Geestelijke Oefeningen met bibliodrama

Geestelijke Oefeningen met bibliodrama

door Hildegard Aepli -  Bibliodrama kan de Geestelijke Oefeningen verrijken met een methode die de heilzame, bevrijdende dimensie van de Schrift hier en nu ervaarbaar maakt. Het Bijbelse goede nieuws wordt tot een diepbeleefde ervaring die de hele mens, zijn denken, zijn voelen en zijn handelen kan veranderen. Een uitstekende methode om hoofd en hart bij mekaar te brengen. De auteur brengt het bibliodrama in verband met wat Ignatius de “toepassing van de zintuigen” noemt. Hildegard Aepli is theologe en begeleidster van de Geestelijke Oefeningen en woont in Fribourg, Zwitserland.

door Hildegard Aepli –

 Bibliodrama kan de Geestelijke Oefeningen verrijken met een methode die de heilzame, bevrijdende dimensie van de Schrift hier en nu ervaarbaar maakt. Het Bijbelse goede nieuws wordt tot een diepbeleefde ervaring die de hele mens, zijn denken, zijn voelen en zijn handelen kan veranderen. Een uitstekende methode om hoofd en hart bij mekaar te brengen. De auteur brengt het bibliodrama in verband met wat Ignatius de “toepassing van de zintuigen” noemt. Hildegard Aepli is theologe en begeleidster van de Geestelijke Oefeningen en woont in Fribourg, Zwitserland.

Veel methodische stappen die Ignatius in zijn Geestelijke Oefeningen opneemt met de bedoeling mensen te helpen om tot harmonie met zichzelf en met God te komen, zijn tijdloos en geniaal. Daartoe behoort zijn vaak terugkerende opmerking over de manier waarop men een gebeurtenis uit Jezus’ leven moet benaderen. Dit is een zaak van alle zintuigen. Men moet zich eerst de plaats van het gebeuren voorstellen (GO 47), dan kijken, luisteren en beschouwen wie wat doet (GO 114-116). De Bijbeltekst moet zich voor het zoekende hart ontsluiten, aanspreken, een levende verbinding leggen tussen de toenmalige en de huidige levens- en geloofservaring. Ignatius ontwikkelt op die manier een vorm van Bijbeldrama als wezensbestanddeel van zijn Exercitia. Zoals het bibliodrama hier beschreven wordt, beoogt het fundamenteel hetzelfde. Het is een instrument om de actualiteit van de Bijbelse boodschap te ontsluiten en het verrijkt de werkwijze van Ignatius door ook de ervaring van de omgeving waarin zich de groep bevindt en de ruimtelijke dimensie van de interactie erbij te betrekken.

1. Wat is bibliodrama?

Eer het samenspel van Geestelijke Oefeningen en bibliodrama ter sprake kan komen, moet eerst het model van Nicolaas Derksen en Herman Andriessen voorgesteld worden. Die hebben een vorm van Bijbelactiviteit uitgewerkt die met ervaring te maken heeft en mensen moet ondersteunen bij hun poging om een persoonlijk en gemeenschappelijk geloofsbewustzijn te ontwikkelen: het bibliodrama. De voorstelling ervan wordt in het volgende verduidelijkt met behulp van ervaringsberichten van twee deelnemers: Barbara en Peter.

Het bibliodrama houdt drie stappen in, die verder voeren dan een delen van de Bijbel of een Bijbelgesprek. Het doel ervan is de heilzame, bevrijdende dimensie van de Schrift hier en nu ervaarbaar te maken. Die drie stappen zijn het middel om het theoretische weten over het Bijbelse goede nieuws van Gods liefde voor elke mens te verrijken met een diepbeleefde ervaring die de hele mens, zijn denken, zijn voelen en zijn handelen kan veranderen. De Bijbelse boodschap kan op die manier tot een bevrijdend en genezend verhaal worden, een persoonlijke heilsgeschiedenis.

Die drie stappen, die nu uitvoerig beschreven worden, vormen een onderdeel van een geheel dat uit tien stappen bestaat.

1. Eerst wordt de tekst voorgelezen.

2. In aansluiting aan het gehoorde worden personen, plaatsen, voorwerpen, formuleringen die in het verhaal een rol spelen, bijeengebracht en op een bord genoteerd.

