De begeleiding van de Derde Week

De begeleiding van de Derde Week

door Wauthier de Mahieu S.J.  In de opbouw van de Geestelijke Oefeningen kent Ignatius een belangrijke plaats toe aan het lijden en de dood van Jezus. Heel de “Derde Week” wordt eraan gewijd. Deze bijdrage wil een hulp zijn, vooral voor begeleiders, om deze etappe van de Oefeningen goed te verstaan.

door Wauthier de Mahieu S.J.

 In de opbouw van de Geestelijke Oefeningen kent Ignatius een belangrijke plaats toe aan het lijden en de dood van Jezus. Heel de “Derde Week” wordt eraan gewijd. Deze bijdrage wil een hulp zijn, vooral voor begeleiders, om deze etappe van de Oefeningen goed te verstaan.

 In de Geestelijke Oefeningen van Ignatius heeft elke “week” haar specifieke betekenis door de plaats die zij inneemt in het geheel van de Geestelijke Oefeningen en, juister nog, in de dynamische lijn die dit geheel structureert, veeleer dan door haar eigen inhoud en innerlijke beweging. De meeste begeleiders zullen het daar wel mee eens zijn. En toch doet zich hieromtrent, zeker in de Derde Week, een moeilijkheid voor die begeleiders niet mogen veronachtzamen, wanneer zij mensen in deze week inleiden.

Een dubbel perspectief

Deze moeilijkheid vindt haar oorsprong in het feit dat er door de lijn van de Geestelijke Oefeningen heen een andere dynamische lijn loopt, zeker vanaf de Tweede Week, namelijk die van het levenstraject van de Heer Jezus. En aangezien deze tweede lijn vrij duidelijk is, en misschien ook iets gemakkelijker te volgen dan de eerste, stapt men soms, als vanzelfsprekend en zonder het te beseffen, van de eerste naar de tweede over. Deze omschakeling kan dan ook gewoon verdergaan in de Vierde Week.

Concreet en in zijn extreme vorm zou dit hierop neerkomen dat men de retraitant contemplerend laat bidden rond achtereenvolgens de verschillende episodes uit Jezus’ openbaar leven (de Tweede Week), uit het lijdensverhaal (de Derde Week), en tenslotte uit de periode die volgt op de verrijzenis (de Vierde Week), zonder dat men dit alles duidelijk genoeg situeert binnen de eigen dynamiek van de Geestelijke Oefeningen of deze dynamiek nog duidelijk ter sprake brengt. Een eerste reden om aldus tewerk te gaan kan de overtuiging zijn dat dit alles wel “uit zichzelf” zal werken. Het gaat immers om het Woord van God dat, zoals Jesaja laat horen, niet naar God terugkeert zonder de vruchten te hebben voortgebracht die God zelf wil (Js 55,11).

Er is nog een tweede en veel duidelijker reden. In de Tweede Week wordt men voor deze mogelijke afwijking nog enigszins behoed doordat Ignatius, aan het begin en midden in het levensverhaal van Jezus, een aantal scharniermeditaties inlast die deze eigen dynamiek, meer bepaald de groei naar de keuze, voor ogen houden: de Oproep van de koning, de Twee standaarden, de Drie soorten mensen, de Drie wijzen van nederigheid. In de Derde Week echter laat Ignatius dergelijke thematische meditaties, die hadden kunnen helpen om ook deze week binnen de dynamiek van de Geestelijke Oefeningen te situeren, achterwege en beperkt zich tot het verhaal van Jezus’ laatste dagen. Wellicht heeft hij daar zijn redenen voor. Dat bekijken we verderop.

Een andere mogelijke verwarring

 Brengt men geen aandacht op voor deze eerste mogelijke “ontsporing”, dan dreigt men vast te lopen in een tweede: het gedeeltelijk door elkaar halen van de Eerste en de Derde Week.

In de Eerste Week wordt de retraitant geconfronteerd met de aanwezigheid van kwaad in de wereld: het kosmische kwaad (de zonde van de engelen), het universele kwaad (de zonde van onze eerste voorouders) en het persoonlijke kwaad zoals het aanwezig is in het eigen hart en in het eigen leven. De retraitant ziet de gevolgen hiervan onder ogen: het naar haar ondergang toe gaan van de mensheid, gesymboliseerd in de dood van de Mensenzoon, slachtoffer van het kwaad. Aldus komt hij of zij tot de vraag: hoe geraak ik, hoe geraken wij daaruit?

