Gedachten over jonge mensen en de ignatiaanse methode. Geestelijke oefeningen voor een levenskeuze.

Gedachten over jonge mensen en de ignatiaanse methode. Geestelijke oefeningen voor een levenskeuze.

door Nathan Stone S.J.

door Nathan Stone S.J.

De auteur werd geboren in Texas, maar behoort tot de Chileense jezuïetenprovincie. In Chili was hij actief in het sociaal apostolaat, de opvoeding en het jeugdwerk. Hij gaf een tijd geestelijke oefeningen in het retraitehuis Montserrat in Lake Dallas, Texas, en begeleidde er Spaanssprekende migranten, waarna hij terugkeerde naar Chili. In dit artikel onderstreept hij dat de oorspronkelijke bedoeling van de Geestelijke Oefeningen is jonge mensen te helpen bij het onderscheiden van hun roeping en het doen van een levenskeuze.

 Na vele jaren werkzaam te zijn geweest in colleges en het jeugdpastoraat heb ik nu een taak gekregen in een jezuïetenretraitehuis. Het is een goed retraitehuis. Er komen veel mensen hier hun jaarlijkse retraite doen. Maar ik was verwonderd dat de gemiddelde leeftijd van de retraitanten ongeveer tweeënzestig was. Velen waren nog veel ouder. Ik dacht dat de reden daarvan wellicht is dat heel veel tevreden klanten ieder jaar weer terugkomen en dat ze, zoals dat gaat, langzamerhand zijn vergrijsd. Maar er bestaan foto’s van de eerste retraites in een ver verleden, en ook daarop is niemand onder de vijftig.

Ik had maar zelden de Geestelijke Oefeningen gegeven aan iemand die veel ouder was dan ongeveer zesentwintig, en ik moest mij dus opnieuw instellen op de doelgroep ter plaatse. Maar ik bedacht dat ons huis toch wel minstens één retraite zou kunnen aanbieden die speciaal bestemd was voor jonge mannen en vrouwen. Men vond het een uitstekende gedachte. Het was niet zo dat jongere mensen niet steeds welkom waren, maar dat waren uitzonderingen: iemand die reeds van plan was in een orde in te treden, ofwel de zoon of kleinzoon van een van de “oude getrouwen.”

Ik kreeg mijn opleiding in Chili. Daar gaf pater Alberto Hurtado de Geestelijke Oefeningen aan grote groepen universiteitsstudenten. Men vond dat dit niet volgens het boekje was, maar het werd door de vingers gezien, want hij was el padre Hurtado. Pater Edwin Hodgson gaf de Geestelijke Oefeningen zonder blikken of blozen aan middelbare scholieren. Men zou dit hoofdschuddend hebben aangezien, ware het niet dat niemand besefte dat hij daarmee bezig was. Tenminste tot na zijn dood, want toen traden een stuk of wat van die retraitanten bij de jezuïeten in. Ze hadden ontdekt dat hij hen bij hun zoektocht om de Heer te dienen met de Geestelijke Oefeningen op weg had gezet.

Ondanks deze ervaringen wordt traditioneel beweerd dat de Geestelijke Oefeningen niet voor iedereen bestemd zouden zijn, dat je volwassen moet zijn, goed geschoold en je plaats in de maatschappij moet hebben gevonden voordat je je mag verdiepen in hun geheim. Bovendien zijn ze duur. Vandaar dat, met uitzondering van jezuïetennovicen, alleen een bevoorrechte minderheid die haar sporen heeft verdiend en daardoor ook meer op leeftijd is daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. De Oefeningen zijn een specialisme geworden; ze worden door deskundigen gegeven aan een kleine groep mensen die daartoe schijnt voorbestemd, mensen met een bijzondere begaafdheid, van wie we grote dingen mogen verwachten.

Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Wat betekent het? Welke was de oorspronkelijke doelgroep voor de Geestelijke Oefeningen? Wie zal er het meest profijt van hebben? In dit artikel zullen wij enige van deze vragen nader beschouwen en nagaan hoe we kunnen terugkeren tot de oorspronkelijke bedoeling van Ignatius: een proces waarin jonge mensen hun roeping kunnen leren onderscheiden.

De keerpunten in iemands leven

Mijn vader was veertig toen ik twintig was, en hij was er vaak ontevreden over dat ik zoveel tijd aan boeken, schrijfwerk en muziek besteedde. Hij wilde graag dat ik iets “nuttigs” zou doen. Tegen zijn zestigste, toen ik als veertigjarige met “nuttige dingen” bezig was, deed hij het wat kalmer aan, en begon hij te lezen. Hij bekeek zelfs enkele van mijn oude boeken.