3. Daarop volgt een gesprek waarin alles wat de deelnemers aan het verhaal beweegt aan bod komt: vragen die het verstaan van de tekst betreffen, exegetische toelichtingen, associaties met eigen ervaringen of gebeurtenissen in het heden, gevoelsreacties. Het is de taak van de leiding ervoor te zorgen dat de tekst niet stukgepraat wordt. Het gaat in het Bijbelgesprek niet om eenvormige, bindende perspectieven of om verklaringen, maar om elks persoonlijke verhouding tot de tekst.
Peter: In het begin van het drama staat de confrontatie met de Bijbeltekst. Ze verloopt op een ontspannen manier. De tekst wordt niet academisch ontleed en ook niet in naïeve vroomheid beaamd. De opsomming van personen, plaatsen, voorwerpen, begrippen brengt de tekst nabij. In de uitwisselingsronde mogen allen binnenbrengen wat hen met de tekst verbindt, het mag emotioneel of intellectueel gekleurd zijn, alles is welkom. Belangrijk is dat men niet discussieert, maar zich aan elkaar meedeelt. Want zoals Ignatius zegt, is het niet het vele weten dat de ziel verzadigt, maar de dingen innerlijk smaken (vgl. GO 2).

4. Na het gesprek wordt de tekst nog eens voorgelezen. De deelnemers proberen aan te voelen welke rol hen meer speciaal aantrekt.

5. Na dit tweede, meer persoonlijke toehoren wordt het lokaal ingedeeld overeenkomstig de belangrijkste handelingsplaatsen. De deelnemers worden aangezet al die plaatsen te bezoeken en zich bewust te worden waar ze zich graag willen posteren.

6. Dan volgt de rollenronde, een gesprek waarin de begeleid(st)er elkeen vraagt wie hij/zij wil voorstellen en waar hij/zij ruimtelijk en innerlijk staat. Het moet alle spelers duidelijk worden met wie ze in het spel te doen hebben en vanuit welk perspectief ieder de tekst bekijkt.

7. Het spel komt in gang enerzijds doordat er impulsen van de deelnemers uitgaan, anderzijds doordat de begeleiding hen afzonderlijk aanspreekt. De deelnemers reageren op elkaar overeenkomstig de door elk gekozen rol, veranderen hun lichaamshouding, verplaatsen zich naar een andere plek, twisten met elkaar, komen elkaar meer nabij of blijven op afstand. Dat alles doen ze met woorden of ook erzonder. De begeleiding heeft als taak dat geheel van tekst, individuen en groep zo te structureren dat het resultaat geloofsverdieping is.

8. Na het spel volgt een pauze, waarin de deelnemers de mogelijkeid hebben reflecterend van hun rol los te komen.

9. Het aansluitende gesprek wordt bepaald door de vragen wie iets beleefd heeft en wat, en wat dat voor zijn geloof betekent. Allen krijgen de kans dat aan elkaar mee te delen, maar ook om uit te spreken wat in het spel niet tot uitdrukking kon komen.

10. Tot slot wordt de tekst nogmaals voorgelezen.

 De tekst wordt in de vergaderruimte gelokaliseerd

In wat volgt worden nu de drie stappen die voor het bibliodrama specifiek zijn, nader toegelicht. Na de stappen 1 t.e.m. 4, die een eerste toegang tot de Bijbeltekst betekenen, wordt het verhaal in de vergaderruime gelokaliseerd, d.i. die ruimte wordt ingedeeld met als leidraad de belangrijkste handelingsplaatsen. De deelnemers kiezen niet direct een rol en de eraan beantwoordende plaats, maar gaan meditatief de hele ruimte door om aan te voelen waar ze het liefst zouden staan. Bij elke handelingsplaats stellen ze zich de vraag: Wat trekt me het meest aan? Welk gebeuren, welke persoon interesseert mij? Wat zou ik willen uitproberen? De tekst dringt van de oorspronkelijk veeleer intellectuele confrontatie door tot het niveau van de empathisch gevoelde bewustwording. Peter: Welk woord, welke persoon, welk voorwerp trekt me aan? Deze vraag wordt intuïtief beantwoord, wanneer ik op de handelingsplaatsen van het spel kom.

