. In nogal wat christelijke kringen heeft het woord “twijfel” van oudsher een problematische connotatie. Bij wie echt gelooft is er immers geen plaats voor twijfel. Of nog, voor wie in de Waarheid staat, moet er toch een helder antwoord op elke vraag bestaan.

Is dit werkelijk zo? Is een authentiek geloofsleven onverenigbaar met de ervaring van de twijfel? Maakt in het bijzonder het lidmaatschap van de katholieke kerk dat alle onduidelijkheid voorgoed van de baan is? Meer in het bijzonder dat het antwoord op elke vraag reeds van tevoren is gegeven?

In zijn ontmoeting met een groepje Poolse jezuïeten tijdens de recente Wereldjongerendagen in Krakau (30 juli), maakte paus Franciscus deze overweging over het bestaan van vele nuances van grijs en de daaruit voortvloeiende noodzaak om te leren onderscheiden:

Ik vraag jullie te werken met seminaristen. Geef hen in het bijzonder wat wij gekregen hebben in de Oefeningen: de wijsheid van de onderscheiding. Sommige projecten van de priesteropleiding houden het risico in van een ideeëngoed dat al te helder en precies is, met als gevolg een handelwijze op basis van rigide grenzen en criteria die geen rekening houden met concrete situaties: “Je moet dit doen, dat mag je niet doen …”

Eens die seminaristen priester zijn, hebben zij het moeilijk om jongeren en volwassenen te begeleiden. Want velen vragen: “Mag men dit doen of niet?” Daar gaat het nu net over. En velen verlaten ontgoocheld de biechtstoel. Niet omdat de priester slecht is, maar omdat hij niet weet hoe te onderscheiden in bepaalde situaties, of onbekwaam is te begeleiden in de authentieke onderscheiding.

Vandaag dient de kerk te groeien in de onderscheiding, in het vermogen om te onderscheiden.

Toekomstige priesters moeten niet enkel gevormd worden met algemene en abstracte ideeën die helder en precies zijn, maar ze dienen opgeleid te worden met het oog op een verfijnde onderscheiding van de geesten. Zo zullen ze mensen echt kunnen voorthelpen in hun concrete leven. Dit moet je inzien: in het leven is niet alles zwart op wit of wit op zwart. Het belangrijkste in het leven zijn de grijsnuances. Het komt er dus op aan te leren onderscheiden in dat grijs.

pope

De aanbeveling van paus Franciscus kunnen we ook ter harte nemen door na te gaan hoe Ignatius van Loyola zelf omging met grijsnuances die hij in zijn dagelijks werk aantrof. Als eerste algemene overste van de Sociëteit van Jezus moest hij dag in dag uit complexe dossiers behandelen, knopen doorhakken en beleidslijnen uitzetten. Ignatius ontwikkelde hiervoor de spirituele pedagogie waarnaar paus Franciscus verwijst: de onderscheiding van de geesten.

Een kijkje in de onderscheidingspraktijk van Ignatius van Loyola

In 1552 kreeg Ignatius het bericht dat paus Julius III en keizer Karel V wilden dat Francisco de Borja kardinaal zou worden. Francisco, voormalig hertog van Gandía, was als jonge weduwnaar tot de orde van de jezuïeten toegetreden. Paus en keizer wensten dat hij zijn bestuurservaring ten dienste zou stellen van de wereldkerk. Na grondig het dossier met zijn raadgevers te hebben onderzocht, werd het voor Ignatius duidelijk dat er voor beide mogelijke antwoorden – ja of neen – gedegen argumenten waren. Als algemene overste moest hij de knoop doorhakken in dit dossier dat er bij uitstek een was van variaties op grijsthema’s. Op 5 juni 1552 schreef hij een brief aan Francisco de Borja. Hij doet er verslag over het onderscheidingsproces dat hem toegelaten had om de kardinaalsbenoeming af te wijzen:

Wat betreft die kardinaalshoed leek het me goed u uit te leggen, zoals ik voor mezelf zou doen, wat er zich in mij heeft afgespeeld tot meerdere heerlijkheid van God. Van zodra ik verwittigd was dat het vaststond dat de keizer u had voorgedragen en dat het de paus vergenoegde u tot kardinaal te verheffen, heb ik onmiddellijk een neiging of een beweging gevoeld om dit met al mijn kracht tegen te werken. Desalniettemin was ik, ten gevolge van de talrijke argumenten voor en tegen die mij te binnen schoten, niet zeker van de goddelijke wil.