Het antwoord is vrij duidelijk: zeker niet uit eigen kracht, doch enkel door de barmhartigheid van God. Moeilijker is het te verwoorden waarin die barmhartigheid precies bestaat en hoe zij zich aan ons kenbaar heeft gemaakt. Het gaat niet om een groot vergevingsgebaar van God, waardoor Hij ons al ons kwaad zomaar kwijtscheldt. Het is “in Christus”, zijn Zoon, dat God ons met zich verzoend heeft (2 Kor 5,18-19). Dit echter niet door Hem in onze plaats te laten boeten voor dat kwaad, zoals de vroegere zoenoffertheologie het voorstelde. Neen, heel het leven van Jezus heeft, samen met zijn dood, met die barmhartigheid te maken. Daarin speelt echter zoveel mee dat het moeilijk is om het eigene van die barmhartigheid in een formule uit te zeggen. Er is het aanvaarden van zijn zending, zijn radicale keuze voor liefde en rechtvaardigheid, en zijn trouw aan die keuze tot het uiterste. Die trouw maakte Hem tot slachtoffer van het kwaad dat werkzaam is in de wereld en in het hart van mensen en plaatste Hem geheel aan de kant van de verstoten en afgeschreven mensen. Er is het feit dat voor zijn dood geen vergelding werd geëist. Zien hoe ver het kwaad ons kan brengen (“Zij zullen hun ogen richten op Hem die zij hebben doorboord”) en tegelijk weten dat de liefde die God ons toedraagt zo ver gaat dat Hij bereid is ons dat te vergeven, noopt ons tot een dankbaarheid die zo innig zou moeten zijn dat zij ons doet ophouden het kwade te doen, of juister, verder slachtoffers te maken van wat verkeerd is in ons.

In de Eerste Week ontmoeten wij dus Gods vrijstellende barmhartigheid, die ons als een genade in Jezus’ leven, en intenser nog in zijn dood, wordt aangereikt en ons weer op de goede weg zet. Met andere woorden kwaad, lijden, dood en bevrijding uit het kwaad komen daar heel sterk naar voor. In de Derde Week maken het lijden en de dood van Jezus opnieuw de hoofdthematiek uit, en in het overwegen ervan, in het zoeken om die te plaatsen binnen het geheel van het heilswerk van God, botst men onvermijdelijk opnieuw op het kwaad, de oorzaak van dat lijden, waaruit God ons heeft willen bevrijden. Aldus kan een zekere verwarring ontstaan tussen de thematiek van de Eerste en die van de Derde Week, of minstens een overlapping van beide. De retraitant kan dan het minder aangename gevoel hebben – en je krijgt dat ook wel eens te horen – dat het in de Geestelijke Oefeningen altijd maar over hetzelfde gaat: het kwaad, de zonde, het lijden, met andere woorden over de negatieve aspecten van het leven. Om niet het slachtoffer te worden van deze tweede verwarring, is het van belang de eigen thematiek van de Derde Week binnen de dynamiek van de Oefeningen duidelijk voor ogen te hebben.

Het logische perspectief

 Ignatius heeft de Geestelijke Oefeningen zo opgebouwd dat de Derde Week onmiddellijk volgt op de keuze. Ze krijgt dus van daaruit haar fundamentele betekenis. Om deze betekenis te vatten gaan we wellicht het best uit van de volgende logische redenering. Vermits het doel van de Geestelijke Oefeningen is “te zoeken en te vinden wat Gods wil is bij de inrichting van mijn leven” (cf. GO 1), mag men verwachten dat, wanneer die wil mij duidelijk is geworden en ik aanvaard en “gekozen” heb om die ook waar te maken, de Geestelijke Oefeningen dan ook beëindigd mogen worden. In de praktijk komt het trouwens vaak voor dat een retraitant die tot dat punt gekomen is, er gewoon mee stopt, of aan zijn begeleider vraagt dat te mogen doen. Niettemin laat Ignatius de keuze als het ware uitmonden – we gebruiken dat woord hier om zijn beeldende kracht – in de Derde Week. Waarom dan?