Doordat de ruimte de handelingsplaats van een Bijbels gebeuren wordt, opent zich een nieuwe toegang: het verhaal kan ik nu afwandelen, zijn verloop wordt ruimtelijk en tijdelijk zichtbaar, de gevoelsinhouden van de verschillende handelingsplaatsen worden lichamelijk ervaarbaar. Zo bv. ziet Jona dat de duisternis in de buik van de walvis niet de uiteindelijke plaats is, maar dat er een strand is waar de walvis hem aan land zet.

Door die ruimtelijke voorstelling komt het Bijbelverhaal de deelnemers meer nabij. Dit effect wordt nog sterker, wanneer allen hun plaats innemen. Plots sta ik met mijn hele persoon midden in het gebeuren. Het verhaal werkt door de uitstraling van de verschillende handelingsplaatsen op het innerlijk. De dialoog tussen mens en Schrift is op gang gekomen. Door dit simpele element glijden de aanwezigen als het ware onder de oppervlakte van het verhaal en vinden ze zich van het ene ogenblik naar het andere met al hun zintuigen aangesproken en opgeëist terug.

De indeling van de vergaderruimte opent een religieuze ervaringshorizon waarin de spanningspolen van het verhaal zichtbaar worden. Ze biedt alle spelers de vrije keuze van een handelingsplaats, maakt de ontmoeting met hun eigen geloof mogelijk en moedigt hen aan om zich in beweging te zetten en zich te ontwikkelen.

 Men kiest een rol

De vraag op welke plaats ik me graag zou opstellen voert tot identificatie met een bepaalde persoon of situatie, bv. met Jona, wanneer hij weigert naar Nineve te gaan. In de aansluitende ronde waarin allen gevraagd wordt welke rol ze gekozen hebben en welke plaats ze willen innemen, wordt de verbinding van de Bijbeltekst met het eigen actuele leven duidelijk. Ik kruip in de huid van een Bijbels iemand en beleef zijn geschiedenis. Tegelijk word ik mij mijn eigen gevoelens en reacties bewust.

Het rollengesprek tussen de begeleid(st)er en alle deelnemers beoogt de uitklaring van de eigen situatie aan de hand van de rol die men gekozen heeft. Van de begeleid(st)er vergt dat een hoge graad van invoelingsvermogen om de juiste verhouding tussen afstand en nabijheid te vinden. De wezenlijke vragen luiden: Wie ben je? Welke gevoelens bewegen je? Op welke handelingsplaats sta je? Welke persoonlijke vragen heb je? Die vragen helpen om vóór het begin van het spel meer vertrouwd te worden met de gekozen rol en voor zichzelf en voor de anderen klaarheid te scheppen. Zo is het voor allen belangrijk te vernemen of ik een Jona ben die het prettig vindt in de schaduw van een ricinusstruik af te kunnen wachten wat met Nineve geschiedt, of een Jona die woedend onder de struik zit en God zijn ergernis laat horen dat de plant verdort.

Het op zich nemen van een rol is “tegelijk bescherming en uitdaging. Het kan zijn dat de identificatie met een Bijbelse figuur hetzelfde effect heeft als het lopen in te grote schoenen. Een moment lang kan ik op proef beleven waarnaar mijn verlangen me trekt. Bijbelse figuren lokken en wekken wat bewust of voorbewust in mij leeft. Zo werkt mijn keuze van een rol vaak als het terugvinden van iets dat ik verloren had” (C. Mennen).

Het kan gebeuren dat sommige rollen twee of zelfs meer keren bezet zijn, terwijl zich voor andere rollen niemand aanbiedt. Deze op het eerste gezicht onevenwichtige rollenbezetting heeft echter geen negatieve gevolgen voor het spel. De tekst als geheel is dan toch present, de leemtes hebben hun eigen taak en betekenis. Het kleine interview, dat een uitdaging is tot het eerste spreken in de gekozen rol, is van grote betekenis. Vaak zijn de spelers verrast als ze zichzelf horen spreken, hoewel ze voor zich mentaal zinnen voorbereid hadden. Het gesproken woord heeft een andere kracht, omdat ook de anderen het horen.

 Het verhaal wordt gespeeld

In het spel reageren de deelnemers elk vanuit hun eigen rol op de anderen. Ze bewegen zich in de ruimte, veranderen van houding, antwoorden op een innerlijke impuls of op een impuls van medespelers. Het spel laat het verhaal actueel worden. Het vult met behulp van spontane handelingen en woorden het “geraamte” van het verhaal met leven. Zo kunnen we Jona nu zien en horen, hoe hij zich onder de verdroogde ricinusstruik de dood wenst, omdat hij het niet langer ziet zitten. Hij drukt zijn hele nood uit met behulp van woorden, van gebaren en van zijn houding.