In die periode voelde ik een onbestemde angst telkens als ik nadacht en de zaak overwoog in mijn geest. Het ontbrak me aan inwendige vrijheid om een standpunt in te nemen en de zaak tegen te houden. Ik zei tegen mezelf: weet ik echt wat God onze Heer verlangt te doen? En ik vond in mezelf geen volledige zekerheid om mij te verzetten. Op andere ogenblikken, als ik mijn gewone gebed hernam, voelde ik de angst verdwijnen. Ik herhaalde mijn vraag meermaals, nu eens met die angst, dan weer met het tegenovergestelde gevoel.

De derde dag uiteindelijk, alweer tijdens het gebruikelijke gebed, en sindsdien voortdurend, nam ik bij mezelf zo’n duidelijk oordeel waar en zo’n rustig en vrij voornemen om mij, zoveel als ik kon, te verzetten tegen de paus en de kardinalen, dat, mocht ik het niet doen, ik er zeker van was – en dat ben ik nu nog – dat ik me niet op een ernstige manier voor God onze Heer zou kunnen rechtvaardigen.

In zijn brief gebruikt Ignatius het woord “twijfel” niet. Wel kunnen we er drie belangrijke zaken uit afleiden over de wijze waarop Ignatius omgaat met de ervaring van de twijfel.

  1. Niet weten als vertrekpunt

In de tweede paragraaf van zijn brief stelt Ignatius bij zichzelf een tekort vast aan inwendige vrijheid om een standpunt in te nemen. Hiermee verwijst hij naar de deugd der ignatiaanse onverschilligheid. Hij omschrijft deze onverschilligheid – die niets te maken heeft met apathie – in het Principe en fundament, de meditatie waarmee de Geestelijke Oefeningen beginnen:

Het is nodig dat wij ons onverschillig ma­ken voor alles wat geschapen is (…) Zozeer dat wij van onze kant gezondheid niet méér verlangen dan ziekte, rijkdom niet méér dan armoede, eerbewijzen niet méér dan vergui­zing, een lang leven niet méér dan een kort, en zo in al het overige. Het enige wat wij moeten verlan­gen en kiezen is wat ons dichter brengt bij het doel waarvoor wij geschapen zijn.

Noodzakelijk uitgangspunt om te kunnen onderscheiden met het oog op het maken van een keuze of het nemen van een beslissing is een – zo groot mogelijke – innerlijke openheid, vrijheid of beschikbaarheid. Vertaald naar onze problematiek zou je kunnen spreken over het groeien naar een houding van niet weten: een innerlijke gesteldheid die maakt dat je zoveel als mogelijk los komt te staan van je eigen spontane en onmiddellijke neigingen, aanvoelen of voorkeuren. Positief uitgedrukt: een bewuste houding van gehoorzaamheid ten aanzien van wat de Geest van God je wenst in te fluisteren, ook als dit verschilt van waar jij je spontaan toe aangetrokken voelt.

Deze geestelijke onverschilligheid is voor Ignatius de basisvoorwaarde om überhaupt te kunnen onderscheiden. Anders uitgedrukt, het vrij komen van je zekerheden en gehechtheden, de aanvaarding om niet van te voren te weten waarheen de onderscheiding je zal leiden, is de grondvoorwaarde om te kunnen onderscheiden.

  1. De dynamiserende twijfel

Dit is alvast duidelijk: in de brief van Ignatius draait alles rond het onderscheidingsproces dat voorafgaat aan de uiteindelijke beslissing. Ignatius beschrijft in detail zijn moeizame evolutie van innerlijke onzekerheid naar zekerheid. Dit uitvoerig verslag over het heen en weer geslingerd worden tussen angst en rust klinkt in moderne oren niet bepaald politiek correct. Voor Ignatius blijkt dit echter normaal en geloofwaardig. Hij maakt weliswaar melding van het bestaan van inhoudelijke, objectieve argumenten voor en tegen de kardinaalsbenoeming, maar hij geeft er geen details over. Hij acht het relaas over de evolutie van zijn onderscheiding, en dus van de twijfel, een stuk relevanter. Niet dat hij de twijfel tot ideaal verheft. Wel is de evolutie van die twijfel het teken van een innerlijk proces dat bevrijdt van de eigen zekerheden en de geest opent voor het verlangen van God zelf. In dit opzicht zou je kunnen stellen dat de twijfel functioneert als een dynamiserende motor die het mogelijk maakt om aan het einde van de rit uit te komen bij Gods wil.