De keuze, zoals die voortvloeit uit het contempleren van het leven van Jezus, kan moeilijk iets anders zijn dan het besluit om, in mijn eigen situatie en met de mogelijkheden die ik heb of die mij gegeven zijn, zelf iets van de weg van Jezus waar te maken. Meestal zal dat niet de gemakkelijkste weg zijn. Het is een weg die, hoe hij ook loopt, iets van mij zal vragen: een stukje zelfgave. Ik zal bereid moeten zijn om in mindere of meerdere mate te sterven aan mijn spontane en natuurlijke neigingen en om mij aan Gods wil en aan zijn welwillendheid toe te vertrouwen. Geen evidente weg dus: “Hoe nauw is de poort en hoe smal de weg die naar het leven leidt; er zijn maar weinig mensen die hem vinden” (Mt 7,14). Het is de weg van de offerande, een weg die uitloopt op de woorden: “Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed, dit is mijn leven voor jullie gegeven, aan jullie weggeschonken voor de opbouw van het Rijk.” Woorden die zowel tot God als tot onze medemensen gericht worden. Om alle illusies uit de weg te ruimen en eerlijk te blijven tegenover onszelf, moeten we de consequenties van onze keuze duidelijk onder ogen zien. Daarom juist die Derde Week. Opkijkend naar Jezus bevragen we onszelf niet zozeer meer over de juistheid dan wel over de stevigheid van onze keuze.

Je hebt inderdaad de beslissing genomen dit of dat te veranderen in je leven: “Voortaan wil ik op die manier in het leven staan.” Het is goed dat dan iemand – Ignatius, en achter hem God – me dan vraagt: “Meen je dat echt? Sta je ten volle achter je beslissing? Ga je die blijvend kunnen waarmaken? Ook als het moeilijk wordt? Ook als het je wat gaat kosten, omdat het toch heel wat van je vraagt? Als je tegenwerking ondervindt? Als het allemaal op een mislukking lijkt uit te lopen? Ga je dat dan nog aankunnen?”

Die vragen neem je voor ogen, terwijl je opkijkt naar Jezus, die naar zijn einde toe gaat, een einde waarin heel zijn leven wordt samengevat en alles met de grootste intensiteit wordt beleefd: zijn trouw aan zijn levenskeuze, en dieper nog aan zichzelf; de manier waarop alles en allen zich tegen Hem keren en Hij met de felste tegenwerking af te rekenen heeft, maar toch niet opgeeft; hoe het voor Hem allemaal schijnbaar op een absolute mislukking uitloopt, en Hij toch doorgaat tot het bittere einde.

Je kijkt naar Jezus op, je laat je door Hem aanspreken, en je vindt dan kracht en steun in zijn voorbeeld. Maar Hij kan daarbij nog voor een groot deel buiten jouzelf blijven. Hij roept je op, als het ware van buiten af, om dezelfde weg te gaan. Je hebt Hem voor ogen, maar je blijft eerder op het niveau van de bewondering – een bewondering die je zal inspireren, stimuleren, en je dan de kracht zal geven om het ook zelf te wagen. Maar die kracht haal je, of meen je toch vooral uit jezelf te kunnen halen. “Hij kon het aan, ik zal het ook wel aankunnen.” Een beetje zoals Ignatius op zijn ziekbed heiligenlevens las. Dit is het niveau dat haalbaar is voor mensen die er nog niet toe gekomen zijn een persoonlijke liefdesrelatie met Jezus op te bouwen. Het is het niveau van de eerder meditatieve benadering, waarbij je het mysterie van Jezus’ lijden en dood naar jezelf toe haalt en bekijkt hoe het je kan helpen om je eigen levensweg te gaan, een weg van trouw aan jouw keuze, hoezeer deze ook door Jezus’ boodschap geïnspireerd is.

De weg van het hart

In de Tweede Week is er echter doorgaans niet alleen bewondering gegroeid voor de Heer Jezus – een bewondering die je aanzette om te kiezen voor zijn weg – er is ook liefde gegroeid. En liefde gaat op een andere manier tewerk. Liefde verenigt. Vanuit die liefde stap je met je keuze bewust in Jezus’ verdere levensverhaal. Je wilt samen met Hem beleven wat Hij op het einde van zijn leven te beleven had. Je zoekt je werkelijk in te leven in wat Hij beleefd heeft en gaat dieper beseffen dat het in wat Hij beleefde niet alleen ging om trouw aan zijn keuze en trouw aan zichzelf, maar ook om trouw aan God, trouw aan mensen, trouw aan jou – en om liefde, ook voor jou.