De leid(st)er heeft als taak de samenhang van tekst, individuele reacties en groepsreacties in de hand te houden. Daarbij kan hij/zij door vraagjes enerzijds passieve deelnemers aanzetten ook zelf hun bijdrage te leveren, en anderzijds de wat al te actieve leden wat afremmen en tot nadenken brengen.

Peter: Op welke manier ik de eerste stap in het spel zet, wat mij belangrijk lijkt, wat mij op dat moment tegen de achtergrond van mijn levens- en geloofsgeschiedenis aanspreekt, draagt helemaal mijn stempel en wordt door mij medebepaald. Wat zich daaruit in de loop van de vrije interactie van het spel ontwikkelt, wordt beïnvloed door het spel met de anderen en door de discrete regieaanwijzingen; niet de acteurs, maar de spelleid(st)er bepaalt wanneer het spel uit is. Zoals dat in het “echte” leven gebeurt.

Barbara: Ik heb de mogelijkheid rollen of situaties uit te proberen, juist omdat het een spel is. De keuze van een rol heeft altijd iets met mij te maken, bv. met mijn stemming, met de moeilijkheden waarmee ik op dat moment zit, met vragen die ik in mij draag of met mijn nieuwsgierigheid iets nieuws uit te proberen. In het spel bepaal ik wat ik zeg of niet zeg. Ik bepaal of ik bepaalde stappen wil zetten of niet. Ik laat mij leiden door innerlijke impulsen.

Het einde van het spel wordt bepaald door de spelleiding. Men eindigt meestal omdat de geplande tijdspanne dat eist, zelden omdat het spel de mogelijkheden van het verhaal uitgeput heeft.

Uit de beschreven drie stappen, die het eigenlijke bibliodrama uitmaken, wordt duidelijk dat de leiding ervan hoge pastorale vaardigheden vergt. Men moet gevoel hebben voor het individu zowel als voor de groep en zijn dynamiek. Dat vraagt om een degelijke vorming.

2. Het bibliodrama in de Geestelijke Oefeningen

Bij geestelijke oefeningen met bibliodramatische onderdelen heeft zich geleidelijk het volgende dagordemodel ontwikkeld. De ochtend wordt gereserveerd voor het bibliodrama, de namiddag voor het gebed en de individuele gesprekken, en de avond voor het danken in de eucharistieviering. Het is gunstig gebleken de namiddag met een gemeenschappelijke meditatie-eenheid te beginnen en af te sluiten. Vooral onervaren deelnemers vinden baat bij het gemeenschappelijke meditatieve gebed. Dat de groep er in een kring zit, maakt het makkelijker de kracht van het stil gebed en de steun van een gemeenschap te ervaren. De groepsmeditatie geeft de namiddag structuur en is dienstig om de ervaringen van het bibliodrama in het persoonlijke gebed binnen te brengen. De betekenis van het samen mediteren kan van deelnemer tot deelnemer verschillen. Het gesprek met de begeleid(st)er maakt hier een aanpassing van de individuele behoeften aan die van de groep mogelijk.

 7.00-7.40          ochtendgymnastiek
7.45-8.00            morgengebed
8.00                       ontbijt
9.00-ca. 11.00   bibliodrama
11.00-12.00       persoonlijke tijd
12.00                     middageten
14.30-15.00       gemeenschappelijke meditatie
15.00-18.00       persoonlijke tijd en individuele gesprekken (20-30 minuten)
18.00-18.30       gemeenschappelijke meditatie
18.30                     avondeten
20.00                    eucharistieviering

 Het bibliodrama kan men ook in korte retraites (één tot drie dagen) aanwenden en in retraites van vijf dagen. De mogelijkheid om het bibliodrama verschillende dagen na elkaar te gebruiken biedt de kans zich elke dag nieuw te ervaren en zich door de werkwijze van anderen te laten aansporen en inspireren. In het begin kiest men wel eens graag rollen die in het verhaal niet centraal staan. Meestal gaat het dan om statische of zwijgende rollen, zoals in het Jonaverhaal die van de ricinusstruik of van de worm die aan de struik knaagt.