Mensen die hem alleen van die periode in zijn leven kennen, herinneren zich van hem een vraag die hij na het eten of bij een glas bier stelde: “En wat ben je van plan te doen met de rest van je leven?” Dat was iets wat hij zichzelf afvroeg, als hij zag hoe de jaren die hem nog restten voorbijvlogen. Maar hij stelde die vraag met nog grotere aandrang aan jongelui, die het grootste deel van hun leven nog voor zich hadden en nog veel te kiezen hadden. Ze zijn hem nog steeds dankbaar dat hij hen al zo vroeg tot nadenken en het maken van keuzes heeft gebracht.

Zijn generatie hield zich aan Maslows rangorde van behoeften. Deze schreef voor dat eerst aan basisbehoeften moest worden voldaan, voordat men tijd en energie kon besteden aan kunstzinnige, filosofische en geestelijke beschouwingen. Tot zichzelf komen konden alleen schatrijke mensen die hun vrijetijd doorbrachten op een tropisch eiland, of was het voorrecht van de gouden jaren dat men met pensioen was. De mensen van zijn generatie hielden zich aan deze regels en deden wat hun gezegd was, zonder er vragen over te stellen. Het was de ideologie van die tijd.

Boven het bed van mijn vader hing bij zijn sterven een oorspronkelijk olieverfschilderij van een muilezel die een kar trok. Het was geen ongelukkige muilezel, en mijn vader stierf als een gelukkig mens, denk ik, omringd door mensen die van hem hielden. Hij verdiende ook een massa geld met het voorttrekken van zijn kar, en uiteindelijk had hij de vrije tijd verdiend die volgens de theorie voor een geestelijk leven nodig was. Maar vóór zijn zestigste vroeg hij zich nooit af of het trekken van die kar nou wel alles was.

Erik Erikson placht te zeggen dat hoge ouderdom gekenmerkt wordt door een strijd tussen heelheid en wanhoop. Het is een zoektocht naar wijsheid. Dat zou een goede reden zijn om de Geestelijke Oefeningen te doen. Mijn vader zou ze graag hebben gedaan. Maar een stelling van Erikson was ook dat een doorslaggevende factor waarmee ouderen te maken krijgen de geschiedenis van hun psyche is. De oudere mens oogst het resultaat van de strijd die hij als jongvolwassene heeft gevoerd tussen intimiteit en eenzaamheid, tussen solidariteit en isolement. Jeugdige volwassenen zijn op zoek naar liefde en verbondenheid. Tijdens de jeugd krijgt de eigen persoonlijkheid vaste vorm. Als dat waar is, wanneer zou dan voor iemand het juiste moment zijn om te trachten de Heer en Koning te ontmoeten en te beslissen hoe hij Hem het beste kan volgen?

Wat we met onze retraites proberen te bereiken schijnt met name gericht te zijn op de laatste fase, om zo in God vrede te vinden na een welbesteed leven of om verknoeide dagen te betreuren. Maar zou het niet goed zijn als een beetje meer zou worden nagedacht in een vroeger stadium, op het moment dat men zijn weg gaat kiezen en verplichtingen op zich neemt?

Een leven kan worden bepaald door vier of vijf  beslissingen die men heeft genomen toen men tussen achttien en zesentwintig jaar oud was. Soms waren het weloverwogen keuzes; soms ook vreselijk ongelukkige vergissingen. Stel dat we God erbij betrekken? Wat zou het betekenen als we de Geestelijke Oefeningen op een eerder tijdstip zouden geven, zodat onderscheiding een onlosmakelijk onderdeel van dit levensbelangrijke besluitvormingsproces zou vormen, en niet alleen maar een bijkomende gedachte?

Wat Ignatius bedoelde

Voor wie waren de Geestelijke Oefeningen oorspronkelijk bedoeld? We weten dat Ignatius zelf ze op zijn zesentwintigste deed, kort nadat hij gewond was geraakt. We weten dat hij ze gaf aan arme jonge studenten, zoals Petrus Faber, maar ook aan rijke volwassen mannen, zoals Franciscus Borgia. We weten ook dat hij voor Franciscus Xaverius de ervaring van de Oefeningen uitstelde tot deze er klaar voor was. Het blijkt dus dat er voor de retraite wel een juist tijdstip in iemands leven is, en ook dat er een bepaalde geestelijke en emotionele gesteltenis voor gevraagd wordt, maar niet dat ze bestemd is voor een van tevoren vastgestelde leeftijd of maatschappelijke positie.

Ignatius was niet op dezelfde manier selectief als wij dat tegenwoordig zijn. Zijn onze mogelijkheden beperkter dan in zijn tijd? Of zijn we eenvoudigweg terechtgekomen in elitarisme? Het heeft er de schijn van dat het beginsel van het “hoger goed” vraagt dat we de Oefeningen geven aan mensen die in wereldse zaken veel invloed hebben. Dat zou dan betekenen aan oudere mensen met relaties in de hogere kringen, of mensen met geld die belangrijke zaken kunnen sponsoren. En wat moeten we aan met mensen die alleen maar hun leven hebben aan te bieden?