Je gaat beseffen dat de liefde die je in je hart voelt opkomen, enkel wederliefde is, wederliefde waartoe je je opgeroepen voelt en die zich uitdrukt niet zozeer in de bereidheid, maar veeleer in het verlangen om “hetzelfde te dragen”, het verlangen naar dat innige “deel hebben” waartoe Petrus bij de voetwassing uitgenodigd werd (Joh 13). Niet alleen samen aan iets deel hebben, maar deel hebben aan elkaar, dat totale deel hebben. Het is een verlangen dat geliefden zo goed kennen en waarvoor ook Petrus zwichtte en bereid was niet alleen zijn voeten, maar heel zijn lichaam te laten wassen. Hij was zo gaan houden van zijn Heer, dat hij zich een leven zonder dat “deel hebben aan elkaar” niet meer kon voorstellen.

Soms drijft dat verlangen ons nog verder. Bedenk hoe een moeder liever zelf de ziekte of de pijn van haar kind zou willen dragen dan haar kind te zien lijden. Daar je weet dat ook Jezus met die gesteldheid zijn lijden heeft aanvaard en gedragen, ga je je keuze en je trouw aan die keuze beleven als een antwoord op die liefde, als jouw concrete manier om “hetzelfde te dragen”, om deel te hebben. Zo sluit de retraitant – deze benaming klinkt hier reeds te neutraal en te koud – zich met zijn zelfgave, met de gave van zijn lichaam, van zijn bloed, van zijn leven, dus aan bij, of juister nog, laat hij zich opnemen in, en neemt hij deel aan de zelfgave van Jezus. Het besef dat hij die zelfgave uit zichzelf moeilijk zal kunnen opbrengen brengt hem tot Jezus, om van Hem de wijze te ontvangen waarop hij Hem op zijn weg zal volgen. Het samen de weg gaan en de eenheid die daaruit voortvloeit zijn zo sterk dat nu zijn lichaam het lichaam van Jezus wordt. Het lichaam wordt het tastbaar symbool van de zelfgave: de eucharistische weg. Hieruit volgt een vrij belangrijk verschil in tonaliteit tussen de Tweede en de Derde Week. In de Derde Week, na de keuze, vereenzelvigt de retraitant zich met Jezus. Hij contempleert Hem derhalve ook van binnen, in zichzelf. Niet dat hij in zelfaanbidding vervalt, maar de relatie wordt geheel naar binnen gehaald en wordt daardoor veel “inniger”, veel intiemer.

Daarin speelt nog iets anders mee. Met iemand met wie je optrekt, kun je nauwe vriendschapsbanden hebben. Tegenover iemand die lijdt, kom je in een heel andere verhouding te staan. Ofwel neem je afstand, uit zelfbescherming, en dat gebeurt heel dikwijls en heel gemakkelijk. Daar zijn trouwens allerlei manieren voor, onbewuste strategieën; een mooie ritualisering van Jezus’ lijdensweg is er een van. Ofwel lijd je op een of andere manier met die persoon mee. Precies daarom geeft Mendiboure in zijn boek Lire la Bible avec Ignace de Loyola de overgang van de Tweede naar de Derde Week de titel “Du compagnonnage à la compassion” (“van het samen optrekken naar het samen lijden”).

Dit is de weg van het hart. De vraag die het uitgangspunt vormt blijft dezelfde, en misschien loopt het antwoord ook ergens op hetzelfde uit. Het gaat namelijk om je bereidheid trouw te blijven aan een levensweg die je, in je keuze, afgestemd hebt op de levensweg van Jezus, maar je doet dat nu vanuit een veel diepere, een aangrijpender motivatie, een affectieve eerder dan een ethisch-reflexieve. Daarom is in de grond het antwoord eveneens verschillend.