 Bijbeloverweging

Een bibliodramatische eenheid vervangt een persoonlijke Bijbelmeditatie zoals de ignatiaanse Exercitia ze voorstellen. De deelnemers krijgen geen andere Bijbelplaats als meditatiestof. De nawerking van het bibliodrama kan ver over de tijd van de Geestelijke Oefeningen uitdijen. De deelnemers hebben als taak in de gemeenschappelijke meditatie, maar ook tijdens het persoonlijke gebed, ruimte te geven aan het naklinken van het spel, erbij te verwijlen, het te smaken.

Aan het verwijlen bij deze voor een deel intense ervaringen beantwoordt in de Geestelijke Oefeningen de “toepassing van de zintuigen” (GO 121-125). De reeds beschouwde stof nog eens te beschouwen om vooral de “vijf zintuigen van het innerlijke aanschouwingsvermogen” te oefenen, acht Ignatius heel geschikt om nog meer nut uit de tekst te halen. Als een bijzondere vorm van herhaling concentreert de “toepassing van de vijf zintuigen” de geestelijke blik op details en bewerkt daardoor een veelvoudige vertrouwdheid met de Bijbelse stof.

Belangrijk is het daarbij zich niet te laten afleiden door medespelers, wier woorden of spel eveneens een nawerking kunnen hebben, maar te letten op wat in het eigen innerlijk bewogen werd. De vraag waarom juist dit of dat gezegd of niet gezegd werd of waarom iemand op een andere manier  handelde dan ik me voorgesteld had, is vaak een hinderpaal om de eigen ervaringen te peilen.

Peter: Het bibliodrama vervangt in de opbouw van de Geestelijke Oeeningen de klassieke individuele Bijbelmeditatie. Voor mij is het toch wezenlijk meer geworden dan alleen maar een meer of minder geschikt spiritueel vehikel. Het verzinnebeeldt het drama van het mensenleven. Ja, het komt op mijn spel aan. Maar de wezenlijke dingen gelukken maar in een karakteristiek evenwicht van intuïtie en bereflecteerd handelen. Een rol spelen die niet de mijne is voldoet niet of mislukt zelfs. Wie zijn leven wil winnen, zal het verliezen. Genade en persoonlijk initiatief: in het spel wordt ervaarbaar hoe deze twee thema’s bij elkaar horen.

Het bibliodrama is het enige onderdeel van de Geestelijke Oefeningen waarbij het stilzwijgen verbroken wordt. De communicatie die daarbij nodig is, is van structurele aard en wordt geleid. Een reflectiegesprek heeft nooit plaats tussen twee deelnemers; al het spreken gebeurt in groep en valt onder de bevoegdheid van de leiding. Dat spreken is in wezen communicatie over het eigen geloof aan de hand van een Bijbeltekst en met inachtneming van eigen ervaringen. Daarbuiten heerst gedurende de Oefeningen voortdurend stilzwijgen.

Waarnemen en inzien

 De zin van Marie von Ebner-Eschenbach: “Niet wat we beleven, maar hoe we het aanvoelen, maakt onze lotsbestemming uit” weerspiegelt treffend waar het bij geestelijke oefeningen om gaat, namelijk om meer één te worden als totale persoon. Mensen lijden vandaag vaak onder hun rationaliteit en vooral onder hun behoefte om prikkels en impulsen te zuigen uit steeds nieuwe belevenissen. De waarneming en de relatie tot hun eigen innerlijk komen daarbij niet aan hun trekken.

Een bibliodrama maakt het mogelijk in relatief korte tijd heel concrete ervaringen op te doen met betrekking tot zichzelf in verband met een Bijbels gebeuren en met wat anderen door hun handelingen losslaan. De vraag in het groepsgesprek na het spel of in het individuele gesprek wat iemand beleefd heeft, wat zijn gevoelens zijn, spreekt een diepere laag aan. De aandacht wordt op de eigen waarneming gericht en op de poging daarvoor de juiste woorden te vinden. Het uitspreken leidt ertoe dat men aan wat men waargenomen heeft meer vertrouwen schenkt, ja het beter inziet, het meer aanneemt. Het bibliodrama is een uitstekende methode om de verbinding tussen hoofd en hart in te oefenen en vanuit deze meer omvattende kijk toegang te krijgen tot Bijbelse figuren en hun uitspraken. Dat heeft op zijn beurt weer invloed op het eigen mens-zijn, op de vragen die de speler vergezellen, op het verlangen naar vervullend leven.