De eerste Aantekening geeft aan dat het doel van de Geestelijke Oefeningen is “zich van elke ongeordende gehechtheid te ontdoen, om dan te zoeken en te vinden wat Gods wil is bij de inrichting van zijn leven” (1). Persoonlijke gehechtheden, culturele waarden en ideologische vooronderstellingen worden nauwkeurig bekeken. Van sommige ziet men dat ze in strijd zijn met Jezus’ manier van doen. Andere bepalen op een subtiele manier de keuzes die men maakt of werpen obstakels op. De jonge mens bepaalt zijn identiteit door zich te laten leiden door bepaalde beweegredenen en aan andere geen aandacht te schenken. Hij of zij kan dan besluiten een bepaalde weg in te slaan. Niet gehinderd door vroegere verplichtingen kan zo iemand alles terugschenken aan God. De zwaargewichten uit onze gebruikelijke doelgroep zijn ouder en beschikken maar zelden over dat soort vrijheid.

Deze retraite rukte de blinddoek van mijn ogen en maakte dat ik de schoonheid om mij heen kon zien, waar ik blind voor was omdat ik alleen aandacht besteedde aan bijkomstigheden. Ik leerde de Heer voorop te stellen. Hij is nu meester van mijn leven. Paola, 25 jaar

We zien dat de retraitant wordt aangespoord, zo mogelijk uit eergevoel, zich aan de Heer aan te bieden “in zo een levenswijze en levensstaat” (98). Ignatius veronderstelt wel dat er gekozen wordt voor een grotere dienst in armoede en opoffering, maar feitelijk zegt hij nooit welke levensstaat dat wel zou kunnen zijn. De begeleider mag de weegschaal niet in een bepaalde richting doen overhellen, maar hij moet de retraitant wel stimuleren tot grotere inzet (14-15). De retraitant zou zich moeten indenken dat hij zijn leven voor de Heer geheel zou wegschenken op de verschillende mogelijke manieren die bij hem in zijn gebed zijn opgekomen, en tot een besluit  komen vanuit de vertroostingen en troosteloosheden waarmee ieder van de keuzemogelijkheden gepaard ging (175-178).

Met levenswijze of levensstaat wordt een ambacht of beroep bedoeld, dat iemand al dan niet gehuwd is, religieus, priester of leek. Dit centrale punt in het gehele proces is duidelijk toegesneden op de jonge volwassene die tot iets dergelijks besluit.

In de Inleiding om de levensstaten te overwegen aan het begin van de tweede Week vraagt Ignatius van de retraitant de verschillende keuzemogelijkheden af te wegen, te kijken naar de wereld en te vragen om de leiding van de Heer, terwijl men tegelijk het leven overweegt van Jezus als jonge man,toen Hij op zoek was naar de beste manier om zijn eeuwige Vader te dienen (135). Natuurlijk is dit een gebed voor een jong mens.

In de Inleiding om een keuze te doen (169) waarschuwt Ignatius dat zeer vaak het doel verward wordt met de middelen. De retraitant moet zo mogelijk een levensstaat kiezen om God te verheerlijken en te dienen, liever dan God alleen te verheerlijken en te dienen in een leven dat hij al heeft gekozen. Een ouder iemand kan vaak alleen maar de tweede keuze doen, omdat al sinds lang vaststaat welke verplichtingen zijn leven voor hem of haar met zich meebrengt. De beste tijd voor het stellen van deze vraag is voordat de keuze gedaan wordt. Afgezien van jonge religieuzen die nadenken over hun geloften, komen tegenwoordig de meeste retraitanten de Geestelijke Oefeningen doen nadat ze al hun keuze hebben gemaakt; dat is jammer.

Ignatius waarschuwt dat de retraitant alleen maar iets kan veranderen wat veranderbaar is. Onveranderlijke verplichtingen, zoals een huwelijk, ouderschap of priesterambt moeten niet heroverwogen worden (171), maar iedere levensstaat kan verbeterd en hervormd worden (189). We moeten ervan uitgaan dat Geestelijke Oefeningen die gedaan worden op latere leeftijd authentiek zijn. Gods liefde is onbeperkt. Iedere zondaar heet Hij “welkom thuis”. Ieder leven kan gered worden, hoezeer het ook de vernieling is ingegaan. En bovendien kan iedereen – zo goed als hij ook moge zijn – ernaar streven nog heiliger te leven. Maar zou het niet prachtig zijn als we de Oefeningen konden geven aan jonge mannen en vrouwen voordat de keuze van hun roeping vaststaat? Wat zou het mooi zijn als God bij hen zou binnenkomen voordat vaststaat waartoe zij zich ten diepste verbinden! Zouden ze niet beter in staat zijn zich aan te bieden voor de toegewijde dienst aan hun Heer en Koning? Zouden ze niet onbekommerder hun leven in dienst stellen van het welzijn van anderen? Jonge mensen gaan waarheen de weg hen leidt en kijken niet om, omdat zij daartoe in staat zijn.