Het is niet zozeer Jezus’ levensverhaal en je keuze en je trouw aan die keuze die op elkaar gaan inwerken. Het is jouw levensverhaal dat in het zijne volledig verstrengeld raakt. Vanuit die affectieve verbondenheid met Hem ga je je keuze voor Hem – wellicht eerder dan voor een of ander aspect van zijn levensweg – waarmaken, en dit niet zozeer als iets concreets dat je nu gaat doen voor God of voor de mensen, maar als iets veel ruimers, dat je a.h.w. vanuit die liefde geschonken wordt, je bereidheid namelijk om deel te nemen aan de zelfgave van Jezus. Geen offers, in de zin van wat ik nu zal doen, wat ik me zal opleggen, of wat ik bereid ben af te staan, iets bepaalds, goed omschreven. “Iets”, wat het ook moge zijn. Neen. “Zie, ik kom”: de zelfgave, open en onbeperkt (cf. Ps 40,7-8).

In deze “weg van het hart” speelt de nederige erkenning mee dat je, zoals je zonder het opkijken naar Jezus niet tot de keuze was gekomen die je gedaan hebt, zonder zijn bij-stand, zijn draagkracht die nu werkzaam is in jou, er ook moeilijk toe zult komen je keuze waar te maken. In die zelfgave, waarin Hij inderdaad tot het uiterste is gegaan, zal Hij jou geven zo nodig ook met Hem tot het uiterste te gaan. Het gaat daarom juist om een diepe en intieme verbondenheid onder het kruis. Dit is mooi uitgebeeld in de kruisweg van Sieger Köder: Jezus en Simon van Cyrene, die Hem zijn kruis helpt dragen, zien eruit als een tweeling, die samen en op dezelfde manier én het kruis én elkaar vasthouden. En beiden kijken je aan met in hun ogen de vraag: “En jij, waar blijf jij?” De weg van het hart zul je maar kunnen gaan, wanneer je begrepen hebt waarin de barmhartigheid bestaat en je erdoor geraakt werd.

Slotbemerkingen

Er moet nog iets toegevoegd worden aan wat in het begin werd gezegd. Het logische denken maakt het mogelijk zaken scherp uit elkaar te halen. De logica van de Geestelijke Oefeningen maakt het mogelijk de thematiek van de Eerste en van de Derde Week duidelijk uit elkaar te houden. Een beetje eenvoudig uitgedrukt: lijden ten gevolge van kwaad en zonde, en lijden ten gevolge van je onwrikbare trouw aan je levenskeuze zijn heel verschillend. Dit onderscheid kan duidelijk behouden blijven wanneer wij de Derde Week beschouwen op het niveau van de interne logica van de Geestelijke Oefeningen. Op het affectieve vlak lopen de zaken echter veel meer door elkaar. Zo komt het dat, wanneer ik in de Derde Week het lijden van Jezus contempleer en dat doe vanuit de liefde die ik Hem toedraag, mij onvermijdelijk ook het menselijke kwaad en mijn kwaad, die ontegensprekelijk met dat lijden te maken hebben, onder ogen komen. Ook mijn zwakheden en mijn onmacht komen mij voor de geest. Zij doen mij beseffen dat ik alles wat ik me voorgenomen heb, in de toekomst wellicht ook niet zo netjes zal kunnen waarmaken; en zij doen mij hopen dat mijn komende misstappen, mijn eventueel hervallen, mij ook vergeven zullen worden. Zo lopen de Eerste en de Derde Week toch wat door elkaar, of wellicht juister, aanvaarden we dat, naast of in plaats van hun rechtlijnige logica, de Geestelijke Oefeningen ook een soort spiraalvormige dialectiek vertonen.

Ignatius zelf is verantwoordelijk voor dit door elkaar lopen, of voor het naar elkaar toe halen van Eerste en Derde Week. Nodigt hij in het begin van de Derde Week niet uit om als genade te vragen: “smart, medeleven en verbijstering omdat de Heer wegens mijn zonden het lijden ingaat” (193)?

Hoewel de vraag die het vertrekpunt vormt van de Derde Week die ene vraag is van de trouw aan je levenskeuze, mag men – zoals we gezien hebben – stellen dat er inderdaad twee wegen zijn, of wellicht eerder twee houdingen of innerlijke bewogenheden, van waaruit men de Derde Week kan doen. Niettemin heeft Ignatius aangevoeld en bij zichzelf ervaren dat ware liefde voor een persoon een grotere garantie biedt voor trouw dan gewoon je vastberadenheid om trouw te blijven aan je levenskeuze. Uiteindelijk gaat het in dat laatste immers vooral om trouw aan jezelf. Ignatius geeft er dan ook de voorkeur aan de retraitant te leiden langs de weg van de liefde.