Barbara: Het bibliodrama is bij mij ingeslagen als een bliksem. Voor mij was en is dat de methode om tot mezelf te komen, mezelf te leren kennen, mij mijn behoeften bewust te worden en ze als echt te beschouwen, ze au sérieux te nemen. Dat wat toevallig in mij is, mág er zijn, is goed zoals het is. Bijbelteksten die ik in het bibliodrama gespeeld heb, zijn voor mij levend geworden. Het spel heeft ertoe bijgedragen dat ik die teksten versta.

 Zich laten zien en zich beschutten

Tijdens het bibliodrama laten de afzonderlijke medespelers iets van hun persoonlijkheid zien, ze laten de anderen aandeel daaraan hebben. Dat gebeurt in een beschut kader, waartoe allen vanuit eigen verantwoordelijkheid bijdragen. Die beschutting is de vrucht van de vorm van de communicatie; er wordt niet gediscussieerd, het gaat niet om een uitwisseling van meningen, om meer of beter weten, maar om persoonlijke getuigenissen, om het eigen aanvoelen en waarnemen. In het bibliodrama bieden de rollen beschutting. Het spel in de huid van een vreemde – alsof ik Maria van Magdala of Petrus of Elia was – maakt het mogelijk de eigen intimiteit af te schermen. De rol wordt het vehikel voor het eigene. Elke rol wordt enerzijds persoonlijk ingevuld, maar anderzijds begrensd door de richtlijnen van het gespeelde Bijbelfragment. Tenslotte biedt ook het stilzwijgen dat men voor de duur van de retraite afgesproken heeft, beschutting. Iedere deelnemer wordt verwezen naar zichzelf en zijn eigen innerlijke bewegingen. Het stilzwijgen als uiterlijk kader zal daarbij helpen.

Getuige zijn

Tijdens het bibliodrama zijn alle deelnemers actief bij het spel betrokken, hetzij als leider van dat deel van de Oefeningen, hetzij als medespeler. Allen worden ze getuige van wat zich in  het verloop van het spel afspeelt. De individuele gesprekken, die iedere dag aangeboden worden, geven iedere deelnemer de kans op het bibliodrama terug te blikken, zijn eigen ervaringen op te roepen en ze te benoemen.

Peter: Na het spel gaat het verder zoals in gewone ignatiaanse Oefeningen. Ik mag mijn ervaringen in gebed en woordeloze meditatie voor God brengen, ze in individueel gesprek bewust maken.

Vaak is het zo dat pas deze vorm van getuige zijn, die in het gesprek onder vier ogen vorm krijgt, op de eigen ervaring greep geeft. Een gesprekspartner die gezien heeft welke kracht een woord of handeling heeft, kan door zijn bevestiging een inzicht dat aanvankelijk slechts vaag bleef versterken. Het begeleidingsgesprek kan de belangrijkheid van iets dat bij een eerste reflectie als weinig betekenisvol verscheen, blootleggen en bekrachtigen.

 

Barbara: In het aansluitende stilzwijgen overdag kan dat wat in het bibliodrama was gaan werken of leven, verder gedragen worden. Bij een wandeling, bij  het bidden, bij het begeleidingsgesprek, werkt wat men gespeeld en beleefd heeft na en kan het een betekenis voor mijn leven krijgen. Een zaadje is gaan kiemen, een klein plantje is begonnen te groeien: het geloof in God en in Jezus. Het begin van een nieuwe relatie, die in het begin nog gevoelig en kwetsbaar was.

 Sociale dimensie van het bibliodrama

 Het bibliodrama brengt in de Exercitia iets nieuws binnen – een “meer”, zoals Ignatius het noemt (GO 23). De Geestelijke Oefeningen moeten de mens tot meer vreugde om zichzelf, tot een diepere relatie met God en Jezus en tot een groter besef van zijn verantwoordelijkheid voor zijn medemensen en voor de wereld brengen. Het echte méér van de Exercitia met Bijbeldramatische oefeningen is de sociale dimensie, mogelijk gemaakt door de mededeling van veelvormige ervaringen in een gemeenschap van gelovigen. Elkeen is daarbij belangrijk, iedereen doet nieuwe ervaringen op met zichzelf en met anderen, iedereen kan van de anderen leren. Ik hoor een woord dat niet tot mij gericht hoeft te zijn maar mij treft. Ik beleef een gemeenschap van mensen die in hun leven en in hun geloof op zoek zijn. Er vindt een waarneembaar geven en krijgen plaats. Ik leer zonder kramp en spontaan met God, Jezus of grote Bijbelse gestalten te spreken. Dat alles gebeurt niet alleen in een stille meditatie, maar in de gemeenschap van de deelnemers.