Het jeugdig zoeken naar zingeving

 De mens in het Westen hecht zeer aan individualiteit. Hij koestert ook de scheiding tussen het religieuze en het wereldse domein en heeft er een afkeer van wanneer buitenstaanders zich met persoonlijke beslissingen bemoeien. Dat is de wijze van denken in onze tijd. Maar het zijn geen hoedanigheden die voor alle mensen opgaan. Men moet zorgvuldig bij jonge retraitanten culturele nuances weten te onderscheiden en op die manier de stam weten te ontdekken waarop een vruchtbare tak geënt kan worden. Voor een modern jong mens zal het ignatiaanse avontuur waarschijnlijk de eerste ervaring zijn van onvoorwaardelijke verbondenheid. Wanneer iemand zich bekleedt met het uniform van de Heer, is hij niet langer zomaar een individu.

Vroeger noemden mensen zichzelf geen individuen,behalve met een ongunstige bijklank, en dan bedoelden ze te zeggen: zelfzuchtig, zelfingenomen. In het Zuiden en Oosten bestaat iemand op de eerste plaats voor het belang van de gemeenschap. Waarvoor men persoonlijk kiest wordt meer bepaald door eergevoel dan door de voldoening die een persoonlijke keuze geeft. In sommige opzichten is daardoor de mens meer bereid tot het aangaan van een levenslange verbintenis. Hij zou dat toch al hebben gedaan. In de Geestelijke Oefeningenwordt voorgesteld dat dit een verbintenis zal zijn met de Eeuwige Koning.

Ignatius werd ervan beschuldigd dat hij jonge mensen zou hersenspoelen. Ze zouden de Geestelijke Oefeningen doen en, even vaak wel als niet, de verwachtingen die in hen werden gesteld naast zich neerleggen. Ze zouden voor een ander leven kiezen, omdat hun nieuwe verbintenis met de Heer in de plaats zou komen van hun gehoorzaamheid aan het traditionele gezag. Zo kwam Ignatius voor de inquisitie te staan.

 Het was heel intens en totaal anders dan ik ooit had meegemaakt. Het was eenvoudig en erg realistisch. Ik vond het prettig dat u het niet spetterend maakte, zodat het “gaaf” zou lijken. U vertelde ons net genoeg om ons onze weg te laten vinden tijdens de tijd van ons gebed, en na afloop gaf u weer leiding voor het geval er problemen waren. Tim, 24 jaar

 In onze paranoïde tijd is het gevaarlijk zich, om welke reden dan ook, in te laten met jonge mensen, met name waar het gaat om beïnvloeding bij het komen tot een persoonlijke beslissing. Wij moeten het goed duidelijk maken dat de Oefeningenniet de bedoeling hebben iemand in een bepaalde richting te dwingen. Van retraitebegeleiders wordt verwacht dat ze geen enkele zaak of keuze speciaal aanbevelen (15). De Geestelijke Oefeningen zijn geen beweging, geen broederschap, geen geheim genootschap. Ze zijn een methode die het hart wil openen voor deroepstem van de Heer. Ze zijn het bezit van de kerk omwille van het welzijn van de gelovigen.

De jongeren, uit welke cultuur ze ook afkomstig zijn, zijn zo bezield dat zij het offergebaar uit de Geestelijke Oefeningen kunnen stellen, door hun leven in armoede weg te schenken om onze Heer en Koning te dienen, al is het ten koste van veel lijden. Voor hen is het een avontuur, een eer en een uitdaging die ze willen aangaan. Door de oudere generatie, die geleerd heeft haar leven in te richten naar regels, wordt dit vaak opgevat als een vereiste. De jongelui hebben op dit gebied werkelijk een voorsprong.

Ook in dit opzicht is het zoeken van de jeugd naar zingeving van cruciale betekenis. De jongens en meisjes van onze tijd zijn vaak feitelijk verweesd. Gebroken gezinnen bieden hun minder vaste grond onder hun voeten. Door de nadruk die de generatie van hun ouders legt op carrière en persoonlijke voldoening krijgen de kinderen slechts minimale steun of leiding. De kerk heeft niet graag met jongeren te maken, erkent hen niet als volwaardige leden en heeft niet voldoende oog voor wat ze te bieden hebben. En zo staan ze daar, meer dan ooit verlangend naar zingeving. Anders dan Maslow beweert zouden de jonge mensen het best willen stellen zonder eten, drinken en geborgenheid, als daar zingeving tegenover zou staan.