Welke de weg ook is die de retraitant het beste ligt, het relatieve gemak en de eenvoud waarmee hij in de Derde Week kan intreden laten duidelijk blijken in welke mate hij in heel de dynamiek van de Geestelijke Oefeningen is kunnen intreden. Deze zijn dan ook voor de begeleider een objectieve bevestiging van de juistheid van de keuze. Zit die goed, dan heeft de retraitant inderdaad die Derde Week nodig.

Een laatste en meer specifieke opmerking betreft de innerlijke houding die van de retraitant verwacht wordt, maar eerst reiken we enkele evangelieteksten aan die kunnen helpen om biddend om te gaan met wat voorafging.

Enkele Bijbelteksten

De persoon die je begeleidt en diens innerlijke verhouding tot Jezus zullen ongetwijfeld bepalend zijn voor de teksten die je hem meegeeft en de manier waarop je hem met deze teksten laat bidden. Staat de begeleide open voor de weg van het hart, kunnen zijn affectieve snaren geraakt worden bij het opkijken naar Jezus zoals Hij tevoorschijn komt in het lijdensverhaal, dan laat je hem dit verhaal rustig doorlezen. Dat is ook de manier waarop Ignatius tewerk gaat. Dit neemt niet weg, zo lijkt me toch, dat je ook enkele teksten kunt aanreiken die zullen helpen om de plaats en de betekenis welke de Derde Week heeft in de logische en dynamische opbouw van de Geestelijke Oefeningen, sterker op de retraitant te laten inwerken. Dit zul je met meer nadruk doen naarmate hij of zij het moeilijker heeft om zich over te geven aan de weg van het hart. Deze teksten moeten inderdaad op de eerste plaats zo gekozen worden dat zij inspelen op wat er innerlijk gebeurt, waar de retraitant innerlijk aan toe is, en hoe hij of zij, van daaruit, verder kan.

 Joh 13,36-38: Petrus beeldt zich in dat hij het aankan

Petrus vraagt aan Jezus: “Waarom kan ik U nu nog niet volgen? Ik ben bereid zelfs mijn leven voor U te geven!” Jezus antwoordt hem: “Je bent bereid je leven voor Mij te geven? Waarachtig, Ik verzeker je: wanneer de haan kraait, zul je Me driemaal verloochend hebben.” – De Tweede Week werd afgerond. Mijn keuze is gedaan. Alles is nu duidelijk. Daarmee riskeer ik te denken dat ik nu bij machte ben Jezus te volgen, desnoods tot het uiterste. Ik heb het zo duidelijk voor de geest dat ik blind ben voor wat er in werkelijkheid nog allemaal kan gebeuren. De volharding volgt inderdaad niet automatisch uit de beslissing. Ik moet die ontvangen. En daartoe moet ik nog heel wat aan mij laten gebeuren. Wat vooral moet gebeuren is misschien gewoon dit: Petrus moet zich de voeten nog laten wassen en datgene op zich laten inwerken waarvan de voetwassing het anticiperende symbool is. Hij moet met andere woorden eerst de liefde aanvaarden die hem aangeboden wordt en zich in die liefde laten opnemen, die liefde die tot het uiterste zal gaan. Die zal hem de kracht geven om de Heer te volgen, een kracht die hij onmogelijk uit zichzelf kan halen. “Waar Ik heen ga, kun je Mij nu nog niet volgen. Later zul je Me volgen.”

 Mc 10,35-45: Aan de zijde van de verheerlijkte Heer

Johannes en Jakobus hebben hun keuze gedaan. Zij hebben besloten Jezus te volgen. Een leven zonder Hem kunnen ze zich niet meer voorstellen. Zij verwachten dan ook dat Jezus het ten volle voor hen opneemt en hun een plaats belooft naast Hem, in zijn “heerlijkheid”. Vertaald vanuit de opbouw van de Geestelijke Oefeningen klinkt dat zowat als een willen overgaan van de Tweede naar de Vierde Week. Het antwoord van Jezus is duidelijk: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik drink en gedoopt worden met de doop waarmee Ik gedoopt word?” Met andere woorden, zij moeten eerst door de Derde Week, en dat niet alleen in gebed en contemplatie, maar in hun concrete leven.