 

Barbara: Ik krijg de kans situaties te observeren zonder daarin een rol te moeten spelen. Ik mag toekijken hoe iemand reageert, en als  ik wil, kan ik daaruit inspiratie voor mijn leven puren. Het uitproberen van situaties in een beschutte ruimte, bv. hoe men angst kan trotseren, heeft mij geholpen om in mijn dagelijks leven ook mijn eigen angsten te trotseren en die daardoor van hun grootte en hun macht te ontdoen.

Een bibliodrama maakt de samenhang van leven en geloof zichtbaar, wanneer beelden of zinnen van het spel naklinken en het gedrag in het leven van elke dag oriënteren. De verbondenheid met de anderen, die nodig waren en zijn om de eigen ontwikkeling te bevorderen, het aangewezen zijn op impulsen, aanmoediging en feedback wekken vertrouwen en zijn een motivering om de eigen verantwoordelijkheid au sérieux te nemen.

Barbara: Het geloof in God en in Jezus is voor mij een krachtbron en levensbron geworden. Uit die bron put ik om in staat te zijn alle situaties in mijn leven, de mooie en de moeilijke, uit te houden, aan te nemen en te beleven.

Peter: De ervaring van het spel heeft me geholpen om te vertrouwen dat de Oefeningen niet wegsijpelen of alleen maar het weer opladen betekenen van de batterijen in een levensloop die voor de rest blijft zoals die was. Ze roepen mij op om mij na de retraite bewust op te stellen en verder te spelen.

 Moed tot persoonlijke inoefening

 

Het woord “bibliodrama” schrikt velen af. “Drama” kan onprettige associaties wekken of de voorstelling dat men toneeltalent moet hebben. De methode houdt daadwerkelijk wel een uitdaging in, namelijk om zichzelf naar eigen vermogen in het spel te brengen, iets van zichzelf te laten zien (zij het in het kleed van een rol), met anderen in interactie te treden. Meestal komen mensen naar Geestelijke Oefeningen om in zich te keren en niet om zich bloot te geven. Maar wie de moed opbrengt om op die uitdaging in te gaan, kan in de gemeenschappelijke en persoonlijke geloofservaring nieuwe dingen ontdekken. Bijbelteksten die men eens gespeeld heeft, blijven in de herinnering leven, ze worden een voorraad van Bijbelse kracht en wijsheid. Bepaalde uitspraken die zich in samenhang met de gespeelde scène ingeprent hebben, laten hun oriënterende invloed nog lang na de retraite gelden. De bibliodramatische omzetting van een tekst kan in het leven van elke dag in herinnering geroepen worden en de hoop versterken dat een volgende stap mogelijk wordt. In elk bibliodrama vindt de tegenwoordigheid van Jezus Christus of van God haar plaats. Het gesprek met de Heer aan het eind van iedere oefening, waartoe Ignatius in de Geestelijke Oefeningen aanspoort, geschiedt in het bibliodrama heel vanzelf, als spelers met Jezus converseren, als ze voor God neerknielen en beginnen te bidden. Leven en geloof ontmoeten elkaar daar spelenderwijs, zonder kramp, serieus, en soms ook komisch.

Geestelijke Oefeningen met bibliodramatische eenheden openen de mogelijkheid om voor eigen geloofservaringen woorden te vinden, ze uit te spreken, ze te laten naklinken. Tegelijk bieden ze de kans dit bewust gemeenschappelijk te doen, met anderen en voor anderen, en op die wijze getuigen te zijn van de Geest die de gedoopten geschonken is. “Want waar twee of drie in mijn Naam verzameld zijn, daar ben ik midden onder hen” (Mt 18,20).

uit: Geist und Leben, 2009/4

vertaling: Roger Lenaers S.J.

Bekijk alle cardoner articles

Deel