BOEK: Ignatius van Loyola, Geestelijk dagboek, vertaald en ingeleid door Mark Rotsaert

De titel van dit boek is – hoewel algemeen aanvaard – enigszins verwarrend. Een echt “dagboek” zoals dat van Anne Frank of van Julien Green is dit niet. Het is eerder een reeks persoonlijke, geestelijke notities betreffende een relatief korte periode (2 februari 1544 tot 27 februari 1545), van ongelijke lengte en soms zo persoonlijk dat het haast onmogelijk is om te begrijpen wat er bedoeld wordt. Ignatius heeft deze notities voor zichzelf gemaakt, en zeker niet om ze te publiceren, wat de lezer vanzelfsprekend in een wat indiscrete, voyeuristische positie plaatst. Men zou ze eerder kunnen vergelijken met Dag Hammarskjölds Merkstenen, of met het Mémorial van Blaise Pascal.

De titel van dit boek is – hoewel algemeen aanvaard – enigszins verwarrend. Een echt “dagboek” zoals dat van Anne Frank of van Julien Green is dit niet. Het is eerder een reeks persoonlijke, geestelijke notities betreffende een relatief korte periode (2 februari 1544 tot 27 februari 1545), van ongelijke lengte en soms zo persoonlijk dat het haast onmogelijk is om te begrijpen wat er bedoeld wordt. Ignatius heeft deze notities voor zichzelf gemaakt, en zeker niet om ze te publiceren, wat de lezer vanzelfsprekend in een wat indiscrete, voyeuristische positie plaatst. Men zou ze eerder kunnen vergelijken met Dag Hammarskjölds Merkstenen, of met het Mémorial van Blaise Pascal.

Meestal geeft men aan dat inzicht in de historische context nodig is om deze notities te kunnen verstaan. Immers, het betreft hier een periode waarin Ignatius’ gezag ernstig op de proef gesteld zou worden. In 1540 was de jezuïetenorde goedgekeurd en het jaar nadien (op 22 april) legden de eerste jezuïeten hun plechtige geloften af, met Ignatius als overste. Een paar maanden later besloten de eerste gezellen samen – op weloverwogen advies nota bene van Ignatius en van Jean Codure, ook een van de eerste tien – dat de sacristieën van de huizen inkomsten mochten hebben. In de periode van het Geestelijk dagboek meende Ignatius dat hij op dat gezamenlijk genomen besluit moest terugkomen en voor een grotere vorm van armoede moest kiezen. Deze – potentieel conflictueuze – context, zo zegt men meestal, zou goed kunnen verklaren waarom het beeld dat we van Ignatius in deze bladzijden krijgen, er een is van een man die aan sterke psychologische spanningen onderhevig is en hevige wisselingen van geestelijke emoties ervaart.

Toch is er misschien veel meer aan de hand. We weten dat Ignatius enkele jaren voordien (in 1537) een visionaire ervaring had gehad, nabij de kapel van La Storta, waarin het hem duidelijk werd gemaakt dat de Vader hem bij zijn Zoon plaatste (cf. Verhaal van de pelgrim, 96). Meestal laat men in de commentaren de theologische betekenis hiervan wat vaag, maar in de lijn van de geestelijke traditie is deze uitdrukking heel duidelijk. Het betekent niets minder dan dat Ignatius ervaart opgenomen te zijn in het leven van de Triniteit, evenzeer als Christus zelf dat is, dat hij een “zoon in de Zoon” is, op hetzelfde “niveau” als Christus. In het zestiende-eeuwse mens- en godsbeeld is dat ondenkbaar (en vandaag misschien nog veel meer), maar in de oudere geestelijke literatuur vinden we die idee wel terug. Willem van Saint-Thierry, Hadewijch en Jan van Ruusbroec bijvoorbeeld zijn hiervan volledig overtuigd. Zich opgenomen weten in het goddelijke leven van Christus betekent beminnen en bemind worden zoals Christus, even radicaal en totaal. En dat houdt in: een radicale, totale overgave aan de Vader, in de woorden van Ruusbroec: “zijn leven funderen op een grondeloze afgrond”. De radicale armoedebeleving, zoals die bij vele grote religieuze figuren uit de christelijke geschiedenis verschijnt, heeft weinig te maken met een ascetische weg, een voorwaarde om God te vinden, en veel meer met een totale zelfgave als liefdesantwoord zodat “alles in minne verzwolgen wordt” (Hadewijch). Welnu, dit gaat helemaal in tegen de mensvisie van de nieuwe cultuur die precies in de zestiende eeuw groeit, namelijk die van het autonome ik dat zelfstandig de eigen vervolmaking opbouwt. De geestelijke “dagboek”-notities van Ignatius tonen het intense innerlijke conflict van Ignatius op dit punt. We zien een man die zich fundamenteel aangetrokken weet door een leven dat geen ander fundament heeft dan die “grondeloze afgrond” van de trinitaire minne, maar die worstelt met het zelfverlies dat zulk een leven inhoudt. De psychologische en emotionele aspecten (de “tranen”) zijn slechts oppervlakkige reflecties van een tweestrijd op een veel wezenlijker niveau.

Mark Rotsaert heeft een nieuwe Nederlandse vertaling van deze notities gemaakt op basis van de Spaanse tekst in de Obras de San Ignacio de Loyola (Biblioteca de autores cristianos, Madrid, 1997). Zijn inleiding bespreekt kort de historische context, het eigen (mystieke) karakter van deze notities, alsook de plaats van de eucharistie en van de onderscheiding betreffende de armoede in dit “dagboek”. De uitgeverij Averbode heeft deze nieuwe vertaling opgenomen in de reeks Bronnen van spiritualiteit, waarin al veel boeiende teksten in Nederlandse vertaling opgenomen zijn, zoals de Commentaar op het Hooglied van Willem van Saint-Thierry (vertaald door Paul Verdeyen), het Autobiografisch relaas van 1654 van Marie de l’Incarnation (vertaald door Jos Alaerts) en de Overgave aan de goddelijke voorzienigheid, eertijds toegeschreven aan Jean-Pierre de Caussade (vertaald door Jos Alaerts en Frans Kaesemans) – om maar enkele heel uiteenlopende titels te noemen. Deze geestelijke notities van Ignatius zijn evident geen literair meesterwerk, zoals de voornoemde titels, maar ze zijn een wel degelijk een “brontekst” uit de geestelijke traditie.

 

Rob Faesen S.J.

Ignatius, Geestelijk dagboek, ed. Mark Rotsaert S.J.,

(Bronnen van spiritualiteit), Averbode, 2013, 140 blz.

Bekijk alle cardoner articles

Deel