 Lc 22,35-36: Nu moet je voor jezelf zorgen

Hij zei hun: “Toen Ik jullie eropuit stuurde zonder beurs, reistas en schoenen, zijn jullie toen iets tekort gekomen?” “Nee, niets”, antwoordden ze. Hij zei hun: “Maar nu moet je een beurs en een reistas meenemen als je die hebt, en als je geen zwaard hebt, moet je je jas verkopen en er een aanschaffen.” Deze tekst geeft en belangrijk verschil tussen de Tweede en de Derde Week aan. Gedurende de Tweede Week trokken wij naast Jezus op. Hij zorgde voor ons. De Derde Week daarentegen is de week van de verlatenheid. Er staat geschreven: “Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.” Voor de dood staat elke mens alleen. Alles moet Jezus loslaten. Daardoor komen ook de leerlingen (en de retraitant) alleen te staan. Elkeen moet nu voor zichzelf zorgen. Aldus nemen zij concreet deel aan de verlatenheid van hun Meester (cf. infra).

 Lc 9,51: Zich verharden

“Toen de tijd naderde dat Hij zou weggenomen worden, verhardde Jezus zijn gelaat en nam Hij de weg naar Jeruzalem.” Dit roept de derde zang op van de dienaar bij Jesaja (50,6-7):

“Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing. De Heer God staat me bij. Daarom kom ik niet bedrogen uit; daarom maak ik mijn gezicht hard als steen, omdat ik weet dat ik niet bedrogen zal worden.”

Om het lijden, waar we alleen voor staan, aan te kunnen, moeten wij ons “harden”, en ons ook hard opstellen. Wij kunnen niet langer zachtaardige, tegemoetkomende mensen blijven. Er verandert noodgedwongen iets in onze houding tegenover de anderen, iets dat naar buiten toe de uitdrukking wordt van onze verlatenheid en naar binnen toe de weerslag en de verwerking van het alleen vallen. Een sprekend voorbeeld van zo’n veranderde houding vinden wij in het boek Stilte van de Japanner Shusaku Endo (blz. 152-154). Om een priester ertoe te brengen zijn christelijk geloof af te zweren, gaan de Japanse autoriteiten met heel veel vriendelijkheid, tegemoetkoming, verstandhouding, gemoedelijke omgangsvormen tewerk. Zij hopen hem op die manier af te brengen van een al te principiële houding en de zaak op te lossen in een klimaat van wederzijds begrip en waardering. De priester voelt aan dat hij verloren is, als hij daarop ingaat. Daarom kiest hij er noodgedwongen voor zich hard op te stellen.

 De lijdensvoorspellingen

Matteüs, Marcus en Lucas laten elk Jezus driemaal zijn lijden voorspellen. Dit toont niet alleen aan hoeveel belang zij, als evangelisten, aan dat lijden hechten, maar voor zover deze herhaalde voorspellingen ook een objectieve grond hebben, geven zij aan hoe het voor Jezus zelf een noodzakelijkheid was dat komende lijden aan te kondigen, erover te spreken – evenzeer wellicht om het zelf te kunnen verwerken als om de leerlingen erop voor te bereiden. Jezus worstelt met zijn leven en met wat zijn levenskeuze tot gevolg heeft.

Ieder die echt leeft en consequent wil leven, worstelt met zijn leven. Een flink stuk van ons leven hebben wij in eigen handen, maar daarnaast is er een heel stuk dat ons ontglipt, en dat wij dan, zo goed en zo kwaad als het kan, worstelend, in handen proberen te krijgen. Ook anderen hebben ons leven in handen. Voor Jezus zijn dat diegenen die Hem ter dood zullen brengen. Wie mijn leven voor een stuk in handen hebben, dat zijn mijn verwanten, mijn partner, mijn gezin, mijn oversten, mijn werkgevers, en nog vele anderen. Daarnaast zijn er ook de omstandigheden: een kanker of een ander ongeluk, een partner die me in de steek laat… Zo gaat ons leven, haast vanzelf, een bepaalde richting uit, die afwijkt van de richting die wij het hadden willen geven, de richting van onze levenskeuze zoals wij die gedroomd hadden, zoals wij die gingen waarmaken. Voor Jezus was dat het Rijk van de Vader. Ons leven slaat, ondanks onszelf, een eigen richting in, en gaat zijn eigen gang.