Bij gebrek aan leiding (om zich aan te onderwerpen of tegen te verzetten) zijn jonge mensen in onze tijd bijzonder gevoelig voor een totalitaire verhouding zowel met godsdienstige als met burgerlijke gezagdragers. Het heeft er de schijn van dat zij zich steeds meer verloren of zonder meer angstig voelen naarmate er over de hele wereld meer polarisatie optreedt, waarbij vaak religieuze kwesties de boventoon voeren. Velen schijnen ernaar te verlangen zich aan een veeleisende tucht te onderwerpen, waarbij anderen voor hen alle keuzes bepalen.

Nooit heeft het fundamentalisme zo welig gewoekerd, zelfs onder de vroomste katholieken. Geestelijke leiders die voorschrijven wat de mensen moeten doen om gered te worden, weten volle kerken te trekken en de collecteschalen te vullen. We zien hoe mensen op godsdienstig gebied in absolutistische zin beïnvloed worden. Afschuwelijk genoeg is dit ook een sfeer die kan leiden tot het vormen van brigades bruinhemden en stormtroepen.

En toch, omdat we beeld en gelijkenis zijn van God die in vrijheid ons liefheeft, trappen veel jonge mannen en vrouwen er niet in. Ze smeken om hulp. Ze willen leren oprecht liefhebben en in vrijheid geven. Gaan we op deze kreet in? Maken wij onze schat voor hen toegankelijk?

De enge kaders doorbreken

We beweren steeds maar weer dat de Geestelijke Oefeningenniet voor Jan en alleman bestemd zijn. Terecht, iemand moet in vrijheid aan het proces beginnen (5) en erin vertrouwen (22), wil hij er iets aan hebben. Maar ook als we dit toegeven, moeten we ons nog afvragen of het in de geest van Ignatius is dat we van tevoren enkele uitverkorenen selecteren, en diegenen wegzuiveren die we er niet mee willen lastigvallen.

Onze stichter heeft de Geestelijke Oefeningen niet uitgevonden. Ze maken deel uit van de mondelinge overlevering van de kerk, die in de kloosters voortleefde en misschien teruggaat tot de tweede eeuw. Ignatius maakte aantekeningen toen hij ze ontwierp, met de gedachte dat anderen zoals hijzelf er evenzeer van zouden kunnen profiteren. Hij doorbrak het nauwe kader waarin het erfgoed besloten was dat wij als gedoopte zonen en dochters bezitten, de rechtstreekse ervaring namelijk van God. Hij maakte het beschouwend gebed toegankelijk voor gewone mensen. Hij ging uit van de grondstelling: als ik ertoe in staat was, kunt u het ook. Daarmee daagt hij ons uit.

In de loop der jaren zijn de Geestelijke Oefeningen teruggedreven binnen “de kloostermuren”. De negentiende eeuw beschouwde ze als een stille vuurproef voor jezuïetennovicen en voor niemand anders, en totaal niet als een geestelijke tocht. De opvattingen van onze tijd hebben er iets speciaals van gemaakt dat door deskundigen aan een geselecteerde groep mensen wordt gegeven. Op sommige plaatsen worden maar weinigen uitgenodigd. Vanwege de onkosten komt elders maar een klein aantal mensen ervoor in aanmerking. Wie zou durven zeggen dat alleen maar enkelen de gelegenheid zouden moeten krijgen? Wie zijn wij dat we zouden gaan selecteren? Mensen stellen je voor verrassingen. Je weet nooit wie er werkelijk diep op zal ingaan.

Ignatius waarschuwt dat men mensen met een beperkt bevattingsvermogen niet moet spreken over het doen van de keuzes die in de tweede Week vallen (18). Daarmee worden jonge mensen, armen en ongeletterden absoluut niet uitgesloten. Geestelijke onbehouwenheid treft men in feite het meest aan onder mensen die een opleiding hebben gehad en zich geriefelijk hebben genesteld in hun eigen manier van doen.

De retraitant moet subiecto hebben. We weten niet met zekerheid wat daarmee wordt bedoeld. Naar de context te oordelen (14, 15, 18, 83, 84, 89) denken we dat het zoiets zou betekenen als niet neerslachtig zijn, onevenwichtig of behept met waanideeën; en ook niet anderszins op verstandelijk of gevoelsmatig gebied tekortschietend. Voor de Geestelijke Oefeningen is het nodig dat men baas is over zichzelf, van goede wil en oprecht. Ze zijn niet voor kinderen, maar jonge mensen komen er zeker voor in aanmerking. Er zijn mensen die denken dat het veiliger is ze uit te stellen. Dat is ook zo, want wanneer je een verbintenis aangaat loop je altijd een risico. Maar voor volgelingen van Jezus is veiligheid niet het eerste waaraan ze denken.