Iets analoogs treffen we aan in de geschriften van de heilige Pierre Favre, medestichter van de Sociëteit van Jezus. Hij schrijft aan geestelijke begeleiders dat de afwisseling van kracht en zwakheid, licht en duisternis meer bevorderlijk is voor de geestelijke groei dan het voortdurend verkeren in een toestand van geestelijke troost. Favre geeft zelfs aanwijzingen om die geestelijke strijd doelbewust uit te lokken.

  1. Twijfel en nederigheid

De uiteindelijke beslissing – die een einde maakt aan de twijfel – is een vorm van genade eerder dan een persoonlijke verdienste of het resultaat van eigen inspanningen. Het gaat hier over het biddend onderscheiden van het verlangen of de wil van God zelf. Het inzicht in de goddelijke wil is iets wat je ontvangt. Na drie dagen stelt Ignatius vast (in zijn brief gebruikt hij het passieve waarnemen) dat het zover is. Onderscheiding is dus een oefening in nederig uit handen geven en open durven te staan voor het onbekende. Ze is een leerschool om God zelf aan het roer te laten staan. Hij is het die rust en zekerheid verschaft.

De lectuur van deze merkwaardige brief biedt ons dus drie inzichten met betrekking tot de vraag van de plaats van de twijfel in de ignatiaanse onderscheiding:

  1. Het niet-weten, een geestesgesteldheid die voor de moderne mens zo mogelijk nog problematischer is dan de twijfel, gaat aan de twijfel vooraf.
  2. De twijfel zelf, de oncomfortabele afwisseling van tegengestelde gemoedsgesteldheden, is een belangrijke indicator voor het al of niet werkzaam zijn van de Geest in de evolutie van het onderscheidingsproces waarvan de twijfel wel de motor lijkt te zijn.
  3. Het omslaan van de twijfel in duurzame gemoedsrust is niet zozeer een verdienste of een beloning, dan wel een onvoorspelbare genade die ontvangen wordt. Enkel volgehouden nederigheid laat toe om de twijfel definitief achter zich te laten.

Drie methoden om een keuze te doen, met of zonder twijfel

Bovenstaande casus toont duidelijk aan dat bij de ignatiaanse onderscheiding twijfel – het scala aan grijstinten – niet zozeer een probleem is, dan wel een vertrouwd aspect van de dynamiek. Ignatius gebruikte overigens een spirituele pedagogie om ervoor te zorgen dat de twijfel een dynamiserend en geen blokkerend effect heeft. Toch kan de vraag gesteld worden of twijfel een noodzakelijke doorgang vormt om tot een beslissing te komen. Ook hierin bevat de brief enkele aanwijzingen. Dit geldt uiteraard ook de Geestelijke Oefeningen, meer bepaald de tekst (nrs.175 tot 177) waarin het komen tot een keuze een centrale plaats inneemt. Ignatius onderscheidt drie methodes (“tijden” noemt hij ze) om tot een gezonde keuze te komen:

175 (…) Eerste tijd. Wanneer God onze Heer de wil zo be­weegt en naar Zich toetrekt dat de Hem genegen ziel, zonder dat er enige mogelijkheid tot twijfel bestaat, volgt wat haar voor ogen komt te staan. Zo deden de heilige Paulus en de heilige Matteüs toen zij Christus onze Heer volgden.

176 Tweede tijd. Wanneer men voldoende helderheid en inzicht vindt door de ervaring van vertroostingen of troosteloosheden en door de ervaring van het onderscheiden van verschillende geesten.

177 Derde tijd. Wanneer de ziel niet wordt bewogen door verschillende geesten en zij van haar natuurlijke vermogens vrij en rustig gebruik maakt.

 De keuze zónder twijfel

De eerste methode is de sterkste, maar tevens de meest uitzonderlijke. Het is de enige keer dat Ignatius in deze paragrafen het woord “twijfel” gebruikt en wel om te zeggen dat in deze situatie de mogelijkheid van twijfel uitgesloten is. Het gaat hier over de keuze die rechtstreeks en onmiddellijk door God wordt ingegeven. Ze leidt tot een absolute zekerheid die de persoon in kwestie enkel maar kan vaststellen. Deze vorm van keuze kan niet worden geïnduceerd. Ze is pure genade.

Zo ken ik een man die dertig jaar geleden tijdens een retraite een keuze van de eerste tijd “ontving” – de keuze voor het religieuze leven. Zijn parcours is niet makkelijk geweest. Niettegenstaande talrijke beproevingen, heeft hij echter nooit ook maar één seconde getwijfeld aan de authenticiteit van zijn roeping.

In de eerste paragraaf van zijn brief suggereert Ignatius dat het begin van zijn beslissingsdynamiek in de buurt kwam van de eerste tijd: “[Ik heb] onmiddellijk een neiging of een beweging gevoeld om dit met al mijn kracht tegen te werken.” Hij omschrijft een onmiddellijke, sterke ervaring die hem helemaal in beweging zet. Maar niet in die mate dat alle twijfel wordt weggenomen. Daarom schakelt hij vervolgens over op de tweede methode.

De keuze door de twijfel heen

De tweede methode, ook wel die van de affectieve weegschaal genoemd, is de meest gebruikelijke. Na de zeldzame keuze volgens de eerste tijd beschouwt Ignatius ze als de meest betrouwbare en “normale” methode. Het is deze methode die hij gebruikt voor zijn onderscheiding in de zaak Borja. Kort gezegd houdt ze in dat je aandacht gaat besteden aan de verschillende gemoedsbewegingen (vertroostingtroosteloosheid) die zich in je biddende hart aandienen bij het overwegen van de mogelijke keuzes.

Deze tweede tijd gaat per definitie met twijfel gepaard. De afwisseling of het tegelijkertijd opkomen van tegenstrijdige gevoelens vraagt om onverschilligheid ten aanzien van de uitkomst. Ook om geduld en vertrouwen. Zoals in de casus die Ignatius beschrijft, is het vaak zo dat na verloop van tijd de twijfel plaats ruimt voor rust en zekerheid over een van de opties of over een andere, niet voorziene weg die zich aandient in het biddend overwegen. Minstens is er dan een duidelijk overwicht aan vertroosting bij een van de mogelijkheden. De affectieve weegschaal heeft haar werk gedaan.

De derde tijd, ten slotte, wordt ook die van de rationele weegschaal genoemd. Sommige mensen hebben een heel gelijkmatig gevoelsleven. Afwisseling van vertroosting en troosteloosheid kennen ze niet of nauwelijks. Voor deze mensen stelt Ignatius een methode voor waarbij voor- en nadelen rationeel overwogen worden om zo tot een keuze te komen.

De goede twijfel

Goede twijfel bestaat dus wel degelijk. De inspannende confrontatie met het soms erg subtiele palet van grijstinten kan het teken zijn van openheid voor Gods Geest en van bereidheid om de complexiteit van de menselijke realiteit ernstig te nemen; eerder dan die te herleiden tot simplistische zwart-witvoorstellingen. Twijfel en geloof kunnen uitstekend hand in hand gaan. De twijfel aandurven en uithouden kan spreken van een vertrouwen in Gods werkzaamheid, dat de beproeving van de tijd ernstig neemt. In de ignatiaanse traditie maakt de ervaring van de twijfel daarom vaak deel uit van de dynamiek van de onderscheiding.

Gaat dit alles op voor rechtstreeks betrokkenen, dan geldt dit mutatis mutandis ook voor begeleiders of raadgevers, of ze nu priester zijn of niet. Die laatsten staan voor de uitdaging om hun consultant te ondersteunen bij het uithouden van de onzekerheid tijdens het onderscheidingsproces. Ignatius nodigt hierbij uit tot grote discretie: het soms moeizame wachten en zoeken hoeft niet al te vlot beëindigd te worden door zélf een antwoord aan te reiken. De goede twijfel maant ook de begeleider tot nederigheid aan. Deemoed die helpt bij het aanvaarden van de uiteindelijke keuze of oplossing.

Nikolaas Sintobin is jezuïet en internetpastor, verbonden aan het Amsterdamse Platform voor ignatiaanse spiritualiteit van de jezuïeten in de Lage Landen. Op diverse manieren probeert hij de ignatiaanse spiritualiteit aan te bieden in de digitale omgeving. Hij is verantwoordelijk voor www.inalledingen.org, www.biddenonderweg.org en www.verderkijken.org.

Sintobin publiceerde Jezuïeten grappen. Humor en spiritualiteit (Averbode 2013) en Leven met Ignatius. Op het kompas van de vreugde (Meinema/Averbode 2015).

 Een verslag van de ontmoeting van de Paus met de jezuïeten in Krakau vindt u hier: https://cvcomment.org/2016/08/26/pope-urges-jesuits-to-teach-discernment-in-seminaries-to-counter-rigidity/

Bekijk alle cardoner articles

Deel