De lijdensvoorspellingen zijn duidelijk de weergave van Jezus’ worsteling om daarmee in het reine te komen, om die afwijkende richting te aanvaarden. Hij moet die inbouwen, trachten in te passen in zijn levensweg. Hij moet van dat ongewilde, onvoorziene verhaal opnieuw zijn levensverhaal maken.

Nogmaals, voor ons loopt het leven niet anders. Ons kruis opnemen en ermee op weg gaan, onze kruisweg gaan, in het spoor van Jezus, kan dan ook niets anders zijn. Ook dat is onze Derde Week.

De innerlijke houding van de retraitant

Tot slot nog iets over de innerlijke houding die van de retraitant wordt verwacht. Ignatius wil hem of haar tot mede-lijden bewegen. We moeten ons echter hoeden, zo merkt ook Mendiboure op, voor elk vals of zelfbegoochelend medelijden. Blijft ons medelijden op het niveau van het gevoel hangen, dan heeft het weinig te betekenen, en heeft het ook geen enkele waarde. Echt medelijden drukt zich uit in daden. Dat maakt het verschil uit tussen de houding van Simon van Cyrene, zoals Sieger Köder die voorstelt (zie hierboven), en die van de “wenende vrouwen”.

De verschillende gevoelens die zich van ons meester kunnen maken ten overstaan van iemand die lijdt, brengen echter met zich mee dat die daden alle kanten uit kunnen gaan. Dikwijls zijn ze ook heel ambigu. Een gezond iemand voelt zich meestal slecht tegenover iemand die lijdt of naar de dood toe gaat. Maar ook iemand die zich in een gelijkaardige situatie bevindt, kan de confrontatie met het lijden van een ander moeilijk aan. Ze werpt hem al te zeer op hemzelf terug. Het gevolg is dat men óf te weinig óf te veel gaat doen. De leerlingen lieten Jezus allemaal in de steek en vluchtten weg. De priester en de leviet in de parabel van de barmhartige Samaritaan maken een omweg. Dit is misschien wel de meest spontane reactie: men vlucht voor het lijden. Dit heeft meestal meer met machteloosheid dan met hardvochtigheid te maken. Petrus daarentegen, die het oor van een van de mannen die Jezus komen aanhouden afhouwt, doet te veel, of doet, zoals dikwijls gebeurt, iets dat totaal naast de kwestie is. Het ensceneren van een aanwezigheid, zodat men zelf veilig aan de goede kant blijft staan, is daar soms ook een voorbeeld van.

Wat van de retraitant gevraagd wordt is gewoon “aanwezig te zijn” naast zijn Heer. Met Hem en zoals Hij in de verlatenheid gaan staan. Met Hem het volle gewicht van de werkelijkheid dragen. Een werkelijkheid of een waarheid die niet bestaat in de rechtlijnigheid van “Wat verkeerd was werd mij vergeven, ik heb nu de juiste keuze gemaakt, en die ga ik dan uitvoeren, en zo is alles in orde”, maar die er een is van vallen en opstaan, en weer vallen en weer opstaan. Een werkelijkheid waar je enkel mee kunt omgaan wanneer je ertoe komt je leven – met al wat het behelst, met dat vallen en dat opstaan, met die verlatenheid, dat gevoel van er alleen voor te staan, en met de schijnbare absurditeit van zoveel dat op je weg komt – dat alles, samen met de Heer Jezus, in Gods handen te leggen. Alleen op die manier heb je deel aan het mysterie van dood en leven, dat het mysterie van Christus is. Alleen dan kun je Hem volgen. Dat doe je echter niet zomaar onmiddellijk. Daar is innerlijke rijpheid voor nodig, en diepe overgave. Dat is dat “nu nog niet… later wel” van de voetwassing.

De kruik met kostbare balsem, die Maria in gratuite verlorenheid over de voeten van Jezus uitgiet, is zowel het symbool van de wijze waarop Jezus zijn kostbare leven wegschenkt (“Zij moest die balsem bewaren voor de dag van mijn begrafenis”, Joh 12,7) als van het verlangen van Maria om Hem met heel haar liefde op die weg nabij te zijn.

 

Bekijk alle cardoner articles

Deel