Ik zou willen zeggen dat de Geestelijke Oefeningen allereerst een roepingservaring zijn, in de ruimste zin van het woord, een gebeuren dat dient om iemands roeping te ontdekken, welke die ook mag zijn. Zij die al hun weg hebben gekozen kunnen deze natuurlijk nog vruchtbaarder maken, maar ik ben van mening dat we de verkeerde prioriteiten stellen als we de Geestelijke Oefeningen op de eerste plaats geven aan mensen die hun weg al hebben gevonden, en enkel bij uitzondering aan hen voor wie dit niet opgaat.

Wanneer we de Geestelijke Oefeningen aanbieden moeten we trouw zijn aan de bron, de enge kaders doorbreken, naar de mensen toe gaan en niet wachten tot ze naar ons toe komen. In die ruimte zullen we de jeugdige avonturiers vinden.

Enige praktische overwegingen

Ignatius pleitte voor plooibaarheid. Hij wilde dat men zich zo nodig zou aanpassen aan omstandigheden van tijd, plaats en persoon om zijn doelstellingen te verwezenlijken. We hebben er vaak moeite mee onze retraiteprogramma’s aan te passen aan een jeugdiger publiek, omdat we ongeregeld gehecht zijn geraakt aan onze plaatselijke opvatting over “de juiste wijze” om de Geestelijke Oefeningen te doen of te geven. Als die juiste wijze betekent de manier waarop oudere mensen of religieuze communauteiten ze gewoonlijk doen, zullen ze niet aantrekkelijk noch inspirerend zijn voor jonge mensen. Jongeren hebben geen behoefte aan geriefelijkheid, zoals ouderen die hebben. Ze komen niet om uit te rusten of van huis weg te zijn. Andere dingen zijn belangrijk. De taal, de stijl en het soort beelden of voorbeelden die een retraiteleider gebruikt om de overwegingen te illustreren, zijn van belang. Zelfs aan de tijdsindeling, het eten, muziek moet aandacht worden besteed. Hoe kunnen we een eenvoudig klimaat scheppen dat bijdraagt tot het zoeken van God van deze retraitant?

In behoudende kringen is er een soort kant en klare retraite voorhanden voor jonge mensen. Dit type retraite roept vage herinneringen op aan de Geestelijke Oefeningen zoals die in de negentiende eeuw werden gegeven. De retraitanten luisteren naar breed uitgewerkte overzichten van de catechismus en worden dringend uitgenodigd zich vanwege hun zonden schuldig te voelen. Men is tamelijk sturend en houdt jonge mensen duidelijk voor wat zij met hun leven dienen te doen. Daarnaast is er een ander type, dat veel voorkomt op de collegecampus, met groepsdynamica, psychologie en handen vasthouden, maar er worden geen besluiten genomen, er is geen sprake van iets avontuurlijks of van een uitdaging. Geen van beide typen kan ignatiaans worden genoemd. We dienen zonder meer de opzet van de Geestelijke Oefeningen te volgen.

Ik zou absoluut niet een slap aftreksel van deGeestelijke Oefeningen willen bepleiten voor jonge mensen. Wanneer zij er echt klaar voor zijn, kunnen zij het hele straf geordende proces doorlopen. Wie denkt dat ze het zouden opgeven na er even van geproefd te hebben, onderschat hoe bewogen, vaardig en bekwaam jonge mensen zijn.

De opvatting dat jonge mensen een audiovisuele aanleg hebben, en ze dus naar iets op de televisie moeten kijken in plaats van te bidden, getuigt van een grote neerbuigendheid. Gaat men de stille overwegingen in de Geestelijke Oefeningen vervangen door wat lichters of iets leuks, dan zal dat soort van kleine veranderingen vaak voortijdig de mogelijkheid tenietdoen om de Geestelijke Oefeningen nog ooit ernstig te nemen.

Er bestaat een “ignatiaanse ervaring” die op een of andere manier lijkt te berusten op de Geestelijke Oefeningenen allerlei bijproducten heeft opgeleverd, allemaal even kort, ontroerend en “geheim”, maar die in feite allemaal hetzelfde zijn. Ze zijn een bekeringservaring met een heleboel speciale effecten en krachtige getuigenissen van leeftijdgenoten. Er is weinig ruimte voor stil gebed, weinig of helemaal geen nazorg en er wordt niet gesproken over zending, roeping of dienstbaarheid. Voor de meesten is dit te weinig. Omdat ze denken dat dit alles is, haken ze af. Anderen, in het bijzonder de tieners, zoeken krachtige emotionele ervaringen van een andere soort, en vinden die dan op de verkeerde plaatsen.

Ik zou willen aanraden de Geestelijke Oefeningen op een directe, maar aansprekende manier te geven. Vaak geven wij te weinig en komt het te laat. Jonge mensen leren gauw. Ze maken zich nieuwe technieken in een handomdraai eigen. Het maken van aantekeningen kan nuttig zijn als trainingsmiddel, maar het opschrijven van wat gezegd wordt mag niet verward worden met de ervaring van het luisteren naar de Heer. Om praktische redenen is het gewoonlijk niet mogelijk een dertigdaagse retraite in stilzwijgen te geven. Maar we mogen hopen dat we aan jongelui voldoende meegeven om verder hun weg te kunnen vervolgen met al het materiaal dat ze nodig hebben voor een behoorlijk onderscheidingsproces.

 Zo nu en dan had ik werkelijk het gevoel dat ik aan het oefenen was. Ik moest ervoor werken en volhouden. Ik leerde werkelijk hoe ik naar God kon luisteren bij het bidden en in de stilte. Ik vond de aanvullende lectuur en stripverhalen fijn, en ook de muziek. Het hielp mij de dingen een plaats te geven. Er werden bijna geen aanwijzingen gegeven, alleen maar een structuur. Ik had het gevoel dat ik op mijn eigen manier kon bidden en kon toelaten dat God mij daarbij zou leiden volgens zijn welbehagen. Emma, 21 jaar

 Dit alles betekent dat men de voornaamste overwegingen doet van de eerste en tweede Week. Onderscheiding en keuzes voor het leven, in samenhang met de beschouwing van Jezus’ leven, moeten onderdeel zijn van het proces. Als we een achtdaagse retraite kunnen geven, gaat dit vrij gemakkelijk, al is het haastwerk. Maar is die mogelijkheid er niet, wat kunnen we dan doen?

Sommigen die retraite geven zeggen nadrukkelijk dat men altijd bij het begin moet beginnen. Willen we werkelijk onze tijd verknoeien, ja dan zouden we inderdaad iedere keer helemaal opnieuw moeten beginnen. Een praktischer aanpak is een reeks lange weekends voor te stellen, waarbij het tweede verdergaat waar het eerste gebleven was, enzovoorts. Dat kan een programma worden dat aan tijd en plaats is aangepast. In retraites met persoonlijke begeleiding kan de begeleider trachten vast te stellen waar de retraitant de vorige keer is gebleven, en vermijden hem of haar te vervelen met eindeloze herhalingen.

Retraites aan groepen hebben het voordeel dat ze vaart brengen. Vaak kan een begeleider beter uitleg geven aan een groep dan aan een afzonderlijk iemand. Een ander voordeel: een groter bereik. We bereiken meer mensen tegen minder onkosten. Er moet wel gezorgd worden voor de nodige persoonlijke aandacht. We moeten er ook naar streven de inleidingen kort te houden, zodat de retraitanten meer naar de Heer dan naar de begeleider luisteren (2). Het gaat hierbij niet om een gepreekte retraite, ook al worden er instructies gegeven aan een groep.

Het voordeel van een persoonlijk begeleide retraite is een grotere plooibaarheid. Men kan het tempo al naar behoefte opvoeren of afremmen, zoals Ignatius voorschreef (4). Het nadeel is dat bij gebrek aan begeleiders die bekwaam en beschikbaar zijn dit selectiviteit in de hand werkt. We gaan tenslotte een groepje mensen uitnodigen die we bijzonder waarderen of waarvan wij denken dat ze misschien religieuzen willen worden.

Retraites met persoonlijke begeleiding kunnen, in dit stadium, ook leiden tot afhankelijkheid van de begeleider. Jonge mensen zijn daartoe geneigd, en dat is volstrekt niet de bedoeling. In een groep moeten zij het uitvechten met God, en dat is goed. Een goede balans is te beginnen met een open groepsretraite, en daarna meer persoonlijke begeleiding te geven als de onderscheiding aan bod komt.

De Geestelijke Oefeningen in het dagelijkse leven (19), soms Oefeningen volgens de negentiende Aantekening genoemd, passen minder in het leefschema van jonge mensen. Ze beginnen eraan, en laten het dan vallen. In tegenstelling tot ouderen hebben zij echter vaak lange lege tijden op hun kalender, zodat ze naar retraites in stilzwijgen kunnen gaan. Op retraite gaan is ook typisch voor jeugdige dynamiek.

Een andere praktische overweging voor jonge mensen zijn de kosten. Ze hebben minder geld dan volwassenen. Moet er veel betaald worden dan, gaan ze niet. Er zijn goedkopere mogelijkheden in de aanbieding. We moeten zorgen voor fondsen, de kosten laag zien te houden, ook al betekent dit een minder geriefelijke accomodatie; daarover maken geestelijke leiders en organisatoren zich vaak meer zorgen dan de jonge retraitanten zelf. Een moeilijke situatie kan zelfs een voordeel zijn, iets toevoegen aan het volgen van Christus in armoede en nederigheid.

 De hand van de pottenbakker

Wie kan deze retraites geven? Jonge geestelijke begeleiders kunnen dat. Een belangrijke factor is dat de begeleider geloofwaardig is, en jeugdige leeftijd versterkt dat. Er zijn ook oudere mannen en vrouwen die goed het gedrag van jonge mensen kunnen aanvoelen en die genoeg uithoudingsvermogen en verdraagzaamheid weten op te brengen. Jonge mensen zijn slordig en kunnen iemand werkelijk doodmoe maken.

Zo moeilijk is het evenwel niet. Sommigen denken dat een retraitegever een hoog gekwalificeerde deskundige zou moeten zijn. Is hij zo iemand, dan zal hij er waarschijnlijk voor kiezen om een paar zorgvuldig gekozen retraitanten te begeleiden, en zich waarschijnlijk niet wagen aan jongelui.

De retraiteleider moet natuurlijk de dertigdaagse gedaan hebben. Vele jonge religieuzen hebben die gedaan. Was het voor hen een goede ervaring en zijn ze genegen die door te geven, dan moeten ze gestimuleerd worden om dat te doen. Ze hoeven niet bang te zijn. Het is van belang een plan op te stellen, maar de Heilige Geest zal het meeste werk verrichten. Verder is het een kwestie van praktijk en aanpassingsvermogen. Het is belangrijk na te gaan wat wel en wat niet goed ging, om met het goede door te gaan en het andere te verbeteren. Een programma op grote schaal of een boekje zonder een ervaren gids werkt niet. Je moet het terrein kennen waar je anderen doorheen wilt leiden. Het gaat om deskundigheid, maar het moet ook geloofwaardig zijn. Jonge mensen hebben een neus voor oprechtheid.

Oudere retraitanten tekenen wellicht in op een retraite vanwege hetgeen ze gelezen hebben in een folder. Bij jonge mensen is alles afhankelijk van de relatie die er is. Kennen ze je, vertrouwen ze je en geloven ze je, dan zullen zij zich door je willen laten leiden bij dat diep ingrijpende waagstuk van de kennismaking met God, het vertrouwen in Hem en het toelaten dat Hij een rol speelt in hun leven.

Voorbereiding en nazorg zijn belangrijk. Dit is een argument om de Geestelijke Oefeningen te maken tot onderdeel van andere voortgezette programma’s, liever dan ze te presenteren als losstaande ondernemingen. We hebben parochies, scholen, campuszielzorg. Er bestaan organisaties van sociale dienst en sportclubs. Als we de Geestelijke Oefeningen willen aanbieden moeten we beginnen met deel te gaan uitmaken van deze structuren. Om jonge mensen te begeleiden bij hun zoektocht naar God is het minder effectief de hulp in te roepen van een deskundige dan die van mensen die van dag tot dag met hen optrekken.

Bij het doen van levenskeuzes hebben we het meest aan overtuigende voorbeelden, aan mensen die kunnen zeggen: “Ik heb God in mijn leven toegelaten: hierheen heeft Hij mij gebracht. Waarheen zou Hij jou kunnen brengen?” Waar het om gaat is de jonge mens te brengen tot een duurzame verstandhouding met God. Dat begint met een oprechte en toch onthechte relatie tussen een mentor en een leerling. We moeten zorgvuldig omgaan met die relatie, maar mogen er niet bang voor zijn. Ze is de noodzakelijke bemiddeling voor Gods liefhebbend handelen.

We eindigen met een beschouwing over de wijze waarop onze Schepper de jonge Adam in onze tijd vorm geeft. Zijn liefdevolle hand geeft vorm aan zijn schepsel, laat hem of haar toenemen in statuur, wijsheid en geest, zodat hij of zij de Heer beter kan liefhebben en de mensen beter kan dienen. De pottenbakker geeft het nooit op. Hij zal het telkens opnieuw proberen, zelfs als al zijn pogen mislukt. De Geestelijke Oefeningen bieden aan de jonge mensen de gelegenheid de hand van de pottenbakker te herkennen en toe te laten dat deze liefdevolle aanraking hen vorm geeft, zodat ze tot liefhebbend beeld en gelijkenis van de Vader kunnen worden en Hem heel hun leven lang kunnen dienen.

uit: Review of Ignatian Spirituality 117 (2008)

vertaling: +Felix van Voorst  tot Voorst